ECLI:NL:RBROT:2021:8181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
8709092
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van VvE-bijdragen en wettelijke rente

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] c.s. wegens een achterstand in de betaling van VvE-bijdragen. De VvE heeft bij dagvaarding gevorderd dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.014,12, bestaande uit achterstallige bijdragen, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden hebben de vordering betwist, maar hebben uiteindelijk het gevorderde bedrag voldaan, met uitzondering van de proceskosten en enkele toekomstige bijdragen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] c.s. een achterstand hadden in de betaling van de VvE-bijdragen tot en met maart 2020 en dat zij ook de wettelijke rente over deze achterstand verschuldigd zijn. De VvE heeft haar vordering bij conclusie van repliek vermeerderd met de VvE-bijdragen over de maanden april 2020 tot en met april 2021. De gedaagden hebben niet meer gereageerd op deze vermeerdering, waardoor de vordering van de VvE als niet betwist wordt beschouwd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE recht heeft op betaling van de achterstallige bijdragen, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de VvE-bijdrage van april 2021 en de wettelijke rente over de achterstand. Daarnaast zijn zij veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die zijn vastgesteld op € 1.043,55. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8709092 \ CV EXPL 20-28656
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging van Eigenaars [naam VVE] te Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] te [plaats] ,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagden] ( [land] ),
gedaagden,
gemachtigde: ROAM Advies te Lisse.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “de VvE” en “ [gedaagde 1] c.s.”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 17 maart 2020, met producties;
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde 1] c.s., ingediend op de rolzitting van 10 maart 2021, met één productie;
  • de conclusie van repliek, met producties;
1.2.
[gedaagde 1] c.s. hebben, hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
[gedaagde 1] c.s. zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van het appartement aan de [adres] te Rotterdam en zijn als zodanig van rechtswege lid van de VvE.
2.2.
[gedaagde 1] c.s. hebben een achterstand laten ontstaan in de betaling van de maandelijks verschuldigde VvE-bijdragen en eventuele ter vergadering van de VvE vastgestelde extra bijdragen.
2.3.
De gemachtigde van de VvE heeft [gedaagde 1] c.s. bij brief van 16 januari 2020 aangemaand om binnen een termijn van veertien dagen nadat de brief bij [gedaagde 1] c.s. is bezorgd, een totaalbedrag van € 2.435,98 aan de VvE te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met de rente en een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van
€ 442,13 inclusief btw.

3..De vordering

3.1.
De VvE heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan de VvE te betalen een totaalbedrag van € 3.014,12, bestaande uit een bedrag van € 2.566,44 aan achterstand in de VvE-bijdrage, berekend tot en met de maart 2020, een bedrag van 5,55 aan tot en met 11 maart 2020 verschenen rente en een bedrag van € 442,13 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de VvE gevorderd [gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot betaling van de toekomstige VvE-bijdragen vanaf 1 april 2020, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten, inclusief de gemaakte kosten voor het vertalen van de dagvaarding.
3.2.
Aan haar vordering heeft de VvE - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde 1] c.s. zijn, ondanks aanmaning, met voldoening van de maandelijks verschuldigde VvE-bijdrage in gebreke gebleven en heeft een achterstand laten ontstaan van € 2.566,44, berekend tot en met de maand maart 2020. Daarnaast zijn [gedaagde 1] c.s. de wettelijke rente over de achterstand verschuldigd geworden alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vordert tevens nakoming van de verplichting tot betaling van de toekomstige bijdragen, nu de VvE vreest dat [gedaagde 1] c.s. ook in de toekomst in gebreke zullen blijven met het voldoen van de verschuldigde bijdragen.
3.3.
De VvE heeft bij conclusie van repliek haar vordering vermeerderd met de opeisbaar geworden VvE-bijdrage over de maanden april 2020 tot en met april 2021 van in totaal
€ 847,99. Voorts heeft de VvE haar vordering verminderd met een betaling door [gedaagde 1] c.s. op 5 maart 2021 van € 3.796,88.
De vordering is, aldus de VvE, dientengevolge thans als volgt opgebouwd:
betalingsachterstand t/m maart 2020 € 2.566,44
vervallen bijdragen april 2020 t/m april 2021 € 847,99
wettelijke rente t/m 1 april 2021 € 56,55
buitengerechtelijke incassokosten € 442,13
betaling d.d. 5 maart 2021 € 3.796,88 -/-
--------------
totaal € 116,23

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde 1] c.s. hebben de vordering betwist en hebben daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [gedaagde 1] c.s. hebben op 9 februari 2021 een e-mail aan de VvE gezonden, waarin zij hebben verzocht om een recente specificatie van de openstaande bijdragen en waarin zij hebben voorgesteld het openstaande bedrag te betalen onder de voorwaarde dat de onderhavige procedure zal worden ingetrokken. [gedaagde 1] c.s. hebben geen reactie ontvangen op deze e-mail.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. hebben het bij dagvaarding gevorderde bedrag van € 3.014,12 aan de VvE voldaan. Ook zijn de VvE-bijdragen tot en met maart 2021 voldaan. De VvE heeft dan ook geen vordering meer op [gedaagde 1] c.s. Voor zover de VvE desondanks de procedure wil voortzetten, verzoeken [gedaagde 1] c.s. de VvE te veroordelen in de proceskosten.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] c.s. op de dag van dagvaarding een achterstand hadden in de betaling van de verschuldigde VvE-bijdrage tot en met de maand maart 2020, ter hoogte van het bedrag van € 2.566,44. De VvE heeft haar vordering bij conclusie van repliek vermeerderd met de na dagvaarding vervallen VvE-bijdragen over de maanden april 2020 tot en met april 2021 van in totaal € 847,99. [gedaagde 1] c.s. hebben, ondanks dat zij daartoe naar behoren in de gelegenheid zijn gesteld, niet meer op de conclusie van repliek gereageerd en hebben derhalve niet betwist dat zij de na dagvaarding vervallen VvE-bijdragen over de maanden april 2020 tot en met april 2021 van in totaal € 847,99 aan de VvE verschuldigd zijn.
5.2.
[gedaagde 1] c.s. hebben voorts niet meer betwist - en daarmee staat vast - dat zij tot en met 1 april 2021 een bedrag van € 56,55 aan wettelijke rente verschuldigd zijn.
5.3.
De VvE maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voor de toepassing van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten moet de onderhavige vordering, een vordering voortvloeiend uit het lidmaatschap van de vereniging, worden beschouwd als een vordering uit overeenkomst (Gerechtshof Amsterdam, 2 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2688). Door de gemachtigde van de VvE is op 16 januari 2020 een kosteloze aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde 1] c.s. gezonden, waarvan de ontvangst door [gedaagde 1] c.s. niet is betwist. De brief voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen. Een en ander leidt er toe dat [gedaagde 1] c.s. de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van
€ 442,13 inclusief btw aan de VvE verschuldigd zijn.
5.4.
[gedaagde 1] c.s. hebben gesteld dat zij het bij dagvaarding door de VvE gevorderde bedrag van € 3.014,12 - bestaande uit de betalingsachterstand tot en met maart 2020, rente en buitengerechtelijke kosten - alsmede de VvE-bijdragen tot en met maart 2021 hebben voldaan en hebben ter onderbouwing daarvan een bewijs van een betaling aan de VvE van
5 maart 2021 van € 3.796,88 in het geding gebracht. De VvE heeft de ontvangst van deze betaling bevestigd. Met deze betaling hebben [gedaagde 1] c.s. het bij dagvaarding gevorderde bedrag van € 3.014,12 alsmede de VvE-bijdragen over de maanden april 2020 tot en met maart 2021 van in totaal € 782,76 volledig voldaan.
5.5.
In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde 1] c.s. stellen betekent het voorgaande niet dat de volledige vordering voldaan is. Naast het feit dat [gedaagde 1] c.s. met voornoemde betaling de proceskosten niet voldaan hadden, heeft de VvE haar vordering bij conclusie van repliek vermeerderd met de VvE-bijdragen tot en met april 2021. [gedaagde 1] c.s. hebben niet meer op de conclusie van repliek gereageerd, zodat niet gebleken is dat zij de VvE-bijdrage van de maand april 2021 wel hebben voldaan. Dat betekent dat er van uit zal worden gegaan dat [gedaagde 1] c.s. de VvE-bijdrage van april 2021 van € 65,23 niet voldaan hebben, zodat zij tot betaling daarvan zullen worden veroordeeld. De daarover gevorderde wettelijke rente zal, als op de wet gegrond en niet weersproken, worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
5.6.
Voorts hebben [gedaagde 1] c.s. met hun betaling van 5 maart 2021 weliswaar de in de dagvaarding gevorderde verschenen wettelijke rente tot en met 11 maart 2020 van € 5,55 voldaan, doch door de VvE is bij conclusie van repliek onweersproken gesteld dat de tot en met 1 april 2021 verschenen wettelijke rente in totaal € 56,55 bedraagt. Dat betekent dat [gedaagde 1] c.s. een bedrag van € 51,00 (€ 56,55 -/- € 5,55) aan verschenen wettelijke rente onbetaald hebben gelaten. [gedaagde 1] c.s. zullen derhalve tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
5.7.
De vordering inzake toekomstige, nog te vervallen bijdragen, is door [gedaagde 1] c.s. niet betwist en zal worden toegewezen tot het einde van het huidige lopende boekjaar. De reden van deze beperking is dat de hoogte van de bijdragen nadien nog niet vast staat.
5.8.
[gedaagde 1] c.s. hebben gesteld dat de VvE niet op e-mails van hun gemachtigde zou hebben gereageerd. De VvE heeft dit betwist en heeft bij conclusie van repliek een afschrift van de door haar gemachtigde aan de gemachtigde van [gedaagde 1] c.s. verzonden e-mail van 12 februari 2021 overgelegd. [gedaagde 1] c.s. hebben de ontvangst van de e-mail van 12 februari 2021 niet meer betwist, zodat daarmee vast is komen te staan dat de VvE wel degelijk op de e-mails van de gemachtigde van [gedaagde 1] c.s. heeft gereageerd. Hoewel de VvE [gedaagde 1] c.s. door middel van haar e-mail van 12 februari 2021 op de hoogte hebben gebracht van het totale verschuldigde bedrag, hebben [gedaagde 1] c.s. verzuimd tot volledige betaling van het verschuldigde inclusief proceskosten over te gaan. Voor de VvE bestond derhalve geen aanleiding tot doorhaling van de onderhavige procedure over te gaan.
5.9.
[gedaagde 1] c.s. zullen, als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van de VvE worden veroordeeld. Van de gevorderde dagvaardingskosten maakt deel uit een bedrag van € 8,55 aan kosten voor het vijfmaal opvragen van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP). De VvE heeft niet onderbouwd waarom het noodzakelijk was vijfmaal een dergelijk uittreksel op te vragen. Het bedrag aan informatiekosten BRP zal om die reden worden gematigd naar € 3,60 (2 x € 1,80) exclusief btw, hetgeen overeenkomt met het gebruikelijke in rekening te brengen tarief per gedaagde. Daarnaast zullen de door de VvE gevorderde en voldoende onderbouwde kosten van vertaling van € 416,24 eveneens worden toegewezen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan de VvE te betalen € 65,23 aan VvE-bijdrage van de maand april 2021 en € 51,00 aan van 12 maart 2020 tot en met 1 april 2021 verschenen wettelijke rente, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 65,23 vanaf 2 april 2021 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan de VvE tegen kwijting te betalen vanaf 1 mei 2021 een bedrag van € 65,23 per maand, indien zij met betaling in gebreke blijven te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag telkens vanaf de eerste dag van de maand van elke periode tot aan de dag der algehele voldoening, tot het einde van het huidige lopende boekjaar, dan wel zoveel eerder het lidmaatschap van [gedaagde 1] c.s. zal eindigen;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s., eveneens hoofdelijk, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 1.043,55 aan verschotten (waarvan € 499,00 aan griffierecht, € 128,31 aan dagvaardingskosten en € 416,24 aan kosten van vertaling) en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487