In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] c.s. wegens een achterstand in de betaling van VvE-bijdragen. De VvE heeft bij dagvaarding gevorderd dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.014,12, bestaande uit achterstallige bijdragen, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden hebben de vordering betwist, maar hebben uiteindelijk het gevorderde bedrag voldaan, met uitzondering van de proceskosten en enkele toekomstige bijdragen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] c.s. een achterstand hadden in de betaling van de VvE-bijdragen tot en met maart 2020 en dat zij ook de wettelijke rente over deze achterstand verschuldigd zijn. De VvE heeft haar vordering bij conclusie van repliek vermeerderd met de VvE-bijdragen over de maanden april 2020 tot en met april 2021. De gedaagden hebben niet meer gereageerd op deze vermeerdering, waardoor de vordering van de VvE als niet betwist wordt beschouwd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE recht heeft op betaling van de achterstallige bijdragen, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de VvE-bijdrage van april 2021 en de wettelijke rente over de achterstand. Daarnaast zijn zij veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die zijn vastgesteld op € 1.043,55. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.