ECLI:NL:RBROT:2021:8049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/612052 / HA ZA 21-67
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bindend advies inzake aandelenoverdracht en rentevordering

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een bindend advies dat betrekking heeft op de waarde van aandelen in de vennootschap Mondarts B.V. en de vraag of wettelijke rente verschuldigd is over de koopprijs. De partijen, bestaande uit twee eiseressen en twee gedaagden, hebben in 2017 afspraken gemaakt over de beëindiging van hun samenwerking en de overdracht van aandelen. Een deskundige werd aangesteld om de waarde van de aandelen vast te stellen, wat leidde tot een bindend advies in 2019 waarin een koopprijs werd vastgesteld en wettelijke rente werd toegewezen. De gedaagden hebben het bindend advies gedeeltelijk vernietigd, specifiek de toekenning van rente, en de rechtbank moest beoordelen of deze vernietiging terecht was.

De rechtbank oordeelt dat de deskundige buiten zijn opdracht is getreden door rente toe te kennen, aangezien dit niet expliciet was gevraagd door de partijen en niet als onderdeel van de opdracht was opgenomen. Bovendien is de toekenning van rente een verrassingsbeslissing, omdat partijen zich daar niet over hebben kunnen uitlaten. De rechtbank stelt vast dat de deskundige niet voldoende heeft gemotiveerd waarom rente werd toegekend en dat dit een motiveringsgebrek oplevert. De rechtbank biedt partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de vraag of zij willen dat de rechtbank een beslissing neemt op basis van artikel 7:904 lid 2 BW, nu het bindend advies deels is vernietigd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/612052 / HA ZA 21-67
Vonnis van 11 augustus 2021
in de zaak van

1..[naam eiseres 1],

wonende te [woonplaats eiseres 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 2],
eiseressen,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen

1..[naam gedaagde],

wonende te [woonplaats gedaagde],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRS.DRS. HOLDING B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
gedaagden,
advocaat mr. D.J.G. Timmermans te Leiden.
Partijen zullen hierna [naam eiseres 1], [naam eiseres 2], [naam gedaagde] en Drs.Drs. Holding worden genoemd. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] worden gezamenlijk aangeduid als
[naam eiseressen], [naam gedaagde] en Drs.Drs. Holding als [naam gedaagde] c.s.

1..Inleiding

1.1.
Partijen hebben een gezamenlijke tandartspraktijk gevoerd in de vennootschap Mondarts B.V. (hierna: Mondarts). Ze waren het erover eens dat de samenwerking tot een einde moest komen en in 2017 hebben ze met de hulp van een mediator daarover afspraken gemaakt. [naam eiseressen] hebben de praktijk per 1 april 2017 verlaten en een deskundige is benoemd om de koopprijs van de door [naam eiseres 2] in Mondarts gehouden aandelen vast te stellen. Het bindend advies is na een behoorlijke vertraging in 2019 tot stand gekomen. Daarin is een koopprijs vastgesteld en bepaald dat over de koopprijs wettelijke handelsrente verschuldigd was sinds 1 april 2017.
1.2.
Discussies tussen partijen over het bindend advies, met name over de vaststelling door de deskundige dat [naam gedaagde] c.s. wettelijke handelsrente verschuldigd zijn, hebben geleid tot de onderhavige procedure. Tussen partijen is in geschil of de deskundige met die vaststelling buiten zijn opdracht is getreden en/of de eisen van hoor- en wederhoor heeft geschonden en/of het bindend advies op dit punt een motiveringsgebrek heeft. Daarnaast is onder meer in geschil of de deskundige terecht in het bindend advies heeft opgenomen dat [naam gedaagde] naast Drs.Drs. Holding aansprakelijk is voor de betaling van de koopprijs.

2..De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brieven van de rechtbank van 15 maart 2021 en 6 mei 2021 waarin een zitting is bepaald en waarin een zittingsagenda is toegezonden aan partijen;
  • de brief van mr. Borsboom van 11 mei 2021, met producties;
  • de brief van mr. Timmermans van 19 mei 2021, met producties;
  • de brief van mr. Borsboom van 19 mei 2021, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de door mr. Timmermans in het geding gebrachte producties;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 mei 2021, de spreekaantekeningen van partijen en de reactie van 2 juli 2021 van mr. J.P.M. Borsboom op het proces-verbaal.
2.2.
Op de mondelinge behandeling zijn de bezwaren tegen de overgelegde producties verworpen.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3..De feiten

3.1.
[naam eiseres 1] en [naam gedaagde] zijn tandarts. Zij werkten samen in Mondarts. [naam eiseres 2] en Drs.Drs Holding hielden ieder de helft van de aandelen in Mondarts.
3.2.
De verhouding tussen [naam eiseres 1] en [naam gedaagde] is op enig moment verslechterd. Begin 2017 hebben zij een mediator ingeschakeld, [naam 1] (hierna: de mediator). In de mediation hebben partijen een aantal afspraken gemaakt om te komen tot een definitieve regeling. Deze zijn neergelegd in een voorlopige vaststellingsovereenkomst met daarin een stappenplan, aangeduid als het spoorboekje (hierna: het spoorboekje).
3.3.
Het spoorboekje voorzag erin dat [naam eiseres 1] de praktijk per 1 april 2017 verliet. Het bevat een regeling om te komen tot (onder meer) (i) een overdracht van de door [naam eiseres 2] gehouden aandelen in Mondarts (hierna: de aandelen) en (ii) de inschakeling van een deskundige voor (onder meer) de waardering van de aandelen en de bepaling van de koopprijs. Meer specifiek bepaalt het spoorboekje het volgende:
1. De feitelijke samenwerking wordt in volle breedte beëindigd per 1 april 2017. (…)
2. De waarde van de aandelen in handen van [[naam eiseres 2]] zal bij wege van bindend advies met uitsluiting van de overheidsrechter en in hoogste ressort worden vastgesteld door een deskundige met ervaring in de branche tandheelkunde, verder te noemen: ‘de Deskundige’.
3. De Mediator wijst de Deskundige aan. (…)
5. Peildatum voor de Deskundige voor vaststelling van de waarde van de aandelen en andere discussies is 1 april 2017. De Deskundige houdt rekening met alle omstandigheden van het geval. Iedere Partij kan aandacht vragen aan de Deskundige voor de aspecten die hij/zij van belang acht.
De Deskundige zal ook dienen te bepalen of aan [[naam eiseres 2] of [naam eiseres 1]] of aan Mondarts B.V. financiële compensatie dient te worden geboden dan wel dat [Drs.Drs. Holding] nog aanvullende vergoeding toekomt van Mondarts B.V. voor de door hem verrichte overige werkzaamheden voor zover door de Deskundige wordt vastgesteld dat de vergoedingen welke door Mondarts B.V. zijn betaald aan [Drs.Drs. Holding en/of [naam gedaagde]] voor deze overige werkzaamheden hoger respectievelijk lager blijken te zijn geweest dan gebruikelijk en/of als redelijkerwijs aanvaardbaar kan worden beschouwd, waarbij de Deskundige alle omstandigheden in aanmerking neemt.
6. Ook overigens zal de Deskundige op verzoek van een Partij dienen vast te stellen of er nog op andere gronden dan hiervoor vermeld betalingsverplichtingen van de ene Partij rechtstreeks jegens de andere Partij respectievelijk jegens Mondarts B.V. bestaan per Peildatum welke dienen te worden nagekomen en zo ja, wat de omvang daarvan is.
7. De opdracht aan de Deskundige houdt in dat zijn rapportage en bindend advies uitmondt in een eindbedrag (verder te noemen: het Bedrag) dat [Mondarts] respectievelijk [Drs.Drs. Holding] zal dienen te voldoen aan [[naam eiseres 2]] als koopsom voor de aandelen en ter beslechting - ter finale kwijting - van ieder ander financieel geschil tussen partijen bestaande per peildatum.
(…)
10. Partijen verbinden zich jegens elkaar dat zij de Deskundige alle informatie zullen verstrekken die deze wenselijk acht om tot zijn bindend advies te geraken. In het geval dat een Partij daarin nalatig is zal de Deskundige daaraan de conclusies kunnen verbinden die hem geraden voorkomen.
(…)
14. Voor zover Partijen tot afwijkende afspraken komen met betrekking tot het te betalen Bedrag in de zin dat de betaling/financiering daarvan tegelijkertijd met de overdracht van de aandelen niet zijn geheel mogelijk is, zal de verkrijger van het over te dragen pakket aandelen aan de verkoper alle informatie dienen te verschaffen die redelijkerwijs nodig is om aannemelijk te maken dat een betaling in termijnen aangewezen is. In dat laatste geval zal de koper voldoende zekerheden dienen te bieden, terwijl [[naam gedaagde]] garant zal staan voor de nakoming van de betalingsverplichtingen.
(…)
26. Voorts draagt ieder van Partijen de eigen kosten voor zover betrekking hebbend op de Mediation welke pas geëindigd zal zijn als de beoogde VSO is ondertekend en perfect geworden. Los daarvan blijft staan dat de kosten van de Deskundige en van de Mediator voor rekening zullen zijn en blijven van [Mondarts].”.
3.4.
[naam 2] is als deskundige benoemd (hierna: de deskundige). Hij heeft de aan hem gegeven opdracht bevestigd in een brief van 3 juli 2017. Daarin gaf hij de volgende omschrijving van de aan hem gegeven opdracht:
“a. vaststelling van de waarde van de aandelen Mondarts B.V.
b. beoordeling arbeidsbeloning van de door de heer [naam gedaagde] verrichte werkzaamheden ten behoeve van Mondarts B.V.
c. beoordeling agendaplanning en tandheelkundige werkzaamheden mevrouw [naam eiseres 1].”
3.5.
De deskundige heeft op 14 juni 2019 zijn bindend advies uitgebracht (hierna: het bindend advies). Daarin is bepaald dat Drs.Drs. Holding (bij gebreke van betaling [naam gedaagde]) voor de aandelen € 268.070,00 dient te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2017.
3.6.
In het bindend advies staat de volgende berekening van de waarde van de aandelen Mondarts (naar de rechtbank begrijpt: van 100% van de aandelen in de vennootschap, dus niet alleen de 50% die door Van Wel Beheer werd gehouden):
3.7.
Na het bindend advies is er een nieuwe impasse tussen partijen ontstaan. [naam eiseressen] verlangden dat [naam gedaagde] c.s. de aandelen overnamen tegen de door de deskundige vastgestelde koopprijs, inclusief de betaling van de wettelijke handelsrente. [naam gedaagde] c.s. hebben in een e-mail van hun advocaat van 15 juli 2019 het bindend advies partieel vernietigd, namelijk voor zover het de toewijzing van de rente betreft. [naam gedaagde] c.s. hebben in diezelfde e-mail voorgesteld de aandelen alvast over te dragen tegen betaling van de koopprijs en de rentediscussie daarna (al dan niet in rechte) te beslechten. [naam eiseressen] wilden met die oplossing niet instemmen.
3.8.
[naam eiseressen] hebben in kort geding afname van de aandelen gevorderd tegen betaling van de door de deskundige vastgestelde koopprijs, inclusief de rente. Bij vonnis van 12 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van [naam eiseressen] afgewezen op de grond, kort gezegd, dat er geen voorlopige voorziening nodig was voor de overdracht van de aandelen tegen betaling van de koopprijs als zodanig en dat de verschuldigdheid van de rente onvoldoende vast stond.
3.9.
Na het kortgedingvonnis hebben [naam eiseressen] alsnog ingestemd met het oorspronkelijke voorstel van [naam gedaagde] c.s. om de aandelen over te dragen tegen betaling van (alleen) de door de deskundige vastgestelde koopprijs en dit niet uit te stellen tot het geschil over de rente was beslecht. Dit heeft vervolgens geleid tot een discussie over de bewoording van de finale kwijting uit de leveringsakte (“Verkoper verleent Koper bij deze kwijting voor de betaling van de koopprijs voor de Aandelen”). [naam gedaagde] c.s. weigerden in te stemmen met het verzoek van [naam eiseressen] om expliciet te bepalen dat deze bepaling niet zag op de rentediscussie. Dit heeft wederom tot enige vertraging geleid.
3.10.
Op 22 december 2020 heeft [naam eiseres 2] de aandelen overgedragen aan Drs.Drs. Holding tegen betaling van € 268.070,00. De akte van overdracht bevat een finale kwijting voor de betaling van de koopprijs.

4..Het geschil

4.1.
[naam eiseressen] vorderen – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 89.309,52 (rente tot 22 december 2020), € 75.061,59 (rente tot 12 juni 2020), € 49.746,74 (rente tot 14 juni 2019) of een door de rechtbank te bepalen redelijke rentevergoeding over de koopsom van € 268.070,00;
II. [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[naam eiseressen] leggen aan hun vorderingen het bindend advies ten grondslag.
4.3.
[naam gedaagde] c.s. voeren verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen met hoofdelijke veroordeling van [naam eiseressen] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
4.4.
Aan hun verweer leggen [naam gedaagde] c.s. het volgende ten grondslag.
4.4.1.
[naam eiseressen] zijn niet-ontvankelijk in hun vordering op grond van het toepasselijke MfN-mediationreglement. Dat reglement bepaalt dat geen van partijen het recht heeft gedurende de mediation een gerechtelijke procedure aanhangig te maken. Het reglement bepaalt verder dat de mediation pas eindigt door een schriftelijke verklaring van de mediator of enige partij. Een dergelijke verklaring ontbreekt.
4.4.2.
De vorderingen richten zich ten onrechte tegen [naam gedaagde] in persoon. Hij is niet de koper en de deskundige is niet gevraagd zich uit te laten over persoonlijke aansprakelijkheid van [naam gedaagde]. De deskundige is daarmee zijn opdracht te buiten gegaan en [naam gedaagde] c.s. hebben op die grond in hun conclusie van antwoord de vernietiging ingeroepen.
4.4.3.
De vorderingen stuiten af op de finale kwijting uit de akte van levering van 22 december 2020.
4.4.4.
De deskundige is zijn opdracht te buiten gegaan door te bepalen dat wettelijke rente verschuldigd is. In ieder geval heeft de deskundige hoor- en wederhoor geschonden door te betalen dat wettelijke rente verschuldigd is. Daarmee is [naam gedaagde] c.s. de kans ontnomen zich uit te laten over de verschuldigdheid van rente als zodanig, maar ook over de hoogte van de rente ervan. Ten slotte is het bindend advies gebrekkig doordat iedere motivering van de toekenning van de wettelijke handelsrente ontbreekt. Partijen zijn geen rente overeengekomen en wettelijke handelsrente is voor aandelentransacties ook volstrekt ongebruikelijk. De rente is ook vele malen hoger dan de gebruikelijke rentetarieven in die periode.
4.4.5.
De vertraging bij de totstandkoming en uitvoering van het bindend advies liggen niet, in ieder geval niet alleen, aan [naam gedaagde] c.s. Het in ieder geval onredelijk dat [naam eiseressen] rente over de gehele periode van 17 april 2017 tot 22 december 2019 vorderen.

5..De beoordeling

A.
Preliminaire geschilpunten
A.1. Ontvankelijkheid eisers versus een lopende mediation?
5.1.
Het verweer van [naam gedaagde] c.s. dat [naam eiseressen] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen omdat de mediation nog niet is beëindigd, slaagt niet. De rechtbank verwijst naar overweging 4.1. van het kortgedingvonnis van 12 juni 2020.
A.2. Positie van [naam gedaagde] als gedaagde
5.2.
Het verweer dat het bindend advies ten onrechte bepaalt dat [naam gedaagde] de koopprijs voor de aandelen in persoon moet betalen indien Drs. Drs. Holding de koopprijs niet betaalt, slaagt wel. De opdracht aan de deskundige zal hierna nader worden besproken, maar de opdracht behelst in ieder geval niet om een bindend advies uit te brengen over eventuele persoonlijke aansprakelijkheid van [naam gedaagde]. [naam gedaagde] heeft op dit punt dus terecht de vernietiging van het bindend advies ingeroepen. Het beroep van [naam eiseressen] op artikel 14 van het spoorboekje maakt dit niet anders. Die bepaling ziet op de situatie dat de koopsom niet in één keer betaald kon worden en betaling in termijnen nodig zou zijn. Dat was echter niet de situatie ten tijde van het bindend advies en is ook nadien niet gebeurd: de rentediscussie is geparkeerd vanwege een dispuut erover, niet omdat de koopsom niet in één keer betaald kon worden. Dit betekent dat de vorderingen op [naam gedaagde] in persoon dus zullen worden afgewezen.
A.3. Het beroep op de finale kwijting
5.3.
Het verweer dat de vordering op Drs. Drs. Holding afstuit op de finale kwijting uit de notariële akte, slaagt niet. [naam gedaagde] c.s. hadden al in 2019 voorgesteld om de rentediscussie los te koppelen van de feitelijke overdracht. Na het kortgedingvonnis van 12 juni 2020 hebben [naam eiseressen] hiermee alsnog ingestemd. Vervolgens hebben [naam eiseressen] voorgesteld om in de leveringsakte te expliciteren dat voor de rente geen finale kwijting werd verleend. [naam gedaagde] c.s. hebben daarmee niet ingestemd. In een e-mail van 23 juli 2020 heeft de advocaat van [naam gedaagde] c.s. aangegeven dat het niet nodig was om te bepalen dat er geen kwijting voor de wettelijke rente verschuldigd was omdat de concept-akte alleen bepaalde dat er finale kwijting over de koopsom werd verleend en daar was de rente geen onderdeel van (productie 20 van [naam eiseressen]). De advocaat van [naam eiseressen] heeft vervolgens benadrukt dat de finale kwijting niet op de rente zag (zie productie 8 van [naam eiseressen]) en de akte is enige tijd later verleden. Het is dus evident dat de verleende finale kwijting alleen zag op de koopsom en niet op de rente.
B.
Uitgangspunt bij de beoordeling van een bindend advies
5.4.
Het uitgangspunt bij de beoordeling van de klachten van [naam gedaagde] c.s. over het bindend advies is dat partijen aan dit advies gebonden zijn. Alleen indien gebondenheid aan een bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar (artikel 7:904 lid 1 BW). De beslissing is onaantastbaar als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden. Dat kan – voor zover van belang – het geval zijn indien de deskundige buiten zijn opdracht is getreden of indien er sprake is van een schending van hoor- en wederhoor of van een (ernstig) motiveringsgebrek.
C.
Is de deskundige buiten zijn opdracht getreden?
5.5.
De opdracht aan de deskundige is omschreven in het spoorboekje en nadien in de opdrachtbevestiging van de deskundige.
5.5.1.
Het relevante deel van het spoorboekje laat zich als volgt samenvatten:
  • de deskundige dient de waarde van de aandelen vast te stellen (artikel 2 van het spoorboekje) met als peildatum 1 april 2017 en rekening houdend met alle omstandigheden van het geval; die peildatum geldt ook voor ‘andere discussies’ (artikel 5, eerste alinea);
  • de deskundige dient te beslissen of er nog financiële compensatie geboden moet worden in verband met de ‘overige werkzaamheden’ die [naam gedaagde] heeft verricht (artikel 5, 2de alinea);
  • de deskundige dient op verzoek van een partij vast te stellen of er op andere gronden betalingsverplichtingen zijn jegens elkaar of Mondarts (artikel 6);
  • de deskundige dient te komen tot een eindbedrag dat Mondarts of Drs.Drs. Holding dient te voldoen aan [naam eiseres 2] als koopsom van de aandelen en ter beslechting – tegen finale kwijting – van ieder ander financieel geschil per de peildatum (artikel 7).
5.5.2.
Artikel 10 van het spoorboekje bepaalt verder dat de deskundige aan het nalaten van een partij om informatie te verstrekken de conclusies kan verbinden die hem ‘geraden voorkomen’.
5.5.3.
De opdrachtbevestiging van de deskundige van 3 juli 2019 (zoals hiervoor onder 3.4 is weergegeven) is anders verwoord dan het spoorboekje. Het beschrijft de opdracht als het vaststellen van de waarde van de aandelen, beoordeling van de arbeidsbeloning van [naam gedaagde] en beoordeling van de agendaplanning en werkzaamheden van [naam eiseres 1]. Dit laatste punt wordt niet met zoveel woorden genoemd in de artikelen 5, 6 en 7 van het spoorboekje. Echter, in de overwegingen van het spoorboekje wordt wel aangegeven dat er een geschil was over de agendaplanning van [naam eiseres 1]: zij vond dat [naam gedaagde] de praktijkassistente ten onrechte te weinig patiënten bij haar liet inplannen. De opdrachtbevestiging is dus deels iets beperkter (punt 3 uit de samenvatting van de rechtbank ontbreekt), anderzijds is het iets explicieter door de kwestie van de agendaplanning van Van Wel te benoemen.
5.5.4.
De rechtbank leest de opdrachtbevestiging niet als een beperking van de omschrijving van de opdracht uit het spoorboekje, hooguit als een explicitering ten aanzien van het punt van de agenda van [naam eiseres 1]. [naam gedaagde] c.s. zijn een andere opvatting toegedaan, maar stellen geen concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat partijen beoogd hebben om het onder leiding van de mediator vastgestelde spoorboekje al direct bij het eerste station te wijzigen.
5.6.
Het bindend advies legt niet uit waarom rente is toegekend en op welk onderdeel van de opdracht de toekenning ervan is gebaseerd. Hierna zal in § D nader worden besproken of dit een (voldoende ernstig) motiveringsgebrek oplevert. Eerst zal de rechtbank de verschillende onderdelen van de opdracht bespreken om te kijken of de opdracht ruimte liet voor de toekenning van rente.
5.6.1.
De opdracht betrof allereerst de waardering van de aandelen. Artikel 5 van het spoorboekje bepaalt dat de waarde van de aandelen per de peildatum 1 april 2017 moest gebeuren. Anders dan [naam eiseressen] bepleiten, betekent het vaststellen van een waarde
pereen bepaalde peildatum zonder enige twijfel het bepalen van die waarde
opdie datum. Er kan in redelijkheid geen discussie over bestaan dat de opdracht om de waarde van de aandelen op een bepaalde datum vast te stellen, niet omvat de opdracht om te beoordelen of de koper gehouden is om over die waarde vervolgens rente te betalen. De lezing van [naam eiseressen] dat een waardering
perde peildatum gelezen moet worden als een waardering
vanafdie datum, kan niet juist zijn. Dat zou van de peildatum eerder een begindatum maken en miskent de normale betekenis van het woord peildatum. Het betoog van [naam eiseressen] dat bij de gekozen transactiestructuur (een
locked box mechanisme) het voor zich spreekt dat er rente wordt toegekend, maakt dit niet anders. Rente was eenvoudigweg geen punt van gesprek voordat het door de deskundige werd toegewezen. Het gaat te ver om (gestelde) algemene gebruiken uit ‘de overnamepraktijk’ te vertalen in een gebruikelijk beding voor vaststellingsovereenkomsten zoals de onderhavige. Als de deskundige de rente heeft toegewezen op basis van dit deel van de opdracht, is hij zijn opdracht te buiten gegaan.
5.6.2.
Het volgende onderdeel van de opdracht aan de deskundige was vast te stellen of er financiële compensatie geboden moest worden aan [naam eiseressen] of aan Mondarts of dat Drs.Drs. Holding nog aanspraak kon maken op een aanvullende vergoeding in verband met de aan [naam gedaagde] c.s. betaalde vergoedingen van ‘overige door [naam gedaagde] verrichte werkzaamheden’. In het bindend advies is te lezen dat de deskundige de aan [naam gedaagde] betaalde managementvergoedingen heeft onderzocht en dat hij uiteindelijk heeft geconcludeerd dat Mondarts [naam gedaagde] € 55.435 te veel betaald heeft (p. 24 van het bindend advies). Na correctie voor vennootschapsbelasting leidt dit tot een aanpassing van het eigen vermogen per 31 maart 2017 van € 44.348,00 en daarmee tot een aanpassing van gelijke omvang van de waarde van 100% van de aandelen in Mondarts (zie hiervoor onder 3.6). Daarmee is er dus indirect een bedrag van € 22.174,00 aan compensatie geboden aan [naam eiseressen] voor de te hoge managementvergoedingen. Nu de deskundige rente heeft toegekend over de gehele koopprijs van € 268.070,00 en niet over de compensatie van € 22.174,00, moet uitgesloten worden geacht dat de toekenning van de rente op dit deel van de opdracht is gebaseerd.
5.6.3.
De deskundige moest zich verder uitlaten over het geschilpunt ‘agendabeheer [naam eiseres 1]’ (kennelijk vallend onder artikel 6 van het spoorboekje en expliciet genoemd in de opdrachtbevestiging). Hij schrijft op p. 24 van het bindend advies dat het naar zijn mening niet relevant is voor de waardering van de vennootschap of werkzaamheden door [naam eiseres 1] of door een andere tandarts werden verricht. Hiervoor heeft hij geen vergoeding vastgesteld. De toekenning van de rente valt daarmee niet onder dit deel van de opdracht.
5.6.4.
[naam eiseressen] hebben op zitting aangegeven dat de deskundige diverse geschilpunten niet heeft vertaald in een concreet bedrag en dat de deskundige dit mogelijk heeft ‘opgelost’ met de wettelijke handelsrente, zo begreep de rechtbank althans [naam eiseressen] Voor zover het gaat om de geschilpunten ‘overige werkzaamheden [naam gedaagde]’ en ‘agendabeheer [naam eiseres 1]’ blijkt uit het voorgaande dat die stelling niet opgaat. Voor het overige is de stelling te algemeen verwoord, leggen [naam eiseressen] niet uit hoe uit het bindend advies zou blijken dat de deskundige dit mogelijk heeft gedaan en dus gaat de rechtbank daaraan voorbij.
5.6.5.
Het beroep van [naam eiseressen] op overweging 4.9 van het arrest van Hof Den Bosch van 11 februari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:298, slaagt ten slotte evenmin. In de betreffende overweging overwoog het hof dat de bindend adviseurs in die zaak hun opdracht ‘redelijkerwijs zo mochten uitleggen dat zij een beslissing ten aanzien van de verdeling van de draagplicht voor hun kosten daaronder sequelen begrepen konden achten zodat zij tevens (bindend) konden adviseren over de wettelijke rente over de periode ná de peildatum’. In het spoorboekje staat echter dat de kosten van de deskundige voor rekening van Mondarts komen, dus deze overweging is niet van toepassing.
5.7.
De vervolgvraag is of – zoals [naam eiseressen] op zitting hebben bepleit – de toekenning van rente valt binnen de ‘conclusies’ die de deskundige kan verbinden aan het feit dat een partij nalatig is in de verstrekking van informatie aan de deskundige, artikel 10 van het spoorboekje. Daarover valt het volgende te zeggen.
5.7.1.
Uit de eerste acht pagina’s van het bindend advies blijkt klip en klaar dat de deskundige van oordeel is dat [naam gedaagde] c.s. nalatig zijn geweest in het tijdig aanleveren van de door de deskundige gevraagde informatie en dat dit heeft geleid tot vertraging. [naam gedaagde] c.s. zijn het met dit oordeel van de deskundige niet eens – zij vinden dat de deskundige te vaak heeft gevraagd om informatie die al verstrekt was en ten onrechte meende dat verstrekte informatie incompleet was – maar op zitting hebben zij erkend dat uit het bindend advies blijkt dat de deskundige dit inderdaad vond.
5.7.2.
Artikel 10 van het spoorboekje omschrijft niet welke conclusies de deskundige kan verbinden aan nalatigheid van een partij in de verstrekking van informatie, anders dan dat het gaat om de conclusies die de deskundige gerade acht. Dit geeft de deskundige dus een ruime vrijheid. Hoewel de rechtbank bij toepassing van artikel 10 niet in de eerste of zelfs maar tweede plaats zou denken aan de conclusie dat rente verschuldigd wordt, sluit het artikel het ook niet uit. Voor een ruime uitleg van artikel 10 pleit dat toewijzing van rente een conclusie is waarbij het gestelde vergrijp (het vertragen van een procedure door de partij die uiteindelijk moet betalen) en de sanctie logisch bij elkaar aansluiten. Een redelijk denkend bindend adviseur kan daarom menen dat dit binnen zijn opdracht valt.
5.8.
De tussenconclusie is dat de opdracht aan de deskundige een basis voor toewijzing van rente biedt, namelijk indien er vertraging is ontstaan bij het bindend advies als gevolg van nalatigheid van [naam gedaagde] c.s. bij de aanlevering van informatie.
D.
Handelen in strijd met hoor- en wederhoor, motiveringsgebrek?
5.9.
Het voorgaande neemt niet weg dat aan het bindend advies twee gebreken kleven: de toekenning van rente is een ontoelaatbare verrassingsbeslissing en de beslissing tot toekenning van rente is niet gemotiveerd. Daar waar (i) rente niet op tafel lag als onderdeel van het spoorboekje, (ii) [naam eiseressen] nooit om rente hebben gevraagd, [1] (iii) partijen zich er nooit over hebben uitgelaten en (iv) toewijzing van rente onder artikel 10 wel mogelijk is maar niet direct voor de hand ligt, had de deskundige partijen in de gelegenheid moeten stellen zich over de toewijzing van rente uit te laten. Bovendien maakt het bindend advies op geen enkele manier duidelijk waarom rente wordt toegekend. Het is onduidelijk of de deskundige dit heeft gedaan op basis van artikel 10 van het spoorboekje of dat de wettelijke handelsrente op een andere grond is toegewezen en zo ja, welke. Deze twee gebreken maken het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Drs.Drs. Holding aan het bindend advies gebonden zou zijn. [naam gedaagde] c.s. hebben dus terecht de partiele vernietiging ingeroepen.
E.
Wat nu?
5.10.
Artikel 7:904 lid 2 BW geeft de rechter de bevoegdheid om een beslissing te nemen indien een bindend advies (deels) wordt vernietigd behalve indien uit de overeenkomst of de aard van de door de bindend adviseur genomen beslissing voortvloeit dat zij op andere wijze moet worden vervangen. In de processtukken is aan deze mogelijkheid geen aandacht besteed en op zitting is het slechts kort ter sprake geweest. De rechtbank kan die bevoegdheid nu dan ook niet toepassen zonder een verrassingsbeslissing te nemen.
5.11.
Nu beide partijen op zitting hebben aangegeven dat zij willen dat er een einde aan dit langlopende geschil komt, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of zij willen dat de rechtbank een beslissing als bedoeld in artikel 7:904 lid 2 BW neemt. De aktes dienen hiertoe beperkt te zijn. Inhoudelijk zijn de standpunten van partijen over de vraag waarom er wel of geen rente betaald zou moeten worden (en zo ja, over welke periode), duidelijk.

6..De beslissing

De rechtbank
a. verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 25 augustus 2021voor het nemen van een akte door [naam eiseressen] om zich uit te laten over de onder 5.11 bedoelde vraag,
b. bepaalt dat [naam gedaagde] c.s. vervolgens een antwoordakte zullen kunnen nemen,
c. houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door mr. A.F.L. Geerdes, rolrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021.
1876/32

Voetnoten

1.[naam eiseressen] hebben op zitting aangevoerd dat zij de deskundige hebben gevraagd om