Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht,
1..[verzoeker 2], wonende te [woonplaats verzoeker 2],
1..Het procesverloop
In de zaak met zaaknummer 8321608 AZ VERZ 20-33
- het verzetschrift, binnengekomen ter griffie op 11 februari 2020 van de zijde van [verzoeker 1];
- het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 30 juli 2020 van de zijde van [verweerder];
- de brief van de zijde van [verweerder] van 3 augustus 2020;
- de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2020;
- de brief van de zijde van [verweerder] van 9 september 2020;
- de repliek op verweer, binnengekomen ter griffie op 22 oktober 2020 van de zijde van [verzoeker 1];
- de reactie van de zijde van [verweerder], binnengekomen ter griffie op 23 november 2020;
- de brief van de zijde van [verweerder] van 18 januari 2021;
- de brief van de zijde van [verzoeker 1] van 17 februari 2021;
- de overgelegde producties.
- het verzetschrift, binnengekomen ter griffie op 19 maart 2020 van de zijde van [verzoekers];
- het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 30 juli 2020 van de zijde van [verweerder];
- de brief van de zijde van [verweerder] van 3 augustus 2020;
- de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2020;
- de brief van de zijde van [verweerder] van 9 september 2020;
- de brief van de zijde van [verweerder] van 18 januari 2021;
- de brief van de zijde van [verzoekers] van 29 januari 2021;
- de overgelegde producties.
2..De feiten
In de zaken met zaaknummers 8321608 AZ VERZ 20-33 en 8397807 AZ VERZ 20-61
3..Het geschil
In de zaak met zaaknummer 8321608 AZ VERZ 20-33
4..De beoordeling
In de zaak met zaaknummer 8321608 AZ VERZ 20-33
[verzoeker 4]: € 116.471,-; [verzoeker 3] € 82.962 en [verzoeker 2]: € 161.123,-.[verweerder] heeft hiermee geen verklaring gegeven voor de op de uitdelingslijst vermelde bedragen. [verweerder] zal daarom een duidelijke specificatie van de aan [verzoekers] uitbetaalde bedragen over moeten leggen.
indien en voor zover de kantonrechter niet bevoegd is op enig geschilpunt in deze procedures te beslissen, waarbij partijen zich de mogelijkheid hebben voorbehouden om van die beslissingen in hoger beroep te gaan. Dat [verzoeker 1] geruime tijd na ontvangst van het expertiserapport en de aanvullende verklaring d.d. 21 juni 2018, zijn verzoek aan de kantonrechter om op de voet van artikel 96 Rv te beslissen heeft ingetrokken doet daar niet aan af. De ter zake ingenomen stellingen van [verzoeker 1] zullen dan ook worden gepasseerd.