In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Maassluis en Stedin Netbeheer B.V. De Gemeente Maassluis vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de opzegging door Stedin van artikel 8 onder g en h van de akte geen rechtsgevolg heeft gehad. Stedin had deze bepalingen opgezegd met verwijzing naar de Wet verbod precarioheffing, die per 1 januari 2022 in werking zou treden en het heffen van precariobelasting voor ondergrondse nutsinfrastructuur verbiedt. De rechtbank oordeelde dat de betalingsverbintenis van Stedin uit artikel 8 onder g van de akte moet worden aangemerkt als een verbintenis tot betaling van precariobelasting. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van deze bepalingen niet nodig was, omdat deze vanaf 1 januari 2022 niet meer toegepast mogen worden. De vorderingen van de Gemeente werden afgewezen, en de Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie verklaarde de rechtbank voor recht dat de Gemeente vanaf 1 januari 2022 geen precariorechten meer van Stedin mag heffen op grond van de opzegde bepalingen.