Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V.,
1..De procedure
2..De feiten
3..Het geschil
- betaling aan Engie van de kosten van de procedure.
4..De beoordeling
- Deurwaarderskosten € 90,62
- Griffierecht € 507,-
- Salaris gemachtigde
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V. en BABYLON II B.V. De eiser, ENGIE, vorderde betaling van openstaande facturen na ontbinding van een energiecontract. Het contract was afgesloten voor de levering van gas en elektriciteit van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020. ENGIE ontbond het contract op 4 december 2019 omdat BABYLON niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed. Ondanks de ontbinding heeft ENGIE gas en elektriciteit geleverd tot 10 januari 2020. De vordering van ENGIE omvatte een totaalbedrag van € 7.029,66, bestaande uit hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2021 heeft BABYLON de betalingsverplichting niet betwist, maar aangegeven de vordering niet te kunnen betalen.
De kantonrechter oordeelde dat door de ontbinding van de overeenkomst de verbintenissen uit de overeenkomst eindigden, maar dat er een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties ontstond, conform artikel 6:271 BW. De rechter wees de vordering van ENGIE toe, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten, die in overeenstemming waren met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. BABYLON werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.219,62 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat BABYLON aan de uitspraak moest voldoen, ook als er hoger beroep werd ingesteld.