ECLI:NL:RBROT:2021:7595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
10/039347-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden cocaïne en heroïne met veronderstelling van softdrugs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne. De verdachte was in de veronderstelling dat hij softdrugs vervoerde, wat de rechtbank heeft meegewogen in de strafbepaling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 weken, waarvan 26 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 9 februari 2021 in een verborgen ruimte van een Volkswagen Transporter, die op naam van de verdachte stond, blokken cocaïne en heroïne zijn aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze harddrugs en dacht dat hij hash vervoerde. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte opzettelijk deze verdovende middelen heeft vervoerd en aanwezig gehad, omdat hij wist dat hij verdovende middelen vervoerde, ook al dacht hij dat het om softdrugs ging.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten en de reclassering adviseerde een straf zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de straffen passend geacht, gezien de bijdrage van de verdachte aan de handel in harddrugs en de maatschappelijke problemen die daarmee gepaard gaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/039347-21
Datum uitspraak: 7 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het opzettelijk vervoeren van de ten laste gelegde hoeveelheden cocaïne en heroïne, omdat de verdachte niet – ook niet in voorwaardelijke zin – op de hoogte was van deze stoffen. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met harddrugs en de blokken in de bus dan ook niet kon herkennen als harddrugs.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 9 februari 2021 in een verborgen ruimte, die was ingebouwd in een Volkswagen Transporter die op naam stond van de verdachte, blokken zijn aangetroffen. Een deel van de blokken lag los in die ruimte en een ander deel zat in een plastic tas. Uit daaropvolgend onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) is gebleken dat de door het NFI geteste blokken cocaïne en heroïne bevatten.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de verborgen ruimte door iemand wiens naam hij niet wil noemen in zijn bus was gebouwd en dat de plastic tas al in de ruimte lag toen hij de bus van die persoon overnam. De losse blokken kreeg hij later in een doos overhandigd. Hij heeft die blokken uit de doos gehaald en in de verborgen ruimte gelegd. Als de rechtbank het dossier en de verklaring van de verdachte goed begrijpt, zat in de plastic tas 12 kilo cocaïne en bevatten de losse blokken 27 kilo heroïne. De verdachte heeft gezegd dat de afspraak was dat hij hash zou vervoeren. Hij dacht dat hij coffeeshops zou gaan bevoorraden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte opzettelijk cocaïne en heroïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voorhanden hebben vergt wetenschap van de aanwezigheid van de desbetreffende voorwerpen en beschikkingsmacht. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1727) ten aanzien van vuurwapens bepaald dat de wetenschap zich niet behoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van de wapens. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor verdovende middelen. Voor opzet in de zin van de Opiumwet behoeft de verdachte niet precies te weten om wat voor soort verdovende middelen het gaat of om welke hoeveelheden.
De verdachte wist dat hij verdovende middelen vervoerde. Hij heeft de plastic tas met cocaïne gezien in de verborgen ruimte en hij heeft de heroïne in zijn handen gehad en in die verborgen ruimte gelegd. Hij heeft aldus de beschikking over de cocaïne en heroïne gehad. Dat hij dacht dat het hash was, maakt dit niet anders.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte ongeveer 12 kilogram cocaïne en ongeveer 27 kilogram heroïne opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 februari 2021 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 12 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 27 kilogram van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en heroïne (telkens) middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen. Het gaat daarbij om cocaïne en heroïne. De verdachte heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de handel in deze verdovende middelen.
De handel in en het gebruik van harddrugs leiden tot veel problemen in de maatschappij.
De handel gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met de handel wordt verdiend.
Daarnaast heeft het gebruik van cocaïne en heroïne grote gezondheidsrisico’s. Deze drugs zijn namelijk erg verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2021. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
In onderhavige strafzaak gaat het om het vervoeren van harddrugs. Omdat de verdachte in de veronderstelling was dat hij softdrugs vervoerde en de rechtbank geen redenen heeft om hieraan te twijfelen, zal zij bij de strafbepaling rekening houden dat verdachtes opzet gericht was op het vervoeren van softdrugs. Zij heeft dan ook gekeken naar straffen die in dat soort zaken worden opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op zijn plaats. De verdachte behoeft dan ook niet terug naar de gevangenis. Daarnaast zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tevens zal de rechtbank gezien de ernst van het feit een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) weken;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 26 (zesentwintig) wekenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 februari 2021 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 12 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 27 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.