Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
3 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986, was bijrijder in een auto waarin een vuurwapen en munitie werden aangetroffen. De zaak draait om de vraag of de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht over het vuurwapen en de munitie. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en concludeert dat het oordeel van het hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De verdachte had op 25 mei 2016 in de gemeente Haarlemmermeer een pistool en munitie voorhanden, wat bewezen is door DNA-materiaal dat op het vuurwapen is aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van het vuurwapen, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte onvoldoende was om aan te tonen dat hij geen beschikkingsmacht had. De Hoge Raad verwerpt het cassatiemiddel en bevestigt de uitspraak van het hof.