ECLI:NL:RBROT:2021:7565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/615200 / JE RK 21-682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om ondertoezichtstelling van minderjarigen na vlucht uit Afghanistan en huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de kinderen, die gevlucht zijn uit Afghanistan, zouden lijden onder ernstige ontwikkelingsbedreigingen door trauma's en het ontbreken van contact met hun vader. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de betrokken partijen, waaronder de ouders en de minderjarigen, zijn gehoord. De moeder en vader waren bijgestaan door hun advocaten, en er waren tolken aanwezig vanwege taalbarrières.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel het gezin in het verleden veel heeft meegemaakt, de kinderen momenteel goed functioneren. Ze doen het goed op school, hebben een liefdevolle onderlinge band en accepteren hulpverlening in het vrijwillig kader. De kinderrechter concludeert dat de gestelde ontwikkelingsbedreigingen onvoldoende zijn onderbouwd. De Raad en de vader hebben weliswaar gesteld dat er sprake is van trauma's, maar de kinderrechter is van oordeel dat dit niet is aangetoond. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, met de opmerking dat het goed zou zijn als de kinderen weer contact met hun vader kunnen hebben, mits dit op een onbelaste manier kan plaatsvinden.

De beslissing van de kinderrechter is dat het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt afgewezen, en partijen worden aangemoedigd om onderling afspraken te maken over het contact tussen de vader en de kinderen. De beschikking is schriftelijk gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/615200 / JE RK 21-682
datum uitspraak: 10 juni 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Eindhoven,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1]
,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te Eindhoven.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 24 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 17 maart 2021,
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 maart 2021,
- de brief van de advocaat van de moeder, mr. I.K. Kolev, van 18 maart 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 27 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.K. Kolev,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. A. Fakiri,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
[voornaam minderjarige 2] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt.
Aangezien de vader en de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de taal Dari, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. [naam tolk 1] en dhr. [naam tolk 2] , tolken in de taal Dari. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolken zijn beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen hebben in hun leven al veel meegemaakt. Zij zijn gevlucht uit Afghanistan en er was sprake van huiselijk geweld door vader. Er wordt een ontwikkelingsbedreiging bij hen geconstateerd, door de trauma’s die zij in het verleden hebben opgelopen. De vlucht naar Nederland is traumatisch voor kinderen en ook in Nederland is, mede gelet op de situatie met de ouders, geen stabiliteit voor hen geweest. De kinderen geven nu aan geen contact te willen met de vader, maar het zou wel goed zijn als de vader een rol heeft in hun leven. De situatie is echter dusdanig complex dat er weinig vertrouwen is dat de moeder en kinderen dit zelf kunnen oplossen. Eerdere omgang direct na de scheiding is gestopt, omdat de vader de kinderen belaste met negatieve uitspraken over de moeder. De moeder vindt het goed als de kinderen omgang hebben met hun vader, maar de moeder is niet volledig bestand tegen het verzet van haar kinderen. Het is een lastige situatie. Het is voorstelbaar dat het gezin hulpverleningsmoe is, omdat ze in hun vorige woonplaats Bladel al veel hulpverlening hebben gehad. Deze hulpverlening was ook gericht op de omgang met de vader, terwijl dit contact niet onbelast plaatsvond. Dit is niet bevorderlijk voor het huidige, wenselijke hulpverleningstraject. Anderzijds is er wel een sprake van een bedreiging waarbij hulpverlening binnen het vrijwillig kader geen resultaat heeft gehad. Er moet nu gekeken worden wat wijsheid is.

De standpunten

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het contact tussen [voornaam minderjarige 1] en de vader voorafgaand aan de zitting zag er mooi uit.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. De raadsrapportage biedt onvoldoende motivering voor het verzoek van de Raad. Toen de moeder nog in Bladel woonde zijn er al meerdere hulpverleningsorganisaties aanwezig geweest, maar het effect van deze hulp wordt niet benoemd. Daarnaast wordt gesteld dat de kinderen getraumatiseerd zouden zijn, zonder dat daar een onderbouwing voor is. De kinderen doen het goed op school, ze slapen goed, sporten en een verwijzing voor psychologische hulp is niet nodig gebleken. De moeder heeft een goed netwerk, de situatie in het gezin is stabiel en ook de eerdere financiële zorgen zijn verdwenen. Daarnaast wordt ook de inzet van het wijkteam door het gezin gewaardeerd. Het lukt de ouders om te communiceren en om afspraken te maken. De kinderen hebben in het verleden veel hulpverlening gehad, maar hebben nu vooral behoefte aan rust. De moeder moest [voornaam minderjarige 1] voorafgaand aan de zitting stimuleren om contact met de vader te hebben. Het is problematisch dat er niet aan de kinderen zelf wordt gevraagd wat zij willen of hoe de vader volgens hen het vertrouwen zou kunnen herwinnen. De kinderen worden niet bedreigd in hun ontwikkeling en gedwongen hulpverlening zou in deze situatie kunnen zorgen voor een hulpverleningstrauma. Het verzoek dient te worden afgewezen.
Door en namens de vader is gedeeltelijk ingestemd met het verzoek. Een ondertoezichtstelling van zes maanden zou voldoende moeten zijn om de omgang vorm te geven. Er is onvoldoende onderbouwing voor de conclusie dat de kinderen getraumatiseerd zouden zijn. Dat de kinderen geen omgang met hun vader willen hebben zorgt echter wel voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De vader is sinds 2018 uit beeld terwijl omgang met de vader belangrijk is voor de identiteitsvorming van de kinderen. Doordat alle hulpverlening tot nu toe onsuccesvol is geweest, is het vrijwillig kader geen optie meer. Het contact tussen de vader en de kinderen moet langzaam weer worden opgebouwd waarbij de kinderen ook oprecht bereid zijn om dit contact te hebben. De GI dient betrokken te blijven om te monitoren en te begeleiden. De moeder wil dat er weer contact komt tussen de vader en de kinderen, maar zij is alleen niet in staat om dat te bewerkstelligen. Bij een afwijzing van het verzoek bestaat de kans dat de hulpverlening helemaal uit beeld raakt.

De beoordeling

Het verzoek van de Raad is gebaseerd op twee onderzoeksbevindingen. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd vanwege opgelopen trauma’s en vanwege het ontbreken van omgang met hun vader. De kinderrechter bespreekt deze gronden hieronder.
Wat betreft de gestelde trauma’s is de kinderrechter – net als de vader en de moeder – van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting dit niet is gebleken. Weliswaar heeft het gezin door hun vlucht uit Afghanistan in 2012, het huiselijke geweld en de scheiding in 2015 al veel meegemaakt, maar de kinderen doen het goed op school, zitten op een sport en de onderlinge band is liefdevol. Ondanks dat er sinds de echtscheiding verschillende vormen van hulpverlening hebben plaatsgevonden, is niet duidelijk geworden of hier (vermoedens van) trauma’s zijn vastgesteld. Op dit moment gaat het goed met het gezin en accepteren zij hulpverlening in het vrijwillig kader door het wijkteam, een bewindvoerder en een jongerencoach voor de kinderen. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, zo vertoond [voornaam minderjarige 1] zelfbepalend gedrag en weet [voornaam minderjarige 3] zijn emoties niet goed te uiten, maar dit is onvoldoende om te spreken van een ernstige bedreigde ontwikkeling. Bovendien lijkt extra hulpverlening juist te zorgen voor meer stress bij het gezin.
Met betrekking tot het tot stand brengen van omgang tussen de vader en de kinderen als reden voor een ondertoezichtstelling heeft de Hoge Raad in eerdere rechtspraak uitgelegd dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling. [1]
De Raad en de vader hebben gesteld dat de vader een ontwikkeling heeft doorgemaakt en zijn orthodoxe ideeën heeft losgelaten. Hij werkt fulltime en is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Het zou goed zijn als de vader weer een rol in het leven van de kinderen gaat spelen. Doordat er momenteel geen sprake is van omgang is er sprake van een ernstige bedreigde ontwikkeling van de kinderen. Ook is er geen vertrouwen in dat de omgang vrijwillig zal plaatsvinden, omdat de moeder op dit punt niet in staat is haar kinderen tot omgang te bewegen. De kinderrechter is van oordeel dat de ernstig bedreigde ontwikkeling van de kinderen niet concreet is onderbouwd. Gelet op de hiervoor besproken rechtspraak van de Hoge Raad is het verzoek dan ook onvoldoende onderbouwd en zal de kinderrechter het afwijzen.
Wel merkt de kinderrechter nog het volgende op. Ter zitting is duidelijk geworden dat de partijen de eerdere omgang tussen de vader en de kinderen op de gang hebben besproken. De vader heeft aangegeven dat hij niet meer met de moeder bezig is en heeft toegezegd de kinderen niet meer met zijn mening over haar te belasten. Dit heeft hij op zitting herhaald. Daarbij heeft [voornaam minderjarige 1] in gesprek met de kinderrechter duidelijk gemaakt dat hij bereid is om omgang met de vader te hebben. De omgang heeft eerder ook een periode onbelast kunnen plaatsvinden en dat was toen voor de vader en de kinderen leuk. Ook de moeder stelt dat een oplossing van dit probleem kan zijn dat de vader omgang heeft met de kinderen. Ook de kinderrechter denkt dat het goed kan zijn voor de kinderen als zij weer contact kunnen hebben met hun vader, als dit onbelast kan plaatsvinden. De kinderrechter hoopt dan ook dat partijen onderling tot afspraken kunnen komen, waarbij stapje voor stapje het vertrouwen wordt hersteld.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad af, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is schriftelijk gegeven op 10 juni 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 februari 2016 (ECLI:NL:2016:295).