ECLI:NL:RBROT:2021:7506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9248223 CV EXPL 21-18785
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door VGZ Zorgverzekeraar N.V. aan gedaagde

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot onbetaalde zorgkosten. De vordering betreft een bedrag van € 500,-, dat door de gedaagde aan VGZ verschuldigd zou zijn op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 21 april 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 juli 2021, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken en de argumenten van VGZ, die stelde dat de gedaagde in de periode van november 2015 tot januari 2020 een totaalbedrag van € 1.840,40 onbetaald had gelaten. VGZ heeft ook buitengerechtelijke kosten gemaakt ter hoogte van € 332,25, maar heeft haar vordering beperkt tot de hoofdsom van € 500,-. De gedaagde erkende de verschuldigdheid van het bedrag, maar voerde aan dat er betalingsbewijzen waren die niet correct waren verwerkt en stelde een betalingsregeling voor. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VGZ recht heeft op de gevorderde hoofdsom van € 500,-, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft ook de mogelijkheid van een betalingsregeling besproken, waarbij VGZ bereid was om mee te werken aan een regeling van € 50,- per maand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9248223 CV EXPL 21-18785
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Arnhem,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 21 april 2021, met producties;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] , met producties;
  • het tussenvonnis van 7 juni 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de aanvullende producties aan de zijde van VGZ.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juli 2021. Namens VGZ is de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Tussen VGZ en [gedaagde] is een basis- en/of aanvullende zorgverzekering tot stand gekomen met klantnummer [klantnummer] /VGZ.
2.2
Uit hoofde van deze overeenkomst en de wet is [gedaagde] aan VGZ periodiek (bij vooruitbetaling) premie en/of eigen risico verschuldigd.

3..De vordering

3.1
VGZ vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 500,- onder reservering van het overige, vermeerderd met de wettelijke rente in d zin van artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Aan haar vordering heeft VGZ – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
In de periode november 2015 tot en met januari 2020 heeft [gedaagde] een bedrag ter hoogte van € 1.840,40 onbetaald gelaten.
3.2.2
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag VGZ zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. De gemachtigde van VGZ heeft [gedaagde] aangemaand. De gemaakte kosten van € 332,25 (incl. btw) komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW voor rekening van [gedaagde] .
3.2.3
Verder maakt VGZ aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 106,54 aan verschenen rente berekend tot 17 april 2021.
3.3
VGZ heeft haar vordering beperkt tot € 500,- ter zake van de hoofdsom, onder reservering van haar rechten van hetgeen zij meer of anders van [gedaagde] te vorderen heeft.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de hoogte en verschuldigdheid van het door VGZ gevorderde bedrag erkend, maar heeft twee betalingsbewijzen overgelegd van betalingen die volgens haar niet juist zijn verwerkt. Zij voert aan dat zij contact heeft opgenomen voor het treffen van een betalingsregeling, maar dat deze is afgewezen. Haar voorstel is om de achterstand met € 50,- per maand af te lossen en zodra zij is afgemeld bij het CAK dit bedrag verhoogd kan worden.

5..De beoordeling

5.1
VGZ is ingegaan op het verweer van [gedaagde] . VGZ heeft erkend dat zij de betaling van 10 november 2015 ter hoogte van € 146,- en de betaling van 11 december 2015 ter hoogte van € 146,- heeft ontvangen. Echter, volgens VGZ zijn deze bedragen afgeboekt op het restant van andere openstaande bedragen. Ter onderbouwing van haar vordering heeft VGZ onder meer een specificatie hiervan in het geding gebracht.
5.2
[gedaagde] heeft niet meer gereageerd op de (nadere) stellingen en de inhoud van de door VGZ in het geding gebrachte stukken. [gedaagde] is immers, hoewel daartoe naar behoren opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen en heeft daardoor ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar verweer nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen. Gelet hierop dient de kantonrechter uit te gaan van de juistheid van die nadere stellingen en de inhoud van deze stukken. [gedaagde] heeft verder geen betalingen aangevoerd die niet door VGZ reeds zijn verwerkt. Dit betekent dat vast is komen te staan dat VGZ ten minste een vordering gelijk aan het bedrag dat zij in rechte vordert op [gedaagde] heeft.
5.3
VGZ maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Echter in deze procedure vordert zij uitdrukkelijk slechts € 500,- aan hoofdsom. Dat heeft tot gevolg dat over de toewijsbaarheid van de buitengerechtelijke kosten thans geen oordeel zal worden gegeven. Datzelfde geldt voor het bedrag dat gevorderd wordt aan wettelijke rente berekend tot 14 april 2021.
5.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat beperkte hoofdsom van € 500,- aan VGZ wordt toegewezen.
5.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter het voorstel van de door [gedaagde] gestelde betalingsregeling van € 50,- per maand aan VGZ voorgehouden. VGZ heeft, desgevraagd, toegezegd dat zij voor de gehele vordering alsnog wil meewerken aan de voorgestelde betalingsregeling van € 50,- per maand en dat, zodra [gedaagde] deze betalingsregeling nakomt, VGZ zich zal inspannen om [gedaagde] zo spoedig mogelijk bij het CAK af te melden. De kantonrechter geeft [gedaagde] dan ook in overweging om zich binnen zeer korte termijn na ontvangst van dit vonnis (nogmaals) tot de gemachtigde van VGZ te wenden, om nadere afspraken te maken over de voorgestelde betalingsregeling.
5.8
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ tegen kwijting te betalen € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 500,- vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VGZ vastgesteld op € 234,22 aan verschotten en € 150,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 37,50 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet het bedrag aan nasalaris nog worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485