ECLI:NL:RBROT:2021:7488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9085381 CV EXPL 21-10022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlast door huurder leidt tot gedragsaanwijzing en laatste kans voor verbetering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (eiseres) en [persoon A] (gedaagde), vertegenwoordigd door [naam bewindvoerderskantoor] q.q. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Woonstad en [persoon A], die sinds 26 februari 2018 een woning huurt. Woonstad heeft herhaaldelijk klachten ontvangen over overlast veroorzaakt door [persoon A], wat heeft geleid tot een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] zich in het verleden niet als goed huurder heeft gedragen, maar heeft ook geconstateerd dat hij zijn leven aan het beteren is. De rechter heeft daarom besloten om [persoon A] een laatste kans te geven om de overlast te stoppen, onder de voorwaarde dat hij zich houdt aan een opgelegde gedragsaanwijzing. De beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is aangehouden tot een latere datum, waarbij de rechter de voortgang van [persoon A] zal beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9085381 CV EXPL 21-10022
uitspraak: 2 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[naam bewindvoerderskantoor]in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[persoon A] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonstad’, ‘ [naam bewindvoerderskantoor] q.q.’ en ‘ [persoon A] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 5 maart 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 29 april 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Namens Woonstad is verschenen mevrouw [persoon B] (medewerker Sociaal beheer), bijgestaan door de gemachtigde van Woonstad. [naam bewindvoerderskantoor] q.q. is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verder is [persoon A] samen met de dominee verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Bij beschikking van 30 april 2019 zijn alle goederen die (zullen) toebehoren aan [persoon A] onder bewind gesteld vanwege verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van [naam bewindvoerderskantoor] q.q. als bewindvoerder.
2.2
Tussen Woonstad als verhuurster en [persoon A] als huurder bestaat sinds 26 februari 2018 een huurovereenkomst voor de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning). De woning is onderdeel van een wooncomplex dat bedoeld is voor personen ouder dan 55 jaar.
2.3
Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden behorende bij een huurovereenkomst van een zelfstandige woonruimte, versie juni 2009 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
In artikel 6.1 van de algemene voorwaarden is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

(…)Huurder zal het gehuurde als goed huurder gebruiken en onderhouden (…)”.
In artikel 6.3 van de algemene voorwaarden is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

Het is huurder niet toegestaan overlast aan omwonenden en/of andere huurders te veroorzaken en/of te doen veroorzaken door (…) derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten bevinden (…)”.
2.4
[persoon A] ontvangt begeleiding van Stichting Ontmoeting (hierna: Ontmoeting). Op 23 januari 2019 heeft Woonstad samen met [persoon A] en zijn begeleider van Ontmoeting een gesprek gehad over gemelde overlastklachten. [persoon A] heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat zijn levensstijl verschilt van dat van zijn buurvrouw mevrouw [persoon C] (hierna: [persoon C] ) in verband met het leeftijdsverschil. [persoon A] heeft tijdens dit gesprek beloofd rekening te gaan houden met omwonenden. De gemaakte afspraken zijn bij brief van 24 januari 2021 bevestigd.
2.5
Op verzoek van [persoon C] heeft op 19 maart 2019 nog een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon C] en [persoon A] . Woonstad en een begeleider van Ontmoeting waren ook bij dit gesprek aanwezig. [persoon A] heeft toegezegd nog meer rekening te gaan houden met [persoon C] .
2.6
Op 25 maart 2019, 31 mei 2019, 7 juni 2019 en 15 juni 2019 heeft Woonstad schriftelijke klachten van [persoon C] over door [persoon A] veroorzaakte overlast ontvangen. Verder is, door de begeleider van [persoon C] , onder andere op 13 juni 2019 telefonisch geklaagd.
2.7
Woonstad heeft op 25 juni 2019 contact gezocht met de begeleider van [persoon A] bij Ontmoeting om de overlast te bespreken. Afgesproken is dat de begeleider het zou gaan bespreken met [persoon A] .
2.8
Op 15 juli 2019 heeft [persoon C] opnieuw een schriftelijke klacht ingediend in verband met de door haar ervaren overlast.
2.9
Ook op 5 september 2019 heeft Woonstad van [persoon C] een schriftelijke klacht ontvangen.
2.1
Naar aanleiding van de gemelde overlastklachten heeft de gemeente Rotterdam een akoestisch onderzoek naar mogelijk burenlawaai afkomstig uit de woning van [persoon A] laten uitvoeren in de periode van 3 september 2019 tot 17 september 2019. Hiervan heeft Woonstad op 21 oktober 2019 een rapport ontvangen. In dit rapport staat aangegeven dat de geluidsoverlast meestal wordt veroorzaakt door rennende en springende kinderen en luide stemmen van kinderen en volwassenen.
2.11
Op 14 november 2019 heeft Woonstad wederom een overlastmelding ontvangen van [persoon C] .
2.12
Woonstad heeft op 20 november 2019 telefonisch contact opgenomen met mevrouw [persoon D] (buurvrouw schuin onder [persoon A] , hierna: [persoon D] ). [persoon D] heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat zij [persoon A] heeft aangesproken op de overlast die hij veroorzaakt, maar dat dit niet geholpen heeft.
2.13
Op 3 december 2019 heeft Woonstad de uitkomst van het rapport onder 2.11 besproken met [persoon A] in aanwezigheid van zijn begeleider van Ontmoeting. Er is aangekondigd dat Woonstad een gedragsaanwijzing wil overeenkomen. Het gesprek is bij brief van 31 december 2019 bevestigd.
2.14
Na het gesprek van 3 december 2019 heeft Woonstad op 11 december 2019, 29 december 2019 en 2 januari 2020 verschillende overlastmeldingen ontvangen van [persoon C] en [persoon D] .
2.15
Op 28 januari 2020 zijn Woonstad en [persoon A] een gedragsaanwijzing overeengekomen. Partijen zijn, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:

(…) Huurder heeft zeil in de woning zonder ondervloer. Huurder is bereid en zegt toe om binnen drie weken na ondertekening van deze gedragsaanwijzing op eigen kosten deugdelijke vloerisolatie aan te brengen op de vloer (onder het zeil) van de gehele woning.
Huurder zal per direct invulling geven aan goed huurderschap. Hij zal niet op luide toon (telefoon)gesprekken voeren en de in zijn woning aanwezige (klein)kinderen instrueren dat zij niet in de woning mogen rennen en schreeuwen. Zijn bezoekers zal hij eveneens instrueren om niet op luide toon te praten, te stampen, te telefoneren en te schreeuwen. Wanneer huurder wederom structureel overlast veroorzaakt jegens omwonenden, onder meer bestaande uit:
-
schreeuwen en hard praten
-
bonken
-
stampen
-
rennende kinderen
dan zal verhuurder de huurovereenkomst beëindigen en zo nodig zonder verdere ingebrekestelling of sommatie in een gerechtelijke procedure (zo nodig in kort geding) ontruiming van het gehuurde vorderen.”.
2.16
Woonstad heeft op 18 februari 2020 telefonisch gesproken met [persoon A] om na te vragen of de ondervloer gelegd was. Op dat moment was het nog niet gelukt, maar [persoon A] was er mee bezig. Op 19 februari 2020 heeft Woonstad nogmaals gesproken met [persoon A] en is aangegeven dat [persoon A] de gedragsaanwijzing moet nakomen en de ondervloer uiterlijk op 2 maart 2020 moet zijn gelegd. Dit is bij brief van 26 februari 2020 bevestigd.
2.17
Op 21 mei 2020 en 27 augustus 2020 heeft Woonstad een overlastmelding ontvangen van [persoon D] .
2.18
Ter voorkoming van een gerechtelijke procedure heeft Woonstad op 15 september 2020 [persoon A] een laatste waarschuwing gegeven. Deze brief is op dezelfde dag ook aan [naam bewindvoerderskantoor] q.q. gestuurd.
2.19
Op 19 oktober 2020 en 3 december 2020 heeft Woonstad een overlastmelding ontvangen van [persoon C] . Daarnaast heeft Woonstad op 7 december 2020 en 29 december 2020 een overlastmelding ontvangen van [persoon D] . In deze laatste melding heeft [persoon D] het volgende bericht:

Helaas moet ik ook weer aan de bel trekken wat betreft meneer [persoon A] Ook bij hem blijft het onrustig en is behoorlijk met zeer veel regelmaat aan het schreeuwen bonken e.d.
Helaas is mijn directe buurvrouw(zijn onder buurvrouw) opgenomen in het ziekenhuis waardoor er van haar uit geen klacht ingediend kan worden. Dus ook in deze situatie sta ik er alleen voor helaas is ook zijn buurman dusdanig bezig dat ik hier een melding hij woonstad heb moeten doen.
Word er eerlijk gezegd hopeloos van sta ingeschreven als woning zoekende maar helaas ondanks de vele reacties wil dit niet lukken. En ben ik gedwongen de situatie te accepteren zoals hij is maar mijn woongenot is al een paarjaar door deze mensen
weggenomen en uitzicht naar een andere woning is er dus niet.

3..De vordering

3.1
Woonstad vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [naam bewindvoerderskantoor] q.q. te veroordelen om de woning binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, met alle daarin bevindende personen en/of zaken van [persoon A] te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels ter beschikking te stellen van Woonstad, met veroordeling van [naam bewindvoerderskantoor] q.q. in de proceskoten en de nakosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Woonstad, voor zover van belang, ten grondslag gelegd dat er sprake is van structurele onaanvaardbare overlast in de vorm van geluidsoverlast en verstoring van de rust; [persoon A] schiet ernstig te kort in de uit de wet en de uit de huurovereenkomst geldende verplichtingen om zich als goed huurder te gedragen. [persoon A] heeft meer dan voldoende de gelegenheid gekregen om zijn woonsituatie op orde te brengen en een einde te maken aan de overlast. Ondanks de vele inspanningen van Woonstad is het niet gelukt om de overlast de beëindigen. De overlast wordt voornamelijk veroorzaakt door de visite die [persoon A] ontvangt. De overlast bestaat onder meer uit klusgeluiden, contactgeluiden veroorzaakt door een vinylvloer die zonder ondervloer in de woning was gelegd, aanwezigheid van meerdere mensen in de woning, geluidsoverlast door hard praten, harde geluiden en heen en weer stampen en rennen door spelende kinderen, met de deuren smijten en overmatig geschreeuw wat op ruzie lijkt. Het aanspreken van [persoon A] op zijn gedrag en het gedrag van derden waarvoor hij verantwoordelijk is, heeft niet geleid tot verbetering.

4..Het verweer

4.1
Het verweer van [naam bewindvoerderskantoor] q.q. strekt tot afwijzing van de vordering. [naam bewindvoerderskantoor] q.q. erkent dat [persoon A] in het verleden problemen heeft veroorzaakt, maar [persoon A] heeft zijn leven sinds kort drastisch veranderd. Een relatie die problematisch was heeft hij beëindigd, [persoon A] heeft hulp gezocht en gaat wekelijks naar een psycholoog van wie hij ook medicijnen krijgt voorgeschreven. Verder verricht [persoon A] inmiddels vrijwilligerswerk en is hij sinds begin oktober 2020 volledig gestopt met het nuttigen van alcohol. De geluidsoverlast veroorzaakt door kinderen, zoals Woonstad stelt, was afkomstig van de kinderen van de ex-partner van [persoon A] . Nu deze relatie is beëindigd komen deze kinderen niet meer in de woning. Zijn eigen kleinkinderen komen zo’n twee keer per jaar nu deze in Leeuwarden wonen. Ook worden er geen klusgeluiden meer veroorzaakt; de woning is ‘af’ en de ondervloer is gelegd. Niettemin: contactgeluiden zullen in (oude) appartementen altijd voorkomen; helemaal stil zal het nooit worden. [naam bewindvoerderskantoor] q.q. merkt verder nog op dat de meeste overlastmeldingen afkomstig waren van [persoon C] . [persoon C] is kort geleden helaas overleden. Tot slot merkt [naam bewindvoerderskantoor] q.q. nog op dat de meeste overlastmeldingen betrekking hebben gehad op 2019/2020 en niet zien op de periode vanaf het moment dat [persoon A] zijn leven drastisch heeft veranderd. Geconcludeerd moet worden dat de gedragingen die mogelijk een toerekenbare tekortkoming hebben gevormd aan de zijde van [persoon A] niet meer bestaan, zodat ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval niet op zijn plaats zou zijn.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Tussen partijen is in geschil of de door [persoon A] veroorzaakte overlast ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
5.2
De wet bepaalt in artikel 7:213 lid 1 BW dat een huurder verplicht is ten aanzien van het gebruik van de woning zich als goed huurder te gedragen. Dit staat ook in artikel 6.1 van de algemene voorwaarden. [persoon A] moet – als goed huurder – goed voor de woning zorgen en voorkomen dat de leefomgeving overlast van hem, zijn huisgenoten en/of bezoekers ervaart. Verder is van belang dat uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, kan leiden tot een gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de overeenkomst, gezien haar bijzondere aard en/of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze hoofdregel van het verbintenissenrecht is ook van toepassing op huurovereenkomsten. Bij de beoordeling van de vraag of een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst moet worden afgewezen, kunnen, naast de bijzondere aard en/of geringe betekenis van de tekortkoming, alle overige omstandigheden van het geval van belang zijn. Gelet op dit hierop wordt als volgt overwogen.
5.3
Uit de overgelegde stukken en de toelichting daarop van partijen blijkt dat [persoon A] in 2019 en 2020 geluidsoverlast heeft veroorzaakt en zich niet als goed huurder heeft gedragen. Er was sprake van geluidsoverlast vanuit de woning van [persoon A] ; [naam bewindvoerderskantoor] q.q. betwist dat ook niet.
5.4
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Woonstad in de geschetste omstandigheden een mogelijk belang heeft bij de toewijzing van haar vordering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woonstad echter desgevraagd bevestigd dat [persoon C] , de buurvrouw waar de overlastmeldingen hoofdzakelijk van afkomstig komen, is overleden, dat na de gedragsaanwijzing er slechts nog sprake is van incidentele overlast; de structurele overlast is gestopt en er zijn geen overlastmeldingen meldingen bekend van de direct aangrenzende buren op dezelfde verdieping. De door [persoon A] veroorzaakte overlast in het verleden zijn naar het oordeel van de kantonrechter gedragingen waarmee [persoon A] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst en de wet, en op een zodanige wijze dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Partijen zijn het er echter over eens dat [persoon A] zijn leven aan het beteren is, maar er nog niet is. De kantonrechter ziet dat [persoon A] van ver is gekomen en zijn leven op de rit probeert te krijgen, waar mogelijk met hulp van derde. Om die reden krijgt [persoon A] een laatste kans om de overlast volledig te stoppen. Om een stok achter de deur te houden, ziet de kantonrechter aanleiding om de beslissing over de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning niet af te wijzen maar aan te houden en af te laten hangen van de vraag of de door de kantonrechter onder de beslissing geformuleerde gedragsaanwijzing in het komende half jaar wordt nagekomen. Het niet nakomen van de gedragsaanwijzing heeft tot gevolg dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning alsnog worden toegewezen.
5.5
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rol van
23 december 2021 om 15:30 uurwaar Woonstad zich kan uitlaten over de vraag of [persoon A] zich heeft gehouden aan de gedragsaanwijzing zoals deze in dit vonnis is geformuleerd en of ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning nog noodzakelijk is. In afwachting hiervan wordt iedere verdere beslissing, ook over de proceskosten, aangehouden.

6..De beslissing:

De kantonrechter:
legt aan [persoon A] de volgende gedragsaanwijzing op:
[persoon A] dient de woning zelf te bewonen en er zijn hoofdverblijf te hebben. Onderverhuur is niet toegestaan. Inwoning van kinderen en/of kleinkinderen is eveneens niet toegestaan.
[persoon A] zal per direct invulling geven aan goed huurderschap. Hij zal niet op luide toon (telefoon)gesprekken voeren en de in zijn woning aanwezige (klein)kinderen instrueren dat zij niet in de woning mogen rennen en schreeuwen. Zijn bezoekers zal hij eveneens instrueren om niet op luide toon te praten, te stampen, te telefoneren en te schreeuwen. [persoon A] houdt rekening met omwonenden.
verwijst de zaak naar de rol van
23 december 2021 om 15:30 uurwaar Woonstad zich kan uitlaten over of [persoon A] zich heeft gehouden aan de gedragsaanwijzing en over de door haar gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485