ECLI:NL:RBROT:2021:7424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
C/10/611003 / HA ZA 21-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht en ministerieplicht van de notaris bij testamentaire beschikking en wilsbekwaamheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, staat de zorgplicht van de notaris centraal in het kader van een testament waarbij de zoon van de overledene is onterfd. De eiser, de zoon, stelt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door het testament op te stellen, terwijl zijn vader, die op hoge leeftijd was en last had van slechtziendheid en hardhorendheid, mogelijk onder invloed van zijn dochter verkeerde. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, te beginnen met de dagvaarding op 17 december 2020 en de mondelinge behandeling op 2 juni 2021. De vader had eerder bij andere notarissen geprobeerd een testament op te stellen, maar deze hadden geweigerd. De notaris heeft een arts ingeschakeld om de wilsbekwaamheid van de vader te beoordelen, die bevestigde dat de vader in staat was zijn wil te vormen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen bij het opstellen van testamenten, vooral in situaties waarin de wilsbekwaamheid van de cliënt ter discussie staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/611003 / HA ZA 21-22
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. G.A.H. Wiekamp te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2],
gedaagden,
advocaat mr. M.C.J. Höfelt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en [gedaagden] (en afzonderlijk [naam gedaagde 1] respectievelijk [naam gedaagde 2]) genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 december 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 29 april 2021 met een zittingsagenda;
  • de mondelinge behandeling van 2 juni 2021;
  • de pleitaantekeningen van beide advocaten.
1.2.
Na aanhouding voor minnelijk overleg is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam gedaagde 1] is notaris. [naam gedaagde 2] is de vennootschap waarin [naam gedaagde 1] haar praktijk uitoefent.
2.2.
[naam stichting] (hierna: [naam stichting]) treedt op als executeur en bewindvoerder en houdt zich bezig met onder andere de afwikkeling van nalatenschappen. Het bestuur van [naam stichting] bestaat uit drie personen, onder wie [naam gedaagde 1] en de in haar praktijk werkzame kandidaat-notaris [naam 1].
2.3.
[naam eiser] is de zoon van [naam 2] (hierna: de vader), geboren op [geboortedatum], en [naam 3] (hierna: de moeder). [naam eiser] heeft een zus, genaamd [naam 4] (hierna: de zus). In de laatste fase van zijn leven was de vader hardhorend en slechtziend.
2.4.
Na het overlijden van de moeder op 26 juni 2014 zijn de verhoudingen tussen [naam eiser], zijn zus en zijn vader ernstig verslechterd.
2.5.
In november 2014 heeft een andere notaris ([naam 5]) geweigerd om voor de vader een testament op te stellen. Eerder dat jaar is het bij weer een andere notaris ([naam 6]) evenmin tot het opstellen van een testament gekomen.
2.6.
Op 11 december 2014 heeft de vader tegen [naam eiser] aangifte gedaan van mishandeling en diefstal.
2.7.
Op 23 december 2014 heeft de vader zich gewend tot [naam gedaagde 1] met het verzoek om een nieuw testament op te maken. Vervolgbesprekingen hebben plaatsgevonden op 5 januari 2015 en 2 februari 2015. Bij de gesprekken was ook kandidaat-notaris [naam 1] aanwezig. De vader was naar het kantoor van [naam gedaagde 1] gebracht door de zus en haar echtgenoot.
2.8.
In dezelfde periode trad [naam 1] namens [naam stichting] op als belangenbehartiger van de vader in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder, waarin [naam eiser] als executeur optrad.
2.9.
[naam gedaagde 1] heeft een arts ouderengeneeskunde verzocht de wilsbekwaamheid van de vader te beoordelen. De arts heeft gerapporteerd dat de vader
heel zeker [is] over de opstelling van zijn testament en […], ondanks zijn hoge leeftijd en de stressvolle gebeurtenissen van een laatste tijd, een stevige en vastberaden indruk [maakt].
2.10.
Op 2 februari 2015 heeft notaris [naam 6] in opdracht van [naam eiser] bij de kantonrechter een verzoek tot onderbewindstelling van de vader ingediend.
2.11.
Op 6 februari 2015 is het testament van de vader gepasseerd. Hier relevante passages uit het testament zijn de volgende:
C. Uitsluiting
Ik sluit mijn zoon, [naam eiser], geboren te [geboorteplaats eiser] op [geboortedatum eiser], alsmede zijn (geadopteerde) afstammelingen uit van iedere verkrijging uit mijn nalatenschap.
Ik geef als mijn wens te kennen dat de executeur en mijn erfgename(n) hem/hen niet op de hoogte stellen van mijn overlijden.
[…]
Slot
De comparant heeft in diverse besprekingen in december tweeduizend veertien en in januari tweeduizend vijftien consequent als zijn wens te kennen gegeven zijn zoon en diens afstammelingen uit te willen sluiten van iedere verkrijging uit zijn nalatenschap en op twee februari tweeduizend vijftien heb ik, notaris, de inhoud van deze akte geheel met hem doorgenomen.
Alvorens tot het verlijden van deze akte over te zijn gegaan heb ik, notaris, wederom van de zakelijke inhoud aan de comparant en de na te noemen getuigen mededeling gedaan, daarop toelichting gegeven en vervolgens wegens een visuele beperking van de comparant de akte volledig voorgelezen, waarna ik aan de comparant heb gevraagd of de inhoud van de akte voor hem duidelijk is en zijn uiterste wil bevat, op welke vragen hij bevestigend heeft geantwoord.
De comparant, alsmede de na te noemen getuigen, zijn mij, notaris, bekend.
2.12.
Op 24 april 2015 heeft de vader bij de kantonrechter een verzoek ingediend strekkende tot ontslag van [naam eiser] als executeur van de nalatenschap van de moeder.
2.13.
Bij beschikking van 6 mei 2015 heeft de kantonrechter het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen. In de beschikking heeft de kantonrechter onder meer het volgende overwogen:
Bij de processtukken bevindt zich een afschrift van een brief van [naam gedaagde 1],
notaris te Zwijndrecht, van 10 april 2015 aan betrokkene. Daarin vermeldt de notaris dat zij van op grond van diverse in aanwezigheid van een kantoorgenote met betrokkene gevoerde besprekingen instaat voor diens wilsbekwaamheid en dat zij, uitsluitend vanwege betrokkenes hoge leeftijd een onafhankelijk arts heeft ingeschakeld, die op 20 januari 2015 gelijkluidend heeft gerapporteerd.
Tegen deze achtergrond en op basis van wat bij de behandeling ter terechtzitting is gebleken is niet aannemelijk geworden dat betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Daar waar betrokkene door beperkingen van fysieke aard zelf geen feitelijke handelingen op vermogensrechtelijk terrein zou kunnen verrichten heeft hij de mogelijkheid de bijstand van een of meer derden van zijn eigen keuze te vragen, zoals hij, naar hij zelf ter zitting mededeelde, heeft gedaan.
2.14.
Bij beschikking van 7 oktober 2015 heeft de kantonrechter [naam eiser] ontslagen als executeur van de nalatenschap van de moeder. De kantonrechter heeft onder andere het volgende overwogen:
Op grond van de ouderlijke boedelverdeling is [naam 2]. enig rechthebbende ten aanzien van de goederen van de nalatenschap. Zoals bij beschikking van 6 mei 2015 […] is overwogen, is het niet aannemelijk geworden dat [naam 2]. als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Daar waar hij door beperkingen van fysieke aard zelf geen feitelijke handelingen op vermogensrechtelijk terrein zou kunnen verrichten heeft hij de mogelijkheid de bijstand van een of meer derden van zijn eigen keuze te vragen. Voor het benoemen van een boedelnotaris bestaat dan ook, in afwijking van het voornemen ter mondelinge behandeling van 1 juli 2015, vooralsnog geen aanleiding.
[naam eiser] heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.
2.15.
De vader is op 20 december 2015 overleden.
2.16.
Bij brief van 17 juni 2016 heeft [naam gedaagde 1] [naam eiser] bericht over de inhoud van het testament.
2.17.
Bij brief van 25 juli 2016 aan [naam gedaagde 1] heeft [naam eiser] onder andere bericht aanspraak te maken op de legitieme portie. Hij heeft ook verzocht om toezending van het testament. Naar aanleiding van dat verzoek heeft [naam eiser] het testament ontvangen.
2.18.
Bij beschikking van 11 april 2018 heeft het Hof de beschikking van de kantonrechter van 7 oktober 2015 bekrachtigd.
2.19.
Bij brief van 27 mei 2020 heeft [naam eiser] [naam gedaagde 1] aansprakelijk gesteld.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert het volgende:
Het Uw Rechtbank moge behagen bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I: Te verklaren voor recht dat gedaagde sub 1, althans gedaagde 2, althans gedaagden gezamenlijk onrechtmatig jegens [naam eiser] hebben gehandeld;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [naam eiser] van een schadevergoeding na de op te maken bij staat en het vereffenen volgens de wet;
III. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagden] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam eiser] in de proceskosten.

4..De beoordeling

4.1.
De vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad. Volgens [naam eiser] heeft [naam gedaagde 1] onzorgvuldig jegens hem gehandeld door het testament van 6 februari 2015, waarbij [naam eiser] is onterfd, op te stellen en te verlijden. De vader was inmiddels op hoge leeftijd en was vanwege zijn slechtziendheid en doofheid afhankelijk van de dochter. De dochter en haar echtgenoot hebben de vader begeleid bij zijn gesprekken met [naam gedaagde 1]. Het testament zoals de vader dat wilde hebben had ingrijpende gevolgen voor [naam eiser], terwijl de dochter er voordeel van had. Twee andere notarissen hadden eerder al geweigerd een testament op te stellen. Er waren dus tal van indicatoren voor [naam gedaagde 1] om extra oplettend te zijn. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Bovendien is sprake van belangenverstrengeling, omdat [naam gedaagde 1] via [naam stichting] al betrokken was bij procedures tegen [naam eiser] in verband met de nalatenschap van de moeder. [naam gedaagde 1] had in de gegeven omstandigheden haar ministerie moeten weigeren.
4.2.
De rechtbank volgt [naam eiser] niet in dit betoog en zal de vorderingen afwijzen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.3.
Voor wat betreft de medewerking van een notaris aan handelingen van een opdrachtgever die de belangen van derden (kunnen) schaden geldt op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad de volgende algemene norm. Artikel 21 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) brengt voor de notaris de verplichting mee om de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten. Hij dient zijn dienst echter te weigeren wanneer hij daarvoor gegronde redenen heeft (artikel 21 lid 2 Wna). Bij gerede twijfel aan de goede bedoelingen van zijn cliënt dient de notaris zijn dienst te weigeren of zich door nader onderzoek te overtuigen van het geoorloofde karakter ervan. De functie van de notaris in het rechtsverkeer verplicht hem onder bijzondere omstandigheden ook tot een zekere zorg voor de belangen van derden welke mogelijkerwijs zijn betrokken bij de door zijn cliënten van hem verlangde ambtsverrichtingen. Deze zorgplicht kan ertoe leiden dat de notaris gegronde redenen heeft als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna om de van hem gevraagde dienstverlening te weigeren of op te schorten. Verleent hij de gevraagde dienst toch, dan kan dit zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid jegens de betrokken derde(n) meebrengen (onder andere HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:831 en HR 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2850).
4.4.
Tegen het betoog van [naam eiser] heeft [naam gedaagde 1] onder andere het volgende ingebracht:
  • het was de vader zelf die contact opnam met [naam gedaagde 1] in verband met het opstellen van een testament;
  • [naam gedaagde 1] heeft vier besprekingen met de vader gevoerd voorafgaande aan het passeren van het testament;
  • bij die besprekingen was, naast [naam gedaagde 1] en de vader zelf, [naam 1] aanwezig;
  • alleen tijdens de eerste bespreking op 23 december 2014 was ook de zus aanwezig; bij de overige besprekingen wachtten de zus en/of haar echtgenoot elders in het kantoor van [naam gedaagde 2];
  • ondanks zijn beperkte gezichtsvermogen, was de vader in de besprekingen helder en consequent over de door hem gewenste inhoud van het testament;
  • vanwege het verstrekkende karakter van de gewenste inhoud van het testament (onterving van [naam eiser]), heeft [naam gedaagde 1] de vader bevraagd naar de redenen daarvoor; naar aanleiding daarvan heeft de vader aan [naam gedaagde 1] verteld over de ernstig verstoorde relatie met [naam eiser];
  • de hardhorendheid van de vader vormde dankzij het gebruik van een hoortoestel geen beletsel voor het voeren van deze gesprekken;
  • vanwege de hoge leeftijd van de vader en zijn slechtziendheid en hardhorendheid, heeft [naam gedaagde 1] voor de zekerheid een arts ouderengeneeskunde gevraagd de wilsbekwaamheid van de vader te beoordelen; diens rapport bevestigde [naam gedaagde 1] in haar indruk dat de vader ondanks genoemde omstandigheden in staat was zijn wil te vormen;
  • voorafgaande aan het passeren van het testament heeft [naam gedaagde 1] de gehele akte aan de vader voorgelezen.
4.5.
Deze door [naam gedaagde 1] geschetste gang van zaken is door [naam eiser] niet gemotiveerd betwist. Hij heeft gesteld te hebben begrepen dat zijn zus en haar echtgenoot bij de gesprekken met [naam gedaagde 1] aanwezig waren, maar hij heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Enige onderbouwing had wel van [naam eiser] mogen worden verwacht. Te denken valt aan een beschrijving van de omstandigheden waarop hij zijn conclusies heeft gebaseerd. Nu een dergelijk begin van onderbouwing ontbreekt, is zijn betwisting van de stellingen van [naam gedaagde 1] onvoldoende. De rechtbank tekent daarbij aan dat uit de notariële akte waarmee het testament is gepasseerd in elk geval niet blijkt van aanwezigheid van zus of echtgenoot. De door [naam gedaagde 1] geschetste gang van zaken moet daarom als vaststaand worden aangenomen.
4.6.
Gelet op die gang van zaken, valt niet in te zien op welke punten [naam gedaagde 1] onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft zich klaarblijkelijk rekenschap gegeven van de aanwezigheid van omstandigheden die volgens haar aanleiding waren voor bijzondere oplettendheid, te weten de ouderdom, slechtziendheid en hardhorendheid van de vader en de verstrekkende gevolgen van het gewenste testament, mede in verband met mogelijke beïnvloeding door de dochter. [naam gedaagde 1] heeft in het licht van die omstandigheden voldoende prudent gehandeld. Zij heeft meerdere gesprekken met de vader gevoerd, buiten aanwezigheid van de zus of haar echtgenoot, zij heeft zich ervan vergewist dat de vader zich de consequenties van het gewenste testament goed realiseerde en zij heeft, gegeven de slechtziendheid van de vader, voldoende tijd genomen om de inhoud van het testament met de vader door te nemen. Daargelaten of het bij deze gang van zaken uit een oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk was om nog advies in te winnen van een arts, feit is
dat[naam gedaagde 1] dergelijk advies heeft ingewonnen en dat dit advies [naam gedaagde 1] geen reden gaf om alsnog aan de wilsbekwaamheid van de vader te twijfelen.
4.7.
Van belang in dit verband is dat [naam gedaagde 1] haar stellingen heeft onderbouwd door middel van de (handgeschreven) aantekeningen die zij heeft gemaakt bij het “Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” (hierna: het Stappenplan). [naam gedaagde 1] heeft gesteld dat zij een print van dit Stappenplan tijdens de gesprekken met de vader bij de hand had. De door [naam gedaagde 1] overgelegde versie (productie 3 bij antwoord) bevat tal van korte notities en vinkjes en krullen bij de verschillende onderdelen. Zo staat een vinkje bij
Trek extra tijd uit;
Houd een bespreking met de cliënt “onder vier ogen” zodat eventuele beïnvloeding door derden kan worden beperkt;
waaraan is toegevoegd de notitie
meerdere keren (met kandid. notaris)
Ook zijn krullen genoteerd achter de in het Stappenplan gesuggereerde vragen die gericht zijn op het vaststellen van het vermogen van de cliënt om de gevolgen van het testament onder woorden te brengen en te begrijpen wat die gevolgen zullen zijn. Achter dat laatste is genoteerd:
uitgebreid gevolgen van onterving
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt dit stuk een overtuigende onderbouwing voor de stellingen van [naam gedaagde 1] dat zij oog heeft gehad voor de bijzonderheden die in dit geval aan de orde waren. Hieraan doet niet af dat [naam gedaagde 1] achter
Bestaat de indruk, gezien bovenstaande indicatoren, dat er sprake is van beïnvloeding door derden?
heeft genoteerd:
wellicht dochter
Deze notitie bevestigt juist dat [naam gedaagde 1] het mogelijke risico van beïnvloeding heeft onderkend. Uit de rest van haar notities volgt dat zij daarnaar heeft gehandeld. Bij dit alles moet in het oog worden gehouden dat het Stappenplan geen wet is, maar een handreiking voor een notaris om zich op zorgvuldige wijze van de wilsbekwaamheid van een cliënt te kunnen vergewissen. Het enkele feit dat het Stappenplan mogelijk niet op elk punt exact is gevolgd maakt niet dat een notaris onzorgvuldig heeft gehandeld.
4.9.
[naam eiser] heeft bij dagvaarding gesteld dat [naam gedaagde 1] wist of behoorde te weten dat de vader eerder bij twee andere notarissen was geweest, die allebei hun medewerking aan het opstellen van een testament hebben geweigerd. Nadat [naam gedaagde 1] bij antwoord had betwist dat zij van die eerdere weigeringen op de hoogte was, heeft [naam eiser] tijdens de zitting verklaard dat die weigering in elk geval een indicatie vormt “van de wijze waarop geoordeeld had moeten worden.” De rechtbank verwerpt dat standpunt. Iedere notaris zal zich zelfstandig een oordeel moeten vormen over de wilsbekwaamheid van een opdrachtgever en in die oordeelsvorming zorgvuldig te werk moeten gaan. Niet van belang is of andere notarissen eerder tot andere conclusies kwamen. Dat zou anders kunnen zijn als [naam gedaagde 1] wel op de hoogte was geweest van die eerdere weigeringen, maar dat heeft [naam eiser] in het licht van de betwisting door [naam gedaagde 1] onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende is in elk geval het feit dat in dezelfde periode als waarin de gesprekken met de vader over zijn testament plaatsvonden ook contact plaatsvond tussen [naam 1] en notaris [naam 6] over de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder. Het gaat hier om twee verschillende kwesties. Niet gezegd kan worden dat betrokkenheid van [naam 1] bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder – welke afwikkeling moeizaam verliep – [naam gedaagde 1] aanleiding had moeten geven om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de vader. Iets anders kan ook niet worden afgeleid uit de correspondentie tussen [naam 1] en [naam 6].
4.10.
Die betrokkenheid van [naam 1] (dan wel [naam stichting]) bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder is ook onvoldoende voor de conclusie dat het [naam gedaagde 1] niet vrij stond om ten behoeve van de vader een testament op te stellen. Het lag op de weg van [naam eiser] om dat verwijt te voorzien van (ten minste een begin van) onderbouwing. Hij heeft dat niet gedaan.
4.11.
[naam eiser] heeft de onafhankelijkheid van de door [naam gedaagde 1] ingeschakelde arts ouderengeneeskunde in twijfel getrokken. Volgens [naam eiser] zou deze arts afkomstig zijn uit het eigen netwerk van [naam gedaagde 1]. [naam gedaagde 1] heeft betwist dat zij enige band heeft met de ingeschakelde arts en voorts heeft zij, met een korte beschrijving van het curriculum vitae van de arts, toegelicht om welke reden deze arts voldoende in staat was om zich over de wilsbekwaamheid van de vader een oordeel te vormen. Hierop heeft [naam eiser] onvoldoende concreet gereageerd. Gelet op hetgeen [naam gedaagde 1] naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de arts en evenmin aan zijn deskundigheid. De door de arts getrokken conclusie heeft [naam gedaagde 1] dus mede ten grondslag kunnen leggen aan haar oordeel dat de vader in staat was zijn wil te vormen.
4.12.
Ten slotte heeft [naam eiser] er nog op gewezen dat het door [naam gedaagde 1] opgestelde testament inhoudelijk niet valt te rijmen met de herhaaldelijk door de vader geuite wens om zijn kinderen gelijkelijk te behandelen. [naam eiser] stelt dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de vader daadwerkelijk tot een daarvan geheel afwijkend testament heeft willen komen. Tot een ander oordeel leidt dit niet. De omstandigheid dat de beoogde inhoud van een testament in hoge mate afwijkt van eerdere verklaringen van de opdrachtgever kan voor een notaris aanleiding zijn om extra oplettend te zijn en extra aandacht te besteden aan het vaststellen van de wil van de opdrachtgever. Die zorgvuldigheid heeft [naam gedaagde 1] in dit geval betracht, zo volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen. [naam gedaagde 1] heeft de verstrekkende gevolgen van het beoogde testament – onterving van [naam eiser] – met de vader besproken en zich ook overigens voldoende vergewist van de wil van de vader. De rechtbank laat overigens nog in het midden dat de eerdere wens van de vader om zijn kinderen gelijkelijk te behandelen klaarblijkelijk dateert van voor de ernstige verslechtering van de verhouding tussen [naam eiser] en de vader, welke verslechtering de vader eind 2014 aanleiding heeft gegeven tot het doen van aangifte tegen eiser.
4.13.
Van onzorgvuldig handelen van [naam gedaagde 1] is al met al dus niet gebleken. De overige verweren (klachtplicht en verjaring) behoeven daarom geen bespreking. Waar van onrechtmatig handelen van [naam gedaagde 1] geen sprake is, bestaat ook geen grond om aansprakelijkheid van [naam gedaagde 2] aan te nemen.
4.14.
[naam eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 667 aan griffierecht en € 1.126 aan salaris advocaat.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.793,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.[1980/2438]