Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verdere procesverloop
- het tussenvonnis van 5 maart 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de rolbeslissing van 21 mei 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, aangespannen door Kesmi B.V. tegen een gedaagde, heeft de kantonrechter op 16 juli 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil over een schuldbekentenis die door de gedaagde zou zijn ondertekend. Kesmi B.V. heeft gesteld dat de gedaagde een bedrag van € 9.750,- heeft geleend, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat Kesmi niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Kesmi materieelrechtelijk is opgehouden te bestaan, maar dat dit het civielprocesrechtelijke voortbestaan van de procedure niet in de weg staat. Tijdens de bewijslevering zijn vier getuigen gehoord, maar hun verklaringen waren tegenstrijdig en boden onvoldoende steun voor de stelling van Kesmi dat de gedaagde de schuldbekentenis heeft ondertekend. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de getuigenverklaringen niet consistent waren en dat er geen bewijs was dat de gedaagde geld had geleend van Kesmi. Daarom zijn de vorderingen van Kesmi integraal afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.