ECLI:NL:RBROT:2021:7194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
620150 / HA RK 21-681
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 juli 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de rechters A.J.P. van Essen, W.P.M. Jurgens en M.C. Franken. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de gewraakte rechters niet onpartijdig waren, onder andere vanwege een ordemaatregel die door mr. Van Essen was genomen tijdens een eerdere zitting op 9 juli 2020, waarbij de verzoeker door de politie werd gefouilleerd. De verzoeker stelde dat deze maatregel intimiderend was en dat de rechters niet objectief konden oordelen over zijn zaak.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen heeft aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid van de rechters objectief zouden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door de verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, aangezien de wrakingsprocedure geen mogelijkheid biedt voor een kostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 620150 / HA RK 21-681
Beslissing van 1 juli 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mrs. A.J.P. van Essen, W.P.M. Jurgens en M.C. Franken,rechters in de rechtbank Rotterdam, leden van de wrakingskamer van 21 juni 2021 (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij aanvang op 10 juni 2021 van het voorlopig getuigenverhoor in de zaak van verzoeker tegen [naam] (zaaknummer 8815411 / VZ VERZ 20-18321), heeft verzoeker de behandelend rechter mr. A.J.M. van Breevoort gewraakt. Die wrakingsprocedure draagt als kenmerk 620007 / HA RK 21-671.
Bij brief van 11 juni 2021 is verzoeker opgeroepen voor de mondelinge behandeling van voormeld wrakingsverzoek, die zou plaatsvinden op 21 juni 2021 om 14:00 uur. In de oproepingsbrief stond vermeld dat de wrakingskamer, onverwachte omstandigheden daargelaten, zou zijn samengesteld uit mrs. A.J.P. van Essen, W.P.M. Jurgens en M.C. Franken.
Bij e-mailbericht van 14 juni 2021 heeft verzoeker de drie hierboven genoemde rechters gewraakt op gronden die hij eerder bij brief van dezelfde datum had uiteengezet.
Laatstgenoemd wrakingsverzoek (het onderhavige wrakingsverzoek) is behandeld door een wrakingskamer met een andere samenstelling op een zitting te Dordrecht op 24 juni 2021.
Aan deze wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
  • het mailbericht van verzoeker van 14 juni 2021, houdende het wrakingsverzoek;
  • de brief van verzoeker van 14 juni 2021, met onder kopje “2. De wrakingskamer” de gronden waarop het wrakingsverzoek berust.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 24 juni 2021 heeft verzoeker zijn verzoeken nader toegelicht.
De rechters hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd bij mailberichten van respectievelijk 15, 17 en 18 juni 2021.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Ten aanzien van mr. A.J.P. van EssenMr. Van Essen heeft verzoeker voorafgaand aan een zitting op 9 juli 2020 door vijf politieagenten laten fouilleren, alvorens verzoeker pas zijn eigen én openbare zitting mocht bijwonen. Verzoeker heeft hiervoor geen excuses gekregen van de rechtbank Rotterdam en heeft zelfs geconstateerd dat mr. Van Essen de politieagenten na afloop van de zitting voor hun optreden heeft geprezen. Gelet hierop is deze rechter voor verzoeker niet acceptabel.
Ten aanzien van mr. W.P.M. Jurgens
Mr. Jurgens gaf blijkens de beslissing van 20 maart 2020 van de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2020:3159) niet thuis ten aanzien van de Persrichtlijn. Daarnaast heeft mr. Jurgens haar voormalige baan als advocaat bij Nauta Dutilh niet opgegeven in het nevenfunctieregister.
Ten aanzien van mr. M.C. Franken
Ten aanzien van mr. Franken heeft verzoeker geen inzage kunnen plegen in het
nevenfunctieregister vanwege een (fout)melding.
2.2
Tijdens de mondelinge behandeling van 24 juni 2021 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek als volgt – verkort en zakelijk weergegeven – nader toegelicht.
Ten aanzien van mr. A.J.P. van Essen
Volgens de Persrichtlijn mogen er beeld- en geluidsopnames van de rechter worden gemaakt. Mr. Van Essen heeft dit op grond van oneigenlijke motieven geweigerd. Er was geen enkele aanleiding om voorafgaand aan de zitting van 9 juli 2020 verzoeker te laten fouilleren. De verzoeker heeft de fouillering en de aanwezigheid van de gewapende parketpolitie als bijzonder intimiderend en bedreigend ervaren. Het mag niet zo zijn dat elke burgerjournalist in de toekomst twee gewapende agenten achter hem in de zittingszaal moet dulden. Het betrof een openbare behandeling van een eigen zaak van verzoeker. Verzoeker gelooft niet dat mr. Van Essen conform de code zaakstoedeling willekeurig deel uitmaakte van de samenstelling van de wrakingskamer op 21 juni 2021.
Ten aanzien van mr. W.P.M. Jurgens
Het zou niet op de weg van verzoeker moeten liggen om steeds op bijbanen van rechters te moeten wijzen die niet in het register nevenfuncties zijn opgenomen. Het gaat verzoeker in het onderhavige geval niet zozeer om het feit dat mr. Jurgens bij Nauta Dutilh heeft gewerkt, maar om het verzwijgen van deze functie door mr. Jurgens. Eventuele eerdere betrokkenheid van de rechter is op deze manier niet te toetsen. Verder volgt uit de genoemde eerdere uitspraak van mr. Jurgens dat zij de Persrichtlijn niet begrijpt. Ook voor mr. Jurgens geldt dat verzoeker niet gelooft dat zij conform de code zaakstoedeling willekeurig deel uitmaakte van de samenstelling van de wrakingskamer van 21 juni 2021.
Ten aanzien van mr. M.C. Franken
Het is de verantwoordelijkheid van de rechter om vorige functies en nevenfuncties inzichtelijk te maken. Indien het register om technische redenen niet toegankelijk is, dient de rechter dit probleem onverwijld te laten oplossen of te bewerkstelligen dat aan verzoeker een uitdraai van haar vorige functies en nevenfuncties wordt verstrekt, zodat verzoeker die op voorhand kan raadplegen. Dit heeft mr. Franken nagelaten.
Overig
Verzoeker stelt zich voorts op het standpunt dat de terugkijktermijn van zes jaar in het register nevenfuncties te beperkt is. Het is aan verzoeker om te bepalen of een eerdere functie dan wel een nevenbetrekking aanleiding geeft tot het formuleren van een wrakingsgrond.
Ten slotte heeft verzoeker om een proceskostenvergoeding verzocht. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hem € 125,00 per uur moet worden toegekend.
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters bestrijden deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
mr. A.P.J. van Essen
Voor de gang van zaken bij de behandeling van het wrakingsverzoek van verzoeker op 9 juli 2020 verwijst de rechter naar de beslissing op dat verzoek, waarvan een kopie is bijgevoegd.
In de gang van zaken op 9 juli 2020 ziet de rechter zelfs geen begin van een aanwijzing voor (objectief gerechtvaardigde vrees voor) een gebrek aan onpartijdigheid. Dat geldt ook voor de overige door verzoeker genoemde omstandigheden.
mr. W.P.M. JurgensDat de rechter voorafgaande aan haar benoeming tot rechter in 2002, bij Nauta Dutilh als advocaat heeft gewerkt, wijst niet op een gebrek aan onpartijdigheid, ook niet als dat niet in het nevenfunctieregister is opgenomen.
In de uitspraak van de wrakingskamer van 20 maart 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:3159) is (kort gezegd) bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat is gegrond op het niet voldoen aan door hem gestelde voorwaarden over te maken afspraken, niet in behandeling wordt genomen. Deze bepaling wijst niet op vooringenomenheid, ook niet ten aanzien van de Persrichtlijn, waarop een van de door verzoeker gewenste afspraken ziet.
mr. M.C. FrankenIn het enkele feit dat in het nevenfunctieregister op dit moment haar gegevens niet kunnen worden ingezien, ziet de rechter geen grond om zich te onthouden van behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. Van Breevoort.
Ten overvloede merkt de rechter op dat het nevenfunctieregister, gezien de weergegeven foutmelding, naar zij vermoedt nog niet is bijgewerkt vanwege een tijdelijke detachering bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die enige tijd geleden is geëindigd. Ten aanzien van haar nevenfunctie is geen sprake van een wijziging. Sedert november 2017 is de rechter docent voor de Stichting Studiecentrum Rechtspleging. Voor deze werkzaamheden ontvangt zij een bezoldiging.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters door hun persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig zijn. Ook overigens is voor zodanig oordeel tijdens de mondelinge behandeling geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechters jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar niet doorslaggevend. Het gaat om objectieve factoren die de opvatting van verzoeker voldoende zouden moeten ondersteunen.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van mr. A.P.J. van Essen
Uit het feit dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling van 9 juli 2020 een voor verzoeker onwelgevallige ordemaatregel heeft genomen omdat verzoeker had aangekondigd dat hij het verbod op het maken van opnames zou negeren, valt niet af te leiden dat de rechter in de onderhavige zaak jegens verzoeker niet onpartijdig is. Ook vormt die omstandigheid geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de vrees van verzoeker dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Er was kennelijk een concrete aanleiding voor de toegepaste ordemaatregel, welke aanleiding door verzoeker niet is weersproken, op grond waarvan het ervoor gehouden moet worden dat verzoeker die ordemaatregel over zichzelf heeft afgeroepen, zoals ook in de daarop volgende beslissing van 16 juli 2020 is overwogen. Dat verzoeker de fouillering en de aanwezigheid van parketpolitie als intimiderend heeft ervaren maakt dat niet anders. Opgemerkt zij ten slotte dat aan de ordemaatregel het handhaven van de Persrichtlijn ten grondslag lag.
Ten aanzien van mr. W.P.M. Jurgens
Uit de betrokkenheid van de rechter bij een eerder wrakingsverzoek van verzoeker kan niet worden afgeleid dat zij “niet thuis heeft gegeven” ten aanzien van de Persrichtlijn. Het kan zo zijn dat het oordeel van de betreffende wrakingskamer ten aanzien van de Persrichtlijn niet strookt met de opvattingen van verzoeker, maar dit kan op zichzelf geen grond zijn voor een wrakingsverzoek. Ook uit het feit dat uit het nevenfunctieregister niet blijkt dat de rechter voorafgaand aan haar benoeming als rechter in 2002 als advocaat bij Nauta Dutilh heeft gewerkt, valt niet af te leiden dat de rechter jegens verzoeker niet onpartijdig is, althans vormt die omstandigheid geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de vrees van verzoeker dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Als iemand langer dan zes jaar rechter is, wordt volgens de geldende richtlijnen geen arbeidsverleden van voor de periode van het rechterschap meer opgenomen in het register. Overigens is er geen sprake van “een bijbaan” van de rechter, noch van “verzwijgen”, zoals verzoeker suggereert.
Ten aanzien van mr. M.C. Franken
Uit het feit dat het nevenfunctieregister ten aanzien van deze rechter momenteel niet geraadpleegd kan worden en op de site staat vermeld: “
de gegevens van deze persoon worden momenteel bijgewerkt”, valt niet af te leiden dat de rechter in de onderhavige zaak jegens verzoeker niet onpartijdig is. Ook vormt die omstandigheid geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de vrees van verzoeker dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Dat er op dit punt mogelijk opzet in het spel is, zoals verzoeker suggereert, mist elke feitelijke grondslag.
Overige wrakingsgronden:
De terugkijktermijn van het register nevenfuncties en het niet naleven van de code zaakstoedeling
Deze aangevoerde gronden betreffen klachten van algemene aard. Uit de klachten blijkt niet van vooringenomenheid van de gewraakte rechters en evenmin dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Overigens valt de toedeling van wrakingszaken aan rechters van de wrakingskamer niet onder de code zaakstoedeling. De toedeling van wrakingszaken aan rechters van de wrakingskamer is geregeld in artikel 7 van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, dat kort gezegd neerkomt op een vooraf opgesteld zittingsrooster, waarop aan de hand van beschikbaarheid, senioriteit en ervaring telkens drie wrakingsrechters en een griffier vooraf zijn ingedeeld.
3.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen van de door de verzoeker aangedragen gronden voor de wraking slaagt. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
3.6
Kostenveroordeling
Het verzoek tot een (proces)kostenveroordeling wordt afgewezen. Daargelaten dat het wrakingsverzoek in al zijn onderdelen is afgewezen, geldt dat de wrakingsprocedure geen proceskostenveroordeling kent.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mrs. A.J.P. van Essen, W.P.M. Jurgens en M.C. Franken;
- wijst af het overig verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. P. Joele en mr. drs. E. van Schouten, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2021 in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-