ECLI:NL:RBROT:2021:7165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
KTN-8342201_30042021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake derdenbeslag op kinderalimentatie en gerechtelijke verklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil over derdenbeslag op kinderalimentatie. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft beslag gelegd op de kinderalimentatie die de gedaagde verschuldigd is aan zijn ex-partner, [naam 2]. De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen het beslag en stelt dat hij geen geld verschuldigd is aan [naam 2]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een rechtsverhouding bestaat tussen de gedaagde en [naam 2], en dat het beslag op de kinderalimentatie rechtmatig is. De gedaagde is verplicht om een gerechtelijke verklaring af te leggen over de bedragen aan kinderalimentatie die hij verschuldigd is. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 25 mei 2021, waar de gedaagde en eiseres aanvullende informatie moeten verstrekken. De kantonrechter heeft benadrukt dat de gedaagde niet mag afwijken van zijn verplichtingen en dat het beslag niet onrechtmatig is. De rechter heeft de verdere beslissing aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8342201 CV EXPL 20-5958
uitspraak: 30 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [naam 1] , gerechtsdeurwaarder te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
eiser in reconventie,
in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 10 februari 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek, tevens conclusie van repliek in reconventie;
  • de rolbeslissing, waarbij [eiseres] in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van dupliek in reconventie te nemen, van welke gelegenheid geen gebruik is gemaakt.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] is gehuwd geweest met [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Zij zijn gescheiden. In de echtscheidingsprocedure tussen hen heeft [eiseres] opgetreden als advocaat voor [naam 2] .
2.2
Bij exploot van 10 december 2019 is op verzoek van [eiseres] executoriaal derdenbeslag gelegd onder [gedaagde] , op alle voor zodanig beslag vatbare gelden, geldswaarden en/of roerende zaken (niet zijnde registergoederen) die [gedaagde] verschuldigd mocht zijn of worden aan of onder berusting mocht hebben of verkrijgen van [naam 2] en voorzover zulks betreft periodieke betaling van kinderalimentatie op al hetgeen uitgaat boven de beslagvrije voet, ten einde betaling te verkrijgen van hetgeen [naam 2] aan [eiseres] verschuldigd is op grond van een tussen hen gewezen vonnis van 8 november 2019, aan [naam 2] betekend op
15 november 2019, van welke titel een afschrift is verstrekt, waarin [naam 2] veroordeeld is om aan [eiseres] te betalen € 4.137,44 aan hoofdsom, € 124,80 aan verschenen rente, € 1.310,21 aan geliquideerde proceskosten en hetgeen [naam 2] aan [eiseres] verschuldigd is op grond van met dat vonnis verband houdende nadien gemaakte kosten, te weten € 82,13 in verband met betekening, € 6,73 aan executiekosten, € 120,- aan nakosten, € 125,43 aan kosten beslagexploot en € 69,28 aan kosten overbetekening, met enkele pro memorie posten, tezamen € 5.976,02 + P.M., te vermeerderen met rente tot aan de dag van algehele voldoening en eventuele verdere (executie)kosten. [gedaagde] is bevel gedaan om het beslagene onder zich te houden en de ingehouden gelden maandelijks over te maken op de bankrekening van de gerechtsdeurwaarder. Daarbij is te kennen gegeven dat de beslagvrije voet voor betrokkene vastgesteld is op nihil. Tevens is [gedaagde] aangezegd om verklaring te doen door het in tweevoud bijgevoegde formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) ingevuld, gedagtekend en ondertekend te retourneren aan de gerechtsdeurwaarder, in ieder geval na vier weken.
2.3
Per e-mailbericht van 6 januari 2020 heeft [gedaagde] aan de gerechtsdeurwaarder vragen gesteld naar aanleiding van het gelegde beslag.
2.4
Bij brief van 8 januari 2020 heeft [gedaagde] - verkort weergegeven - bedenkingen geuit ten aanzien van de onafhankelijkheid / neutraliteit van [eiseres] als advocaat en van de gerechtsdeurwaarder, mede gelet op eerdere ervaringen met hen, gebrek aan kennis over onderliggende dossiers en onbeantwoorde vragen. Vragen zijn gesteld over de juistheid van het beslagexploot en de beslagvrije voet alsmede over de rechtmatigheid van het beslag, in het bijzonder op de kinderalimentatie, waarbij opgemerkt is dat beslag mogelijk is op privé eigendommen van [naam 2] , zoals haar juwelen. [gedaagde] heeft meegedeeld niet te accepteren dat zijn kinderen gedupeerd worden doordat een schuld van [naam 2] aan [eiseres] verhaald wordt op de kinderalimentatie en de gerechtsdeurwaarder gesommeerd het beslag daarop op te heffen. Daarnaast heeft [gedaagde] zich beroepen op een verrekenings-verklaring / verrekening en te kennen gegeven betaling te zullen opschorten. Voorts heeft [gedaagde] meegedeeld dat [naam 2] geen vordering heeft op hem. Bij de brief is de ingevulde en ondertekende verklaring gevoegd, waarop is aangekruist:
“dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele
rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de
schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende
had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.”
2.5
Per e-mailbericht van 26 januari 2020 heeft [gedaagde] aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd of de schuld van [naam 2] afgelost is, aangezien hem opgedragen is om geen betalingen van kinderalimentatie te verrichten aan [naam 2] , terwijl hij wil voldoen aan zijn verplichtingen, zodat zijn kinderen niet de dupe worden.
2.6
Bij brief van 28 januari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder - verkort weergegeven - aan [gedaagde] meegedeeld dat het beslag op kinderalimentatie niet onrechtmatig is en dat de door hem gedane verklaring derdenbeslag eenvoudig valt te betwisten, omdat hij wel degelijk kinderalimentatie verschuldigd is, zoals hij in zijn brief ook aangeeft. Te kennen is gegeven dat voor zover [gedaagde] binnen vijf dagen na heden nog altijd weigert naar waarheid te verklaren dan wel de door het gelegde beslag getroffen gelden af te dragen, men zich zal beraden om hem in rechte te betrekken. Daarbij is [gedaagde] gewezen op de mogelijkheid te worden veroordeeld tot betaling van al hetgeen [naam 2] verschuldigd is aan [eiseres] .

3..Het geschil

in conventie
3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
1. om in rechte een verklaring af te leggen van de door hem aan beslagene [naam 2]
verschuldigde geldsommen;
2. om afdracht te doen van het volgens de vaststelling door de kantonrechter door [gedaagde] aan beslagene [naam 2] verschuldigde;
3. in de proceskosten, waaronder een bedrag voor salaris en verschotten.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat zij de door [gedaagde] afgelegde verklaring derdenbeslag betwist, omdat hij in de verklaring heeft vermeld dat tussen hem en [naam 2] geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, terwijl in zijn begeleidende brief is vermeld dat hij kinderalimentatie dient te betalen aan [naam 2] . Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde] geen gevolg heeft gegeven aan de op hem rustende verplichting tot uitbetaling van de verschuldigde sommen waarvoor beslag is gelegd. Per 6 februari 2020 bedraagt de vordering € 5.360,68 exclusief verdere rente en kosten, aldus [eiseres] .
3.3
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
in reconventie
3.4
[eiser] vordert bij vonnis [verweerster] :
te veroordelen tot opheffing van het door haar gelegde derdenbeslag;
te veroordelen in de proceskosten alsmede tot betaling van € 3.000,- inclusief btw aan nodeloos gemaakte advieskosten van mr. M. Sweerts;
[verweerster] te bevelen, onverschillig of de eisen in reconventie wel of niet worden toegekend, de complete dagvaarding met alle daarbij behorende producties die geleid hebben tot het vonnis van 8 november 2019 aan [eiser] te verstrekken, zulks binnen 72 uur na de betekening van het te wijzen vonnis op verbeurte van een boete van € 2.500,- per dag na verloop van deze termijn met een maximum van € 25.000,-.
3.5
Aan zijn vordering legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat het derdenbeslag onrechtmatig, althans disproportioneel en (jegens hem) onzorgvuldig is. Daarbij stelt [eiser] dat de kinderalimentatie onder de beslagvrije voet valt en dat [verweerster] andere mogelijkheden had en heeft om zich te verhalen op [naam 2] en eerst die mogelijkheden moet aanwenden alvorens hem en zijn kinderen daarmee te bezwaren. [eiser] vordert dat het beslag wordt opgeheven, zodat hij weer kinderalimentatie kan afdragen aan [naam 2] . Daarnaast stelt [eiser] dat [verweerster] desgevraagd niet bereid is geweest om de dagvaarding te overhandigen van de door haar gevoerde procedure tegen [naam 2] , terwijl hij dat gedingstuk nodig heeft om te kunnen beoordelen op welke wijze de vordering van [verweerster] op [naam 2] tot stand gekomen is. Voorts stelt [eiser] dat het handelen van [verweerster] tot nodeloze advieskosten van zijn advocaat heeft geleid.
3.6
[verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
in conventie en in reconventie
3.7
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vorderingen nader besproken.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
Vast staat dat derdenbeslag is gelegd onder [gedaagde] . Blijkens het beslagexploot is daarbij een afschrift van de executoriale titel gelaten en zijn [gedaagde] formulieren verstrekt waarop de verklaring als bedoeld in artikel 476b Rv kan worden gedaan. Anders dan [gedaagde] betoogt, hoeft [eiseres] hem niet meer informatie te verstrekken over de procedures die zij heeft gevoerd voor [naam 2] en over de advocaatkosten die daarmee gemoeid zijn geweest, dan hetgeen blijkt uit het vonnis van 8 november 2019, waarmee [gedaagde] bekend is. Gezien het bepaalde in artikel 475 lid 2 Rv kan met verstrekking daarvan worden volstaan.
4.2
Dat het beslag bij [gedaagde] tot vragen en mede door het uitblijven van (adequate) antwoorden tot onduidelijkheid en ergernis heeft geleid, mocht niet leiden tot het doen van een onjuiste verklaring, wat wel is gebeurd. Met de omstandigheid dat hij gehuwd is geweest met [naam 2] en de erkenning in zijn brief van 8 januari 2020 dat hij kinderalimentatie betaalt, valt namelijk niet te rijmen hetgeen aangekruist is op het formulier, geciteerd onder 2.4. [eiseres] betwist dan ook op goede grond die verklaring.
4.3
Het aangevoerde door [gedaagde] dat [eiseres] eerst andere mogelijkheden moet aanwenden om zich te verhalen op [naam 2] , vindt geen steun in de wet. Zie artikel 435 lid 1 Rv.
4.4
Het is mogelijk om beslag te leggen op kinderalimentatie. Verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2020 met zaaknummer 19/02362 (ECLI:NL:HR:2020:1145) en in het bijzonder naar hetgeen overwogen is in de conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock in die zaak (ECLI:NL:PHR:2020:55). In artikel 475c Rv is een algemene regeling ingevoerd voor het inachtnemen van een beslagvrije voet bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen. In artikel 475c, aanhef en onder f, Rv is bepaald dat voor uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een beslagvrije voet geldt. Het is aannemelijk dat de beslagvrije voet van artikel 475c, aanhef en onder f, Rv geldt voor kinderalimentatie, maar het is [naam 2] die daarop een beroep zou kunnen doen en niet [gedaagde] , want hij is niet rechthebbende op deze alimentatie.
4.5
Het aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat sprake is van misbruik van executiebevoegdheid of dat het beslag op kinderalimentatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dan wel misbruik van recht oplevert.
4.6
Gelet hierop en gezien het bepaalde in artikel 477a lid 2 Rv is er grond om aanvulling van de verklaring te eisen, wat kan door middel van het doen van een gerechtelijke verklaring. Daarom wordt de zaak verwezen naar de hierna genoemde rolzitting, bij welke gelegenheid [gedaagde] bij akte, verklaring dient te doen over hetgeen hieronder vermeld. Uitstel wordt niet verleend!
4.7
Op dezelfde rolzitting dient [eiseres] een afschrift over te leggen van het vonnis van
8 november 2019 en zich uit te laten of [naam 2] inmiddels het bedrag waartoe zij is veroordeeld, heeft betaald aan [eiseres] en, zo nee, welk bedrag nog openstaat.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt thans aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 25 mei 2021 te 13:00 uur, bij welke gelegenheid:
- [gedaagde] bij akte gerechtelijke verklaring als bedoeld in artikel 477a lid 2 Rv dient te doen over:
 de bedragen aan kinderalimentatie (voor minderjarigen) die hij voor ieder van hun kinderen per maand verschuldigd is (geweest) aan [naam 2] vanaf de datum van betekening van het beslagexploot tot heden, zoveel mogelijk vergezeld van afschrift van tot staving dienende bescheiden;
 vanaf wanneer hij de uitbetaling van de kinderalimentatie aan [naam 2] heeft gestopt;
 wat de hoogte is van het bedrag aan kinderalimentatie dat hij thans onder zich heeft;
- [eiseres] bij akte een afschrift dient over te leggen van het onder 2.2 vermelde vonnis van 8 november 2019 en zich dient uit te laten of [naam 2] inmiddels het bedrag waartoe zij is veroordeeld, heeft betaald aan [eiseres] en, zo nee, welk bedrag nog openstaat;
de schriftelijke reacties moeten in tweevoud ingestuurd worden en dienen uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12:00 uur ter griffie ontvangen te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465