In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde door de stichting Maasdelta Groep. De eiseres, Maasdelta, heeft de vordering ingediend wegens ernstige en structurele overlast veroorzaakt door de gedaagde, die in de woning woont. De procedure volgde na een tussenvonnis van 23 oktober 2020, waarin een mondelinge behandeling was bepaald. Tijdens deze behandeling zijn getuigen gehoord die de overlast hebben bevestigd, waaronder klachten van omwonenden over luide muziek, geschreeuw, en andere vormen van overlast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen en tekort is geschoten in de nakoming van zijn huurverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 7:213 BW en de algemene huurvoorwaarden. Ondanks de argumenten van de gedaagde, waaronder zijn diagnose autisme, heeft de kantonrechter geoordeeld dat het belang van Maasdelta bij het verschaffen van ongestoord woongenot prevaleert boven het woonbelang van de gedaagde. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee maanden na betekening van het vonnis. De gedaagde is tevens veroordeeld in de proceskosten.