ECLI:NL:RBROT:2021:6669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
C/10/603242 / HA ZA 20-825
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van vereenzelviging tussen vennootschappen

In deze zaak vordert Heijkoop Kraanverhuur B.V. betaling van onbetaalde facturen van Schotte B.V. en haar holding Schotte Verhuur Nieuwerkerk B.V. Heijkoop stelt dat er sprake is van vereenzelviging tussen de vennootschappen, waardoor de onbetaalde facturen aan Schotte kunnen worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat Heijkoop onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van vereenzelviging. De naamswijzigingen van de vennootschappen zijn niet voldoende om te concluderen dat er misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil. Daarnaast is niet bewezen dat de bestuurders van Schotte B.V. wisten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen bij het aangaan van de overeenkomst. De rechtbank wijst de vorderingen van Heijkoop af en veroordeelt haar in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 30 juni 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/603242 / HA ZA 20-825
Vonnis van 30 juni 2021
in de zaak van
HEIJKOOP KRAANVERHUUR B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen

1..SCHOTTE B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Chr. Groenewoud te Rotterdam,
2.
SCHOTTE VERHUUR NIEUWERKERK B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Chr. Groenewoud te Rotterdam,
3.
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Dekker te Lisse.
Eiser zal hierna Heijkoop worden genoemd. Gedaagden worden samen Schotte c.s. genoemd. Gedaagden afzonderlijk worden Schotte, Schotte Verhuur en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 augustus 2020, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 14;
  • de oproepingsbrieven van 17 december 2020 voor de mondelinge behandeling en de brieven van 3 maart 2021 van de rechtbank met nadere informatie over die behandeling;
  • de brief van 18 maart 2021 van Heijkoop, met producties 9 en 10;
  • de spreekaantekeningen van Heijkoop, Schotte en Schotte Verhuur voor de mondelinge behandeling op 26 april 2021; van deze behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Heijkoop houdt zich bezig met het verhuren van hijskranen aan de bouw, de industrie en de petrochemie.
2.2.
Schotte Verhuur is de holdingmaatschappij van verschillende ondernemingen die zich bezighouden met aanneming van industriële en civiele sloopprojecten. [naam gedaagde] was tot begin maart 2021 (middellijk) bestuurder van Schotte Verhuur.
2.3.
Schotte is een dochteronderneming van Schotte Verhuur die tot 2 december 2019 Schotte Exploitatie Nieuwerkerk B.V. heette.
2.4.
Een andere dochteronderneming van Schotte Verhuur heette tot 2 december 2019 Schotte B.V.. De naam van deze onderneming is toen gewijzigd in Schotte Sloopwerken B.V. en vervolgens in VV Demolition B.V.. De onderneming die eerst Schotte B.V. heette en later VV Demolition B.V. wordt hierna Demolition genoemd.
2.5.
In oktober 2017 heeft Demolition een overeenkomst gesloten met Engie Energie Nederland (hierna: Engie) ter uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot de sloop van een kolencentrale in Nijmegen (hierna: het sloopproject).
2.6.
In het kader van het sloopproject zijn Heijkoop en Demolition in september 2018 overeengekomen dat Heijkoop een torenkraan zou verhuren aan Demolition. De torenkraan is vanaf november 2018 verhuurd aan Demolition.
2.7.
Heijkoop heeft in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 16 januari 2020 (onder meer) zes facturen met een totaalbedrag van € 149.166,37 inclusief btw (hierna: de facturen) gestuurd aan Demolition voor de huur van de torenkraan in de periode vanaf september 2019. Deze facturen zijn niet betaald.
2.8.
Eind november 2019 heeft een dodelijk ongeval plaatsgevonden op het terrein van het sloopproject. Naar aanleiding daarvan werd het werk stilgelegd en het terrein afgesloten.
2.9.
Demolition is met ingang van 4 maart 2020 in staat van faillissement verklaard.

3..Het geschil

3.1.
Heijkoop vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Schotte c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heijkoop te voldoen:
“(…)
de somma van € 152.508,45, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 1 mei 2020 tot de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten ad € 22.374,95, althans ad € 2.430,00 althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
de (proces)kosten van het geding, zulks met bepaling dat gedaagde over het bedrag van deze proceskosten de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd zal zijn vanaf de vijftiende dag na betekening van het te dezen te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van gedaagde in de nakosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd zal zijn tot aan de dag der algehele voldoening. De nakosten worden begroot op € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening.”
3.2.
Heijkoop heeft aan haar vorderingen - kort samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. Schotte heeft misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen de verschillende Schotte-ondernemingen. Zij heeft feitelijk de naam en activiteiten van Demolition overgenomen en zet de onderneming voort. In het onderhavige geval is sprake van vereenzelviging, zodat het onbetaald laten van de facturen door Demolition is toe te rekenen aan Schotte. Schotte Verhuur en [naam gedaagde] hebben als bestuurders van Demolition onrechtmatig gehandeld jegens Heijkoop, zodat zij de schade die Heijkoop heeft geleden door het onbetaald blijven van de facturen dienen te vergoeden.
Het onder 1 gevorderde bedrag is de optelsom van de onbetaalde facturen en de wettelijke handelsrente tot 1 mei 2020.
3.3.
De conclusie van Schotte c.s. strekt tot afwijzing van de vorderingen van Heijkoop, met veroordeling van Heijkoop in de proceskosten en de nakosten, vanaf de vijftiende dag na het vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

inleiding

4.1.
Centraal staat de vraag of Schotte c.s. zijn gehouden tot betaling aan Heijkoop van de in 2.7 omschreven facturen.
4.2.
De stelplicht (en bij gemotiveerde betwisting ook de bewijslast) voor de feiten en omstandigheden waarop het beroep op vereenzelviging en bestuurdersaansprakelijkheid is gebaseerd, rusten op Heijkoop als de partij die zich op deze grondslagen beroept (artikel 150 Rv).
vereenzelviging
4.3.
Wie (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen kan misbruik maken van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen. Het maken van dit misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, maar ook op deze rechtspersonen zelf. Dit komt omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst op grond van het recht dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf (bijvoorbeeld Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2285, r.o. 3.5.2.).
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat Heijkoop onvoldoende heeft gesteld om vereenzelviging aan te nemen. Schotte c.s. hebben toegelicht dat de naamswijzigingen zekerheidshalve zijn doorgevoerd met het oog op het veiligstellen van de (goede) bedrijfsnaam Schotte, voor het geval dat het conflict tussen Demolition en Engie niet zou worden opgelost. Heijkoop heeft niet gemotiveerd gesteld dat deze toelichting niet toereikend is. Het had wellicht voor de hand gelegen dat Heijkoop op de hoogte werd gesteld van de naamswijziging van Demolition, maar dat dit niet is gebeurd, betekent op zichzelf niet dat Schotte c.s. misbruik hebben gemaakt van het identiteitsverschil tussen Schotte en Demolition.
4.5.
Schotte heeft gemotiveerd betwist dat zij personeel en materialen van Demolition heeft overgenomen en de onderneming voortzet. Zo heeft zij stukken overgelegd over het conflict met Engie waarin valt te lezen dat de materialen die werden gebruikt voor het sloopproject geen eigendom waren van Schotte of Demolition, maar van Schotte Verhuur. Schotte heeft voorts aangevoerd en met stukken onderbouwd dat zij geen activiteiten verricht. In reactie hierop heeft Heijkoop haar stelling dat Schotte feitelijk een voortzetting is van de onderneming van Demolition niet nader onderbouwd. Bovendien heeft Heijkoop onvoldoende gesteld ter onderbouwing van haar stelling dat de in 2.3 en 2.4 bedoelde naamswijzigingen (mede) tot doel of gevolg hebben gehad dat haar facturen onbetaald zijn gebleven.
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft Heijkoop onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Schotte c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen Schotte en Demolition en dat deze rechtspersonen met elkaar vereenzelvigd moeten worden. De vorderingen zijn dan ook niet toewijsbaar op deze grondslag.
bestuurdersaansprakelijkheid
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is naast aansprakelijkheid van die vennootschap ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.8.
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een dergelijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Indien (i) de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de benadeling. In de kern houdt dit zogenoemde ‘Beklamelcriterium’ de eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden.
4.9.
In geval van benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder voorts worden aangenomen indien (ii) deze heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In dat geval kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser in ieder geval aansprakelijk worden gehouden als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. In dit onder (ii) bedoelde geval draait het, kort gezegd, om frustratie van betaling en verhaal.
4.10.
Met betrekking tot het in 4.8 onder (i) genoemde geval stelt Heijkoop dat Schotte Verhuur en [naam gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst hadden moeten weten dat Demolition niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Als bestuurders van Demolition worden Schotte Verhuur en [naam gedaagde] geacht op de hoogte te zijn van de financiële situatie van de vennootschap, aldus Heijkoop. Deze stelling van Heijkoop kan niet slagen. Heijkoop heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Schotte Verhuur en [naam gedaagde] in september 2018 bij het aangaan van de overeenkomst met Demolition wisten of redelijkerwijs moesten begrijpen dat Demolition niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. Vaststaat dat Demolition de facturen van Heijkoop tot en met augustus 2019, zij het soms met vertraging, heeft betaald. Pas vanaf september 2019 bleef betaling uit. Ook is niet komen vast te staan dat, zoals Heijkoop stelt, Demolition bij het aangaan van de overeenkomst met Heijkoop financiële problemen had. Schotte Verhuur en [naam gedaagde] betogen, onder meer met verwijzing naar de overgelegde jaarrekening van Demolition over 2018, dat in dat jaar sprake was van een sterke omzetgroei en een positief resultaat. Van een financieel zorgelijke situatie van Demolition (waar de bestuurders bij het contracteren met Heijkoop wetenschap van hadden) was dus geen sprake. Het e-mailbericht van 28 januari 2020 van [naam gedaagde] aan zijn personeel, waar Heijkoop naar verwijst, kan Heijkoop ook niet baten. Dit bericht is zestien maanden na het sluiten van de overeenkomst geschreven, zodat op grond hiervan (nog los van de inhoud van dat bericht) niet kan worden aangenomen dat in september 2018 al duidelijk was dat Demolition niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
4.11.
Heijkoop heeft voorts gesteld dat gevaar dreigde voor het voortbestaan van Demolition in verband met een conflict tussen Demolition en Engie, naar aanleiding waarvan Engie een bankgarantie van € 1.000.000,- heeft getrokken. Desondanks heeft Demolition gecontracteerd met Heijkoop, wat onrechtmatig is jegens Heijkoop. Heijkoop heeft niet gesteld dat op het moment van het aangaan van de overeenkomst al sprake was van een conflict tussen Demolition en Engie. Schotte Verhuur en [naam gedaagde] hebben in dit verband gemotiveerd aangevoerd dat het conflict pas ontstond in de loop van 2019 en dat het er begin december 2019 nog naar uitzag dat een oplossing zou worden gevonden. Ook hier geldt dat Heijkoop niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de gemotiveerde betwisting van haar stellingen door Schotte Verhuur en [naam gedaagde].
4.12.
Met betrekking tot de in 4.9 onder (ii) omschreven situatie van bestuurdersaansprakelijkheid geldt dat Heijkoop onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat Schotte Verhuur en [naam gedaagde] hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de facturen van Heijkoop onbetaald werden gelaten en dat aan hen daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De enkele (blote) stelling van Heijkoop dat de bestuurders van Demolition een informatieplicht/mededelingsplicht jegens Heijkoop hebben geschonden met betrekking tot de bankgarantie is, zelfs als dit zou komen vast te staan, daarvoor niet genoeg. Heijkoop heeft ook wat betreft het bewerkstelligen of toelaten van niet-betaling van de facturen niet voldaan aan haar stelplicht. In het midden kan dan ook worden gelaten of sprake is van schending van een informatieplicht/mededelingsplicht.
4.13.
Gelet op het voorgaande heeft Heijkoop onvoldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van Schotte Verhuur en/of [naam gedaagde]. De vorderingen zijn dan ook evenmin toewijsbaar op deze grondslag.
conclusie en kosten
4.14.
De conclusie is dat de vorderingen van Heijkoop worden afgewezen.
4.15.
Heijkoop zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Schotte c.s. worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaten
5.310,00(3,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 9.441,00
4.16.
Omdat [naam gedaagde] voor de zitting een andere advocaat in de arm heeft genomen en Heijkoop hierover geen opmerkingen heeft gemaakt, zal de rechtbank voor de mondelinge behandeling twee punten toekennen (één punt per advocaat). De rechtbank stelt de proceskosten voor iedere gedaagde vast op 1/3 van het totaalbedrag, dat is € 3.147,00.
4.17.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Heijkoop in de proceskosten, aan de zijde van Schotte c.s. tot op heden begroot op € 9.441,00 in totaal en op € 3.147,00 voor iedere gedaagde afzonderlijk, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Heijkoop in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, indien Heijkoop niet binnen veertien dagen na heden aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden te vermeerderen met (a) € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis en (b) de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de volledige nakosten met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Doğanyiğit, griffier. Het is op 30 juni 2021 uitgesproken in het openbaar.
3085/3194