In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ouders van [naam kind] zijn gescheiden en zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat in het belang van [naam kind] noodzakelijk is. Eerder is er al sprake geweest van ondertoezichtstellingen, maar de situatie is onveranderd gebleven. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders zijn niet in staat om gezamenlijk het ouderschap vorm te geven, wat leidt tot een complexe strijd die [naam kind] belast.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder overbelast lijkt en dat er zorgen zijn over haar emotieregulatie en alcoholgebruik. De vader heeft aangegeven dat hij meer contact met [naam kind] wenst en dat hij zich zorgen maakt over de situatie bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een neutrale derde nodig is om de belangen van [naam kind] te behartigen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling uit te voeren door het Leger des Heils, omdat het vertrouwen tussen de ouders en Jeugdbescherming west verstoord is.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is vastgesteld van 21 mei 2021 tot 21 mei 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.