In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 mei 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], van een teruggekeerde IS-vrouw. De moeder, die momenteel een gevangenisstraf uitzit, heeft haar Nederlandse nationaliteit verloren en de vader is overleden. De kinderen verblijven bij pleegouders, die tevens de oom en tante van de moeder zijn. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen voor een periode van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan omdat de kinderen een complexe achtergrond hebben en er zorgen zijn over hun ontwikkeling.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de moeder, de pleegvader en vertegenwoordigers van de GI gehoord. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en pleit voor afwijzing of een kortere verlenging, omdat zij de mogelijkheid heeft om met de kinderen naar Marokko te verhuizen. De pleegvader steunt het verzoek van de GI niet, omdat de kinderen zich goed ontwikkelen en er geen signalen zijn van gedragsproblemen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door hun verleden en de huidige situatie van de moeder. Gezien de omstandigheden, waaronder de detentie van de moeder en de onduidelijkheid over de toekomst, heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twaalf maanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.