ECLI:NL:RBROT:2021:6648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
9130867 \ VZ VERZ 21-5640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen RelyOn Nutec Netherlands B.V. (RON) en [verweerster]. RON verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsrelatie, waarbij zij stelde dat er geen basis was voor een vruchtbare samenwerking en dat herplaatsing niet mogelijk was. De verweerster, die sinds 2014 in dienst was, had zich in februari 2020 ziek gemeld en was sindsdien gedeeltelijk aan het werk. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2021 zijn beide partijen gehoord, waarbij RON werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en twee directeuren, en de verweerster door haar gemachtigde.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelde dat de Skypegesprekken tussen de verweerster en haar collega’s niet voldoende bewijs opleverden voor de stelling van RON dat er een verstoorde arbeidsrelatie was. Bovendien was er onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat herplaatsing niet mogelijk was. De kantonrechter concludeerde dat RON niet had aangetoond dat de verstoorde arbeidsrelatie duurzaam en onoplosbaar was, en dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en RON veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde van de verweerster. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9130867 \ VZ VERZ 21-5640
Uitspraak: 22 juni 2021
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RelyOn Nutec Netherlands B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
verzoekster, tevens verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E.M.Y. Sørensen te Rotterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats verweerster],
verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.M.P. Verkaart te Overveen.
Partijen zullen hierna “RON” en “[verweerster]” worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • het verweerschrift, tevens voorwaardelijk tegenverzoek, met producties;
  • de brief d.d. 26 mei 2021 aan de zijde van RON, met aanvullende producties;
  • de e-mail d.d. 26 mei 2021 aan de zijde van [verweerster], met aanvullende producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021. Namens RON zijn ter zitting verschenen [naam 1] (commercieel directeur) en [naam 2] (algemeen directeur), bijgestaan door de gemachtigde mr. Sørensen voornoemd. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Verkaart voornoemd. Partijen hebben, mede aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd, ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht. De pleitaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.
1.3.
De kantonrechter heeft de datum voor deze uitspraak bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[verweerster], geboren op [geboortedatum verweerster], is op 7 juli 2014 in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) RON. Laatstelijk is [verweerster] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 32 uur per week werkzaam tegen een bruto maandsalaris van
€ 2.715,65, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
2.2.
Sinds 2015 is [verweerster] werkzaam geweest in de functie Manager Customer Services/Customer Service Coördinator. Bij brief van 22 januari 2019 is door RON aan [verweerster] bevestigd dat zij met ingang van 1 februari 2019 wordt aangesteld in de functie Medewerker Customer Services.
2.3.
Op 26 februari 2020 heeft [verweerster] zich ziek gemeld, aanvankelijk vanwege een verwonding als gevolg van een eenzijdig ongeval, maar op 23 april 2020 heeft de bedrijfsarts vast gesteld dat er sprake is van burn out klachten. [verweerster] heeft sedertdien in een opbouwende reeks een paar uur per dag gewerkt, maar is tot op heden nog niet volledig arbeidsgeschikt verklaard.
2.4.
Op 5 februari 2021 heeft tussen [verweerster] en haar collega [naam 3] (hierna: [naam 3]), voor zover thans van belang, het volgende Skypegesprek plaatsgevonden:
“ (…)
[naam 3]: I don't understand. I ment could you help to change a template and I would be observing your steps how to do it as a superuser?"
[verweerster]: it is not a easy task to change the templates, and you always have to be carefull by making changes because there are requirements. I have to figure a lot out by myself still. I will ask [naam 4]. l'm working on the FOET, BOSIET and CA EBS certificate aswell now. sorry i cannot easily show how to do this as I have to search and check etc.
(…)”
2.5.
Op 19 februari 2021 heeft tussen [verweerster] en [naam 3], voor zover thans van belang, het volgende Skypegesprek plaatsgevonden:
" (…)
[naam 3]: Would you like to process emails when they arrive to Mailbox or if not then leave them there? Then in case of calls I can help Customer.
would be an option?
[verweerster]: NO0OIOO
I WILL HANDLE THIS.
sorry but i find it extremely difficult that i have to change a way off work which i have done for the last 5 years and now just one email. comparing to all those we handle. i do not belive in adjusting the complete way of work or communication. i believe we just have to accept and learn from eachother. I drag mails to my own mail box in order that it is not confucing when we all work in the mailbox. because i want to be a part of the team and help. and just because ONE! mail ... no ... sorry this immiditally stressed me out. You could have asked what the question was and fixed it and informed me that it was already handled. it is just how you see it i think. i will take care of this mail and send her my sincere apologies ..
[naam 3];.Dear [verweerster], I am only passing you messages from Customers that they are calling to the office. Unfortunately every day I am picking phone calls from Clients that they do not get an reply from you on e-mails that they have sent. So this is not the only one case. This is happening a lot. Customer is mad and I am in the first line because I am picking his phone.
[verweerster]:every day?!
No i do not believe this not every day
than reception must say the same ...
[naam 3]: Yes [verweerster] - also yesterday was the same issue and days before. My apologies but I am not going to continue this conversation - especially via Skype. lf you want to we can meet in person and have a real conversation about. I am open to collaborate.
[verweerster]: me either
im done"
2.6.
In een e-mail van 26 februari 2021 schrijft [naam 1] (direct leidinggevende van [verweerster], hierna: [naam 1]) - mede namens [naam 2] (hierna: [naam 2]) - aan [verweerster], voor zover van belang, het volgende:
“Het is ons recent gebleken dat er een diepgaand geschil is tussen RelyOn Nutec en jou omtrent hoe jouw werkzaamheden dienen te worden verricht. Er is een verstoorde arbeidsverhouding ontstaan. Graag zouden wij op korte termijn een mediationtraject starten om de arbeidsverhouding te normaliseren. Daarnaast kan er in mediation worden gesproken over de taken die jij in het kader van de re-integratie verricht, conform het advies van de bedrijfsarts. (…)”
2.7.
Op 26 februari 2021 reageert [verweerster] op de e-mail van [naam 1] en [naam 2] als volgt:
“Is there really a deep dispute?
This mail is taking me by surprise. I am a bit shocked by this. I want to let it sink in for a moment…
I will be at the office on Tuesday and hope there will be a moment to discuss this”
2.8.
In reactie op de e-mail van [verweerster] reageren [naam 1] en [naam 2] op 26 februari 2021 per e-mail als volgt:
“Despite all our efforts through meetings, coaching and feedback we still see numerous incident that include:

Insufficient collaboration in teams

Not being willing to share business critical knowledge

Not prioritizing customers, potentially harming the image of the business and the business itself
Discussions on this have been ongoing for the past months and despite numerous proposals for improving the working relationship this has only worsened.
In conclusion, based on the above, we do not see other options than to request mediation support in the hope to realign the companies interests with the actual employment agreement and the latest job description. It is therefore more useful to go directly mediation.
Please let us know your choice of mediator in order for us to organize a first meeting on shortest possible notice.”
2.9.
Op 28 februari 2021 mailt [naam 3] aan [naam 1], voor zover thans van belang, het volgende:
“ My apologies for email in this time in the evening but my whole weekend was a disaster due to whole situation I am facing with [verweerster]. She is constantly checking “my sent items” and inform me how I should reply to Clients which is invasion of my privacy and giving me feeling of constant control. I am so sad that she is humiliating me and my work I am doing for RelyOn Nutec. I am sending you this desperate email and ask for help. The only thing I want is to go to work with smile on my face – not to cry at home during the weekend.
(…)”
2.10.
Op 5 maart 2021 is een mediationtraject gestart en afgesloten.

3..Het verzoek

3.1.
RON verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van – kort gezegd - een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW) en [verweerster] te veroordelen in de proceskosten. RON heeft het volgende naar voren gebracht.
3.2.
Aangezien er geen basis is voor een toekomstige vruchtbare samenwerking, streeft RON naar een beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verweerster]. Er is zonder succes een mediationtraject doorlopen, zodat moet worden geconstateerd dat de verstoorde arbeidsrelatie duurzaam en onoplosbaar is. Van RON kan in redelijkheid niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst van [verweerster] te laten voortduren.
3.3.
Herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie is niet mogelijk binnen een redelijke termijn. Bovendien kan herplaatsing niet van RON worden gevergd, gezien de omstandigheden.
3.4.
Voor zover [verweerster] nog arbeidsongeschikt zou zijn, geldt dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerster]. Er is geen verband met enig opzegverbod. Bovendien is het ook in het belang van [verweerster] dat haar arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.

4..Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
[verweerster] voert verweer en verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzochte ontbinding af te wijzen. Bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster]:
I. RON te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding ad € 6.994,52 bruto;
II. RON te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 63.000,- bruto wegens ernstig verwijtbaar handelen, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan billijke vergoeding;
III. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de geldende opzegtermijn zonder rekening te houden met de aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
IV. voor recht te verklaren dat RON geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding, althans het concurrentie- en relatiebeding geheel dan wel gedeeltelijk te vernietigen, althans voor het geval de bedingen niet geheel worden vernietigd, te bepalen dat RON vanaf de einddatum van de arbeidsovereenkomst aan [verweerster] voor de duur van het concurrentie- en relatiebeding maandelijks een netto vergoeding ad € 1.500,- dient te voldoen aan [verweerster], althans een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
V. RON te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de wettelijke transitievergoeding en de billijke vergoeding tot aan de dag der algehele voldoening;
In alle gevallen:
VI. RON te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
4.2.
Daartoe heeft [verweerster]– samengevat weergegeven– het volgende aangevoerd. Aangezien [verweerster] arbeidsongeschikt is, is ingevolge artikel 7:670 lid 1 BW een opzegverbod van toepassing. De uitzonderingen op het opzegverbod zijn niet van toepassing. Als het opzegverbod tijdens ziekte al gepareerd kan worden, is onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsrelatie. Voor zover de arbeidsrelatie onder druk is komen te staan, is dit aan RON te wijten, omdat RON daar doelbewust op heeft aangestuurd. Dat herplaatsing niet mogelijk is in een andere passende functie binnen een redelijke termijn, is door RON niet nader onderbouwd.
4.3.
Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, maakt [verweerster] aanspraak op de transitievergoeding. Daarnaast maakt [verweerster] aanspraak op een billijke vergoeding van
€ 63.000,- bruto. [verweerster] stelt dat RON ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door onterecht aan te sturen op beëindiging van de arbeidsovereenkomst en door de op haar rustende re-integratieverplichtingen op ernstige wijze te schenden.
4.4.
RON heeft verweer gevoerd tegen het voorwaardelijk tegenverzoek en voert het volgende aan. RON is bereid de wettelijke transitievergoeding te betalen. [verweerster] heeft bij de berekening van de transitievergoeding ten onrechte 1 september 2021 als einddatum aangehouden. Bij een einddatum van 1 juli 2021 bedraagt de transitievergoeding € 6.827,38 bruto. Van ernstig verwijtbaar handelen door RON is geen sprake, zodat een billijke vergoeding niet aan de orde is. Indien al sprake is van een billijke vergoeding, dient deze (tot nihil) te worden gematigd. RON verzoekt bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn van twee maanden, verminderd met de proceduretijd. RON is bereid het concurrentiebeding op de einddatum te laten vervallen, ervan uitgaande dat het relatiebeding en de overeengekomen geheimhouding door [verweerster] wordt nagekomen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, die van dien aard is dat van RON in redelijkheid niet langer gevergd kan worden het dienstverband met [verweerster] te continueren.
Opzegverbod
5.2.
Uit artikel 7:671b lid 2 BW volgt dat de kantonrechter een verzoek op grond van het eerste lid alleen kan inwilligen indien er geen opzegverboden of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden. [verweerster] is thans nog arbeidsongeschikt en nu haar ziekte nog geen twee jaar heeft geduurd, is sprake van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 onderdeel a BW. Een verzoek tot ontbinding kan desondanks worden ingewilligd als het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop de opzegverboden betrekking hebben (artikel 7:671b lid 6 sub a BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan in het onderhavige geval sprake. De reden waarom RON de arbeidsovereenkomst met [verweerster] wil ontbinden, is dat er volgens haar sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Het opzegverbod staat dan ook niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg.
Verstoorde arbeidsrelatie (g-grond)?
5.3.
Ingevolge artikel 7:669 lid 1 BW kan de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever alleen worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt, waarbij in lid 3 van dat wetsartikel nader is omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. RON heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van RON in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). Daarbij geldt als uitgangspunt dat sprake moet zijn van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsrelatie en dat herstel van de arbeidsrelatie niet meer mogelijk is.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.5.
RON heeft gesteld dat de samenwerking tussen [verweerster] en haar collega’s door de houding van [verweerster] moeizaam verloopt en dat als een collega [verweerster] om hulp of uitlegt vraagt, [verweerster] deze niet geeft. RON heeft in dit kader verwezen naar twee Skypegesprekken tussen [verweerster] en een collega, [naam 3]. Verder heeft RON aangevoerd dat de houding en opstelling van [verweerster] zowel intern als extern contraproductief zijn gebleken. Volgens RON worden de klantbelangen ondergeschikt gesteld aan de persoonlijke belangen van [verweerster], wordt de collega’s van [verweerster] elke constructieve samenwerking ontzegd en staat [verweerster] klanten onvriendelijk, te laat en niet accuraat te woord.
5.6.
Anders dan RON heeft gesteld, kan naar het oordeel van de kantonrechter uit de Skypeberichten op 5 en 19 februari 2021 tussen [verweerster] en [naam 3] niet worden afgeleid dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Zoals blijkt uit de berichten van 19 februari 2021 en ook door [verweerster] tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht, verschilden [naam 3] en [verweerster] van mening over de werkwijze en was er sprake van onderlinge irritatie. In het bijzonder ging het daarbij over de afhandeling van e-mails die binnen kwamen in een algemene mailbox. [verweerster] heeft aangevoerd dat zij als ervaren werkneemster in een gesprek op 8 december 2020 door [naam 1] en [naam 2] was gevraagd nieuwe collega’s - waaronder [naam 3] - te coachen. Dit is door RON niet weersproken. Tegen deze achtergrond dient naar het oordeel van de kantonechter ook de e-mail van [naam 3] aan [naam 1] van 28 februari 2021 te worden gelezen, waarin [naam 3], kort samengevat, schrijft dat [verweerster] haar e-mails aan klanten continue controleert en [verweerster] haar voorschrijft hoe naar klanten te reageren. [naam 3] vraagt [naam 1] vervolgens hierbij te helpen. Toen tussen [verweerster] en [naam 3] verschil van mening bestond over de uitvoering van bepaalde werkzaamheden - zoals de afhandeling van e-mails - en zij daar onderling niet uit kwamen, had het op de weg van [naam 1] als direct leidinggevende gelegen hierover het gesprek met [verweerster] en [naam 3] aan te gaan. De mail van [naam 3] van 28 februari 2021 aan [naam 1] gaf hiertoe ook aanleiding. In dit gesprek had naast de werkwijze dan ook aandacht kunnen worden besteed aan de al dan niet coachende rol van [verweerster] en de verdeling van bevoegdheden, die in ieder geval in de visie van [verweerster] niet helder waren. Dat een dergelijk gesprek heeft plaatsgevonden, is niet gesteld of gebleken. Hierbij weegt ook mee dat [verweerster] ten tijde van de Skypeconversaties nog steeds deels arbeidsongeschiktheid was en nog niet voor het volledige aantal uren aan het werk was en zij onbetwist heeft gesteld dat de conversatie op 19 februari 2021 de tweede werkdag was na de begrafenis van haar opa. Mogelijk zijn de Skypeberichten hierdoor anders geformuleerd dan als deze omstandigheden niet aan de hand waren of zijn Skypeberichten harder overgekomen dan bedoeld. [verweerster] erkent dat de Skypeconversatie op 19 februari 2021 ‘niet de schoonheidsprijs verdient’. De inhoud van de Skypeberichten is naar het oordeel van de kantonrechter niet zodanig dat op basis daarvan de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie.
5.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft RON gesteld dat ook sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie met andere collega’s, met [naam 1] en met [naam 2]. Deze stelling is naar het oordeel van de kantonrechter door RON niet, dan wel onvoldoende onderbouwd. Zo zijn er geen verklaringen van collega’s waaruit blijkt dat zij een verstoorde arbeidsrelatie met [verweerster] ervaren of is de gestelde verstoorde arbeidsrelatie met collega’s anderszins onderbouwd. Ook is de door RON gestelde verstoorde arbeidsrelatie met [naam 1] en [naam 2] onvoldoende onderbouwd.
5.8.
Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat bovendien geenszins sprake is van een
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding. Nadat [naam 1] [verweerster] in november 2020 heeft aangesproken op de samenwerking binnen het team, wordt pas door de e-mail van [naam 1] en [naam 2] van 26 februari 2021 voor het eerst bij [verweerster] bekend dat RON van mening is dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en dat door RON mediation wordt voorgesteld. Dit standpunt komt voor haar ‘als donderslag bij heldere hemel’, hetgeen zij in haar reacties op de e-mail aan RON kenbaar maakt. De conclusie dat na een mediationtraject dat kort na de mailwisseling slechts één dag heeft geduurd, sprake is van duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, is naar het oordeel van de kantonrechter te voorbarig. Van een reële poging om de door RON ervaren verstoorde arbeidsrelatie te herstellen of te verbeteren is met één mediationgesprek geen sprake. Van RON mogen meer inspanningen worden verwacht.
5.9.
Voort merkt de kantonrechter nog het volgende op. Aan het ontbindingsverzoek heeft RON geen disfunctioneren (artikel 7:669 lid 3 sub d BW) ten grondslag gelegd. Het komt de kantonrechter voor dat de verwijten die RON [verweerster] maakt ten aanzien van de wijze van omgang met collega’s en klanten, die door [verweerster] worden betwist, op het functioneren van [verweerster] zien. Indien RON niet tevreden is over het functioneren van [verweerster], is het aan RON [verweerster] hiervan tijdig in kennis te stellen en [verweerster] in voldoende mate in de gelegenheid te stellen haar functioneren te verbeteren. Het is de kantonrechter niet, bijvoorbeeld aan de hand van gespreksverslagen, gebleken dat hier aan is voldaan.
5.10.
Tot slot is de kantonrechter van oordeel dat RON weliswaar heeft gesteld dat herplaatsing niet mogelijk is binnen een redelijke termijn, maar dit standpunt door RON niet nader is onderbouwd.
5.11.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van RON in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De slotsom luidt dat dan ook dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen.
5.12.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het aan beide partijen is zich in te spannen om tot normalisering van de arbeidsverhouding te komen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat tussen partijen - hoewel dit door RON niet aan het ontbindingsverzoek ten grondslag is gelegd - discussie bestaat over de wederzijdse invulling van het re-integratietraject, onder meer over het al dan niet geven van toestemming door RON voor het op kosten van RON volgen van een coachingstraject bij Skils. Uit de door RON overgelegde verklaring van mevrouw D. Klop (interim HR-manager) van 23 mei 2021 volgt dat inmiddels op 21 mei 2021 door RON goedkeuring is gegeven voor dit traject, zodat dit geen geschilpunt meer is en dit traject kan worden aangevangen.
Voorwaardelijk tegenverzoek
5.13.
Nu het ontbindingsverzoek van RON wordt afgewezen, wordt niet toegekomen aan de beoordeling van het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster].
Proceskosten
5.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal RON worden veroordeeld in de proceskosten. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verweerster] worden vastgesteld op € 747,-.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst af het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
veroordeelt RON in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
44483