ECLI:NL:RBROT:2021:653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
10/960062-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de invoer van cocaïne in Nederland met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 2 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het invoeren van ongeveer 5091 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, eigenaar van een transportbedrijf, werd ervan beschuldigd samen met anderen deze grote hoeveelheid cocaïne te hebben ingevoerd, verborgen tussen een lading bananen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2018, na het ophalen van de container in de haven van Antwerpen, deze in zijn loods heeft geopend en dat hij daarbij handelingen heeft verricht die duiden op opzet en wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne. De rechtbank heeft de verdediging, die stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als ervaren vrachtwagenchauffeur, bekend moest zijn met de regels omtrent het inklaren van goederen en dat zijn handelen in strijd was met deze regels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, rekening houdend met de ernst van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Tevens zijn de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel als ernstig heeft beoordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960062-18
Datum uitspraak: 2 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
raadsman mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt de verdachte primair verweten dat hij samen met anderen ongeveer 5091 kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd en subsidiair dat hij daartoe samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.S. van Unnik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de twee op de beslaglijst vermelde telefoons.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken. Hij wist niet – en het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het tegendeel – dat er cocaïne verborgen was in de container met bananen die hij, als eigenaar van een transportbedrijf, op 26 februari 2018 vanuit de Antwerpse haven naar Nederland heeft laten vervoeren en met het lossen waarvan hij die dag in de loods van zijn bedrijf een aanvang had gemaakt. Hij was slechts voornemens om, conform de opdracht die hij daartoe (op het laatste moment) van [naam] namens het importerende bedrijf [naam bedrijf 1] (hierna: “ [naam bedrijf 1] ”) had gekregen en zoals hij ook al eerder had gedaan, de bananen in de loods te controleren op kwaliteit. Hij dacht dat de in de loods aanwezige, hem onbekende medeverdachte [naam medeverdachte] – van wie hij niet wist dat hij uit Colombia afkomstig was – door [naam] naar de loods was gestuurd om te helpen met het controleren van de bananen. Mogelijk is de verdachte erin geluisd door degene(n) die het transport georganiseerd had(den), nadat diegene(n) bekend was geworden dat de betreffende container bij aankomst in de haven door de douane gecontroleerd zou worden. In elk geval heeft de verdachte pas relevante handelingen verricht nadat de cocaïne al in beslag genomen was, waardoor hem niet de invoer van de totale hoeveelheid van 5091 kilo cocaïne kan worden verweten zoals ten laste is gelegd.
4.1.2.
Beoordeling
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en conclusies.
a.
Invoer cocaïne
Vanuit de haven van Santa Marta (departement Magdalena) in Colombia is met het schip [naam schip] (hierna: het schip) onder meer een container met het nummer [containernummer] (hierna: de container) verscheept. In de container zat een partij bananen bestemd voor [naam bedrijf 1] .
Op 23 februari 2018 is het schip in de haven van Antwerpen binnengekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze haven vanaf zee uitsluitend via de Nederlandse territoriale wateren te bereiken is, waardoor de container (en de inhoud daarvan) op dat moment dus reeds binnen het grondgebied van Nederland waren gebracht. Daarna is de container in Antwerpen gelost. Op 24 februari 2018 heeft de douane de container in de haven van Antwerpen gecontroleerd, waarbij tussen de bananen 5091,1 kilogram cocaïne is aangetroffen. De cocaïne is door de Belgische autoriteiten uit de container verwijderd en in beslag genomen. Er is hierna, tezamen met audio- en video-opnameapparatuur, een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering.
Op 26 februari 2018 om 14:51 uur is de container door de vader en een nicht van de verdachte, namens het transportbedrijf [naam bedrijf 2] , waarvan de verdachte de eigenaar is, met een vrachtwagen in de haven van Antwerpen opgehaald in opdracht van [naam bedrijf 1] . Deze vrachtwagen is vervolgens om 17:12 uur op aanwijzingen van de verdachte de loods van [naam bedrijf 2] aan de [adres] (hierna: de loods) binnengereden. De container is om 17:19 uur geopend en de verdachte heeft vervolgens met een heftruck pallets uit de container gehaald. Om 17:32 uur is de verdachte aangehouden tezamen met vijf andere personen die zich op dat moment bij de container in de loods bevonden.
Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij het transport en het lossen van de lading bananen, waarin de cocaïne is aangetroffen, staat vast dat de verdachte – in ieder geval feitelijk – ruim 5000 kilo cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
b) Wetenschap
De vraag die dan voorligt, is of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de lading en dus ook het opzet heeft gehad deze cocaïne in te voeren in Nederland. Voor de beoordeling van die vraag zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
-
Aanwezigheid [naam medeverdachte]
Ruim anderhalf uur voor aankomst van de container in de loods is de medeverdachte [naam medeverdachte] daar gearriveerd. [naam medeverdachte] is, net als de bananen en de cocaïne in de container, afkomstig uit Colombia. [naam medeverdachte] heeft in de loods gewacht op de aankomst van de container en vervolgens, nadat de container de loods was binnengereden, onder toeziend oog van de verdachte een foto gemaakt van het nog niet verbroken zegel op de container en daarna toegekeken terwijl de verdachte pallets uit de container laadde. De verdachte en de andere aanwezigen in de loods hebben verklaard dat zij [naam medeverdachte] niet kenden, hem niet konden verstaan, niet of nauwelijks met hem hebben gesproken en/of niet wisten waarom hij in de loods aanwezig was.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat [naam medeverdachte] in de loods aanwezig was vanwege de ruim 5000 kilo cocaïne die zonder ingrijpen van politie en justitie in de container verstopt zou hebben gezeten. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar het veroordelend vonnis in de strafzaak van [naam medeverdachte] van 18 april 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:3076). Het feit dat de verdachte de aanwezigheid van [naam medeverdachte] kennelijk als vanzelfsprekend heeft aangenomen, duidt op wetenschap bij de verdachte met betrekking tot de reden van aanwezigheid van [naam medeverdachte] in de loods.
-
Uitlatingen verdachte
In de opgenomen communicatie vanuit de container ten tijde van het lossen daarvan is op enig moment te horen dat de verdachte tegen een van de andere aanwezigen zegt: ‘Als ooit iemand komt, zijn we gewoon bananen aan het sorteren ja? De rotte bananen.’
Hieruit leidt de rechtbank af dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van de lading in de container kennelijk – anders dan de verdachte (ook ter terechtzitting) heeft verklaard – een ander doel hadden dan het daadwerkelijk ‘gewoon’ sorteren (of controleren) van de bananen.
-
Verbreken van het zegel
De verdachte heeft in de loods zelfstandig en onder toeziend oog van [naam medeverdachte] het zegel van de container verbroken.
De voorgeschreven gang van zaken bij invoer van goederen in de EU is dat deze ten behoeve van het toezicht daarop bij de douane worden aangegeven (‘ingeklaard’). Voor praktisch uitvoerbaar toezicht is van essentieel belang dat op het moment van inklaren het zegel op de container nog intact is. Dat betekent immers dat de container tussen verzending en ontvangst niet geopend is geweest en de lading dus dezelfde is gebleven. De onderhavige container met bananen diende op grond van Europese regelgeving ingeklaard te worden door een daartoe bevoegd (vergunning houdend) bedrijf, in dit geval [naam bedrijf 3] te [vestigingsplaats] (hierna: [naam bedrijf 3] ). Dit bedrijf stond ook als ontvanger vermeld op de bij de container behorende formulieren. Deze vergunninghouder diende het zegel – aan de hand van door de chauffeur over te leggen papieren – te controleren, waarna dat zegel pas na toestemming van de douane verwijderd mocht worden.
De verdachte mag, als ervaren internationaal vrachtwagenchauffeur, die bovendien reeds vele malen eerder overeenkomstig de daarvoor geldende regels containers met bananen vanuit Antwerpen naar [naam bedrijf 3] in Nederland had vervoerd, bekend worden verondersteld met deze basale regel.
Door het desondanks zelfstandig verbreken van het zegel van de container, buiten aanwezigheid van een bevoegde controle-instantie, is de verdachte bewust afgeweken van de hem bekende, daaromtrent geldende voorschriften. In het licht van de (bedoelde) inhoud van de lading duidt het openen en lossen van de container zonder deze eerst in te klaren erop dat de verdachte een andere bedoeling met de lading van de container had dan het slechts vervoeren, lossen en controleren van bananen, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Dat de verdachte van de geldende voorschriften is afgeweken omdat hij op 26 februari 2018 te laat was de container nog bij [naam bedrijf 3] te (laten) lossen, zoals de verdachte heeft verklaard, is bovendien niet aannemelijk geworden. Uit de verklaring van getuige [naam getuige] van [naam bedrijf 3] blijkt immers dat bij [naam bedrijf 3] kon worden gelost tot 17:00 uur en dat deze tijd in onderling overleg kon worden verlengd. Nu de vrachtwagen met container om 15:29 uur bij de grensovergang Ossendrecht de Nederlandse grens heeft gepasseerd, op minder dan een uur rijden naar Moerdijk, had de verdachte de container die dag tijdig bij [naam bedrijf 3] kunnen (laten) lossen.
-
Aanwezigheid van andere partij bananen in de loods
Op het moment dat de container met bananen in de loods gelost werd, stond in de loods reeds een partij van twintig pallets met bananen, in dozen die identiek waren aan de dozen van de lading in de container. Die partij was afkomstig uit een container die op 21 februari 2018 vanaf [naam bedrijf 3] naar de loods was vervoerd.
Voor het behoud van kwaliteit van een versproduct als bananen is vervoer en opslag daarvan onder de juiste (klimatologische) omstandigheden van belang. De loods beschikte niet over specialistische voorzieningen om dergelijke opslag mogelijk te maken. Het kan daarom niet anders zijn dan dat de wijze waarop deze partij reeds vijf dagen lang in de loods was opgeslagen, schade heeft berokkend aan deze bananen.
Van belang is voorts dat op de opgenomen communicatie op enig moment tijdens het lossen van de container te horen is dat de verdachte zegt: ‘Nee, deze ook niet, die moet er dalijk nog terug in.’ Kennelijk wordt er bij het lossen van de container een selectie gemaakt van pallets (‘deze’/‘die’) die, na het lossen, al dan niet in de container (‘erin’) moeten worden teruggeplaatst.
De rechtbank leidt uit voorgaande feiten en omstandigheden af dat de partij bananen die zich reeds in de loods bevond, bedoeld was om als vervanging te dienen van de uit de container te halen pallets met de dozen waarin zich de cocaïne had moeten bevinden.
c) Conclusie
De voorgaande feiten en omstandigheden leiden, naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, tot de conclusie dat de verdachte geweten heeft dat tussen de lading bananen een hoeveelheid cocaïne verborgen was en dat hij opzettelijk cocaïne Nederland heeft ingevoerd.
Daarop voortbouwend acht de rechtbank dat opzet van de verdachte ook (in voorwaardelijke zin) bewezen ten aanzien van de totale hoeveelheid van ruim 5000 kilo cocaïne. Hiertoe zijn redengevend dat speciaal voor deze lading een Colombiaanse man is overgekomen om de lading te controleren, dat de verdachte reeds enkele dagen voordat de container in de loods in Oss arriveerde verscheidene personen heeft gevraagd om hem te komen helpen in de loods en dat er een grote hoeveelheid dozen met bananen in de loods stonden die als vervanging van de dozen met cocaïne dienden.
Uit het voorgaande volgt tevens dat de verklaring van de verdachte, inhoudende – kort gezegd – dat hij slechts (en bovendien pas op het laatste moment) in opdracht van [naam] de bananen naar zijn loods had laten vervoeren om ze aldaar op kwaliteit te controleren en dat hij dacht dat [naam medeverdachte] door [naam] naar de loods was gestuurd om te helpen met het controleren van de bananen, voor zover deze verklaring niet reeds door de bewijsmiddelen en/of door voornoemde bewijsoverwegingen wordt weersproken, niet aannemelijk is geworden. Nog daargelaten dat het lossen van bananen voor een kwaliteitscontrole in een niet-temperatuurgecontroleerde omgeving, zoals de loods van de verdachte, blijvende schade aan bananen oplevert, is niet gebleken van een dergelijke opdracht, noch van een telefoon waarop de verdachte volgens zijn eigen verklaring deze opdracht zou hebben ontvangen. Dat pas op een laat moment de opdracht zou zijn ontvangen om de container naar de eigen loods te rijden, wordt daarnaast weersproken door het feit dat de verdachte al een of twee dagen eerder aan enkele personen heeft gevraagd om op 26 februari 2018 in de loods te komen helpen. Bovendien kan hiermee de aanwezigheid van [naam medeverdachte] in de loods niet worden verklaard. Zijn aanwezigheid in de loods werd door de verdachte en de andere aanwezigen als vanzelfsprekend beschouwd, terwijl eerdere door het bedrijf van verdachte vervoerde ladingen bananen telkens zijn gecontroleerd bij [naam bedrijf 3] en niet door een onbekende derde in de loods in Oss.
Gezien het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de loods van meet af aan de beoogde bestemming van de container is geweest en dat de container daar naartoe is gebracht vanwege de ruim 5000 kilo cocaïne die daarin aanvankelijk tussen de bananen verstopt zat.
Ook het door de verdediging geschetste scenario dat de verdachte als ‘afvoerputje’ zou zijn gebruikt, nadat mogelijk bekend zou zijn geworden dat de container door de douane gecontroleerd was en niemand zijn vingers meer wilde branden aan de container, acht de rechtbank niet aannemelijk. Bij dat scenario past immers niet dat [naam medeverdachte] , een uit Colombia afkomstige man, in de loods aanwezig was om de lading van de container te controleren.
d) Onderzoekswensen
Ter terechtzitting heeft de raadsman te kennen gegeven te persisteren in eerder door hem gedane en door de rechtbank op de zitting van 25 augustus 2020 afgewezen onderzoekswensen. De raadsman heeft deze wensen niet (opnieuw) onderbouwd. De rechtbank wijst deze verzoeken dan ook af, omdat haar van de noodzaak daarvan niet is gebleken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met anderen opzettelijk ruim 5000 kilo cocaïne in Nederland heeft ingevoerd.
4.2.
Bewezenverklaring
Op grond van de wettige bewijsmiddelen en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode
van23 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 te Oss, en op de Westerschelde, en over Nederlandse territoriale wateren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht circa 5091 kilogram cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen ruim 5000 kilo cocaïne in Nederland ingevoerd. Die cocaïne zat verborgen in een container met bananen afkomstig uit Colombia en is ontdekt en in beslag genomen door de Belgische autoriteiten na aankomst in de haven van Antwerpen.
Via het transportbedrijf van de verdachte is die container, waarin een kleine hoeveelheid cocaïne teruggeplaatst was, van Antwerpen naar Nederland vervoerd. Nadat de verdachte samen met anderen een aanvang had gemaakt met het lossen van de container in de loods van zijn bedrijf, werd hij door de politie aangehouden.
Vanuit Zuid-Amerika worden grote hoeveelheden cocaïne Nederland binnen gevoerd.
Cocaïne is een zeer verslavende harddrug die schadelijk is voor de volksgezondheid. De ingevoerde hoeveelheid van ruim 5000 kilo is dermate groot dat deze partij bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en de gehele keten hieromheen - van land van herkomst waar de cocaïne wordt geproduceerd tot en met de gebruiker - gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Het opleggen van een langdurige gevangenisstraf past bij de invoer van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne. Hierbij is ook gelet op het feit dat de verdachte enerzijds een belangrijke uitvoerende en binnen die uitvoering ook aansturende rol heeft gespeeld door de container met zijn transportbedrijf te (laten) vervoeren, maar dat hij anderzijds gehandeld lijkt te hebben in opdracht van degenen die uiteindelijk daadwerkelijk over de drugs konden beschikken.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank daarnaast gelet op straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de – voor de verdachte nadelige – gewijzigde regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank ziet hiertoe echter geen aanleiding omdat deze wetswijziging nog niet in werking is getreden.
De rechtbank ziet wel aanleiding rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Bij de berechting van een zaak waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft immers als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 27 februari 2018 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden. Tussen 27 februari 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna drie jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van bijna een jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met zes maanden.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van zeseneenhalf jaar. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van zes jaar opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar en de hieronder besproken verbeurdverklaringen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Nexus- en Samsung-telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van deze in beslag genomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoons zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf: de Nexus-telefoon en Samsung-telefoon.
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 23 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 te Oss, en/of op/via de Westerschelde, en/of over/via Nederlandse territoriale wateren, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht circa 5091 kilogram cocaïne (bruto gewicht), althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 12 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 te Oss, en/of op/via de Westerschelde, en/of over/via Nederlandse territoriale wateren, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
(ongeveer) 5091 kilogram, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden(en) had(den) te vermoeden dat/die bestemd was/waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
  • met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen/gehad en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne, en/of
  • een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of bestuurd en/of geregeld ten behoeve van het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne, en/of
  • de deklading(en) laten vervoeren naar opslagruimte(s) en (de container(s) met) de lading(en) (met cocaïne) in ontvangst genomen/laten nemen en gelost.