4.1.2.Beoordeling
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en conclusies.
a.
Invoer cocaïne
Vanuit de haven van Santa Marta (departement Magdalena) in Colombia is met het schip [naam schip] (hierna: het schip) onder meer een container met het nummer [containernummer] (hierna: de container) verscheept. In de container zat een partij bananen bestemd voor [naam bedrijf 1] .
Op 23 februari 2018 is het schip in de haven van Antwerpen binnengekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze haven vanaf zee uitsluitend via de Nederlandse territoriale wateren te bereiken is, waardoor de container (en de inhoud daarvan) op dat moment dus reeds binnen het grondgebied van Nederland waren gebracht. Daarna is de container in Antwerpen gelost. Op 24 februari 2018 heeft de douane de container in de haven van Antwerpen gecontroleerd, waarbij tussen de bananen 5091,1 kilogram cocaïne is aangetroffen. De cocaïne is door de Belgische autoriteiten uit de container verwijderd en in beslag genomen. Er is hierna, tezamen met audio- en video-opnameapparatuur, een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering.
Op 26 februari 2018 om 14:51 uur is de container door de vader en een nicht van de verdachte, namens het transportbedrijf [naam bedrijf 2] , waarvan de verdachte de eigenaar is, met een vrachtwagen in de haven van Antwerpen opgehaald in opdracht van [naam bedrijf 1] . Deze vrachtwagen is vervolgens om 17:12 uur op aanwijzingen van de verdachte de loods van [naam bedrijf 2] aan de [adres] (hierna: de loods) binnengereden. De container is om 17:19 uur geopend en de verdachte heeft vervolgens met een heftruck pallets uit de container gehaald. Om 17:32 uur is de verdachte aangehouden tezamen met vijf andere personen die zich op dat moment bij de container in de loods bevonden.
Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij het transport en het lossen van de lading bananen, waarin de cocaïne is aangetroffen, staat vast dat de verdachte – in ieder geval feitelijk – ruim 5000 kilo cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
b) Wetenschap
De vraag die dan voorligt, is of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de lading en dus ook het opzet heeft gehad deze cocaïne in te voeren in Nederland. Voor de beoordeling van die vraag zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
-
Aanwezigheid [naam medeverdachte]
Ruim anderhalf uur voor aankomst van de container in de loods is de medeverdachte [naam medeverdachte] daar gearriveerd. [naam medeverdachte] is, net als de bananen en de cocaïne in de container, afkomstig uit Colombia. [naam medeverdachte] heeft in de loods gewacht op de aankomst van de container en vervolgens, nadat de container de loods was binnengereden, onder toeziend oog van de verdachte een foto gemaakt van het nog niet verbroken zegel op de container en daarna toegekeken terwijl de verdachte pallets uit de container laadde. De verdachte en de andere aanwezigen in de loods hebben verklaard dat zij [naam medeverdachte] niet kenden, hem niet konden verstaan, niet of nauwelijks met hem hebben gesproken en/of niet wisten waarom hij in de loods aanwezig was.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat [naam medeverdachte] in de loods aanwezig was vanwege de ruim 5000 kilo cocaïne die zonder ingrijpen van politie en justitie in de container verstopt zou hebben gezeten. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar het veroordelend vonnis in de strafzaak van [naam medeverdachte] van 18 april 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:3076). Het feit dat de verdachte de aanwezigheid van [naam medeverdachte] kennelijk als vanzelfsprekend heeft aangenomen, duidt op wetenschap bij de verdachte met betrekking tot de reden van aanwezigheid van [naam medeverdachte] in de loods. -
Uitlatingen verdachte
In de opgenomen communicatie vanuit de container ten tijde van het lossen daarvan is op enig moment te horen dat de verdachte tegen een van de andere aanwezigen zegt: ‘Als ooit iemand komt, zijn we gewoon bananen aan het sorteren ja? De rotte bananen.’
Hieruit leidt de rechtbank af dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van de lading in de container kennelijk – anders dan de verdachte (ook ter terechtzitting) heeft verklaard – een ander doel hadden dan het daadwerkelijk ‘gewoon’ sorteren (of controleren) van de bananen.
-
Verbreken van het zegel
De verdachte heeft in de loods zelfstandig en onder toeziend oog van [naam medeverdachte] het zegel van de container verbroken.
De voorgeschreven gang van zaken bij invoer van goederen in de EU is dat deze ten behoeve van het toezicht daarop bij de douane worden aangegeven (‘ingeklaard’). Voor praktisch uitvoerbaar toezicht is van essentieel belang dat op het moment van inklaren het zegel op de container nog intact is. Dat betekent immers dat de container tussen verzending en ontvangst niet geopend is geweest en de lading dus dezelfde is gebleven. De onderhavige container met bananen diende op grond van Europese regelgeving ingeklaard te worden door een daartoe bevoegd (vergunning houdend) bedrijf, in dit geval [naam bedrijf 3] te [vestigingsplaats] (hierna: [naam bedrijf 3] ). Dit bedrijf stond ook als ontvanger vermeld op de bij de container behorende formulieren. Deze vergunninghouder diende het zegel – aan de hand van door de chauffeur over te leggen papieren – te controleren, waarna dat zegel pas na toestemming van de douane verwijderd mocht worden.
De verdachte mag, als ervaren internationaal vrachtwagenchauffeur, die bovendien reeds vele malen eerder overeenkomstig de daarvoor geldende regels containers met bananen vanuit Antwerpen naar [naam bedrijf 3] in Nederland had vervoerd, bekend worden verondersteld met deze basale regel.
Door het desondanks zelfstandig verbreken van het zegel van de container, buiten aanwezigheid van een bevoegde controle-instantie, is de verdachte bewust afgeweken van de hem bekende, daaromtrent geldende voorschriften. In het licht van de (bedoelde) inhoud van de lading duidt het openen en lossen van de container zonder deze eerst in te klaren erop dat de verdachte een andere bedoeling met de lading van de container had dan het slechts vervoeren, lossen en controleren van bananen, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Dat de verdachte van de geldende voorschriften is afgeweken omdat hij op 26 februari 2018 te laat was de container nog bij [naam bedrijf 3] te (laten) lossen, zoals de verdachte heeft verklaard, is bovendien niet aannemelijk geworden. Uit de verklaring van getuige [naam getuige] van [naam bedrijf 3] blijkt immers dat bij [naam bedrijf 3] kon worden gelost tot 17:00 uur en dat deze tijd in onderling overleg kon worden verlengd. Nu de vrachtwagen met container om 15:29 uur bij de grensovergang Ossendrecht de Nederlandse grens heeft gepasseerd, op minder dan een uur rijden naar Moerdijk, had de verdachte de container die dag tijdig bij [naam bedrijf 3] kunnen (laten) lossen.
-
Aanwezigheid van andere partij bananen in de loods
Op het moment dat de container met bananen in de loods gelost werd, stond in de loods reeds een partij van twintig pallets met bananen, in dozen die identiek waren aan de dozen van de lading in de container. Die partij was afkomstig uit een container die op 21 februari 2018 vanaf [naam bedrijf 3] naar de loods was vervoerd.
Voor het behoud van kwaliteit van een versproduct als bananen is vervoer en opslag daarvan onder de juiste (klimatologische) omstandigheden van belang. De loods beschikte niet over specialistische voorzieningen om dergelijke opslag mogelijk te maken. Het kan daarom niet anders zijn dan dat de wijze waarop deze partij reeds vijf dagen lang in de loods was opgeslagen, schade heeft berokkend aan deze bananen.
Van belang is voorts dat op de opgenomen communicatie op enig moment tijdens het lossen van de container te horen is dat de verdachte zegt: ‘Nee, deze ook niet, die moet er dalijk nog terug in.’ Kennelijk wordt er bij het lossen van de container een selectie gemaakt van pallets (‘deze’/‘die’) die, na het lossen, al dan niet in de container (‘erin’) moeten worden teruggeplaatst.
De rechtbank leidt uit voorgaande feiten en omstandigheden af dat de partij bananen die zich reeds in de loods bevond, bedoeld was om als vervanging te dienen van de uit de container te halen pallets met de dozen waarin zich de cocaïne had moeten bevinden.
c) Conclusie
De voorgaande feiten en omstandigheden leiden, naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, tot de conclusie dat de verdachte geweten heeft dat tussen de lading bananen een hoeveelheid cocaïne verborgen was en dat hij opzettelijk cocaïne Nederland heeft ingevoerd.
Daarop voortbouwend acht de rechtbank dat opzet van de verdachte ook (in voorwaardelijke zin) bewezen ten aanzien van de totale hoeveelheid van ruim 5000 kilo cocaïne. Hiertoe zijn redengevend dat speciaal voor deze lading een Colombiaanse man is overgekomen om de lading te controleren, dat de verdachte reeds enkele dagen voordat de container in de loods in Oss arriveerde verscheidene personen heeft gevraagd om hem te komen helpen in de loods en dat er een grote hoeveelheid dozen met bananen in de loods stonden die als vervanging van de dozen met cocaïne dienden.
Uit het voorgaande volgt tevens dat de verklaring van de verdachte, inhoudende – kort gezegd – dat hij slechts (en bovendien pas op het laatste moment) in opdracht van [naam] de bananen naar zijn loods had laten vervoeren om ze aldaar op kwaliteit te controleren en dat hij dacht dat [naam medeverdachte] door [naam] naar de loods was gestuurd om te helpen met het controleren van de bananen, voor zover deze verklaring niet reeds door de bewijsmiddelen en/of door voornoemde bewijsoverwegingen wordt weersproken, niet aannemelijk is geworden. Nog daargelaten dat het lossen van bananen voor een kwaliteitscontrole in een niet-temperatuurgecontroleerde omgeving, zoals de loods van de verdachte, blijvende schade aan bananen oplevert, is niet gebleken van een dergelijke opdracht, noch van een telefoon waarop de verdachte volgens zijn eigen verklaring deze opdracht zou hebben ontvangen. Dat pas op een laat moment de opdracht zou zijn ontvangen om de container naar de eigen loods te rijden, wordt daarnaast weersproken door het feit dat de verdachte al een of twee dagen eerder aan enkele personen heeft gevraagd om op 26 februari 2018 in de loods te komen helpen. Bovendien kan hiermee de aanwezigheid van [naam medeverdachte] in de loods niet worden verklaard. Zijn aanwezigheid in de loods werd door de verdachte en de andere aanwezigen als vanzelfsprekend beschouwd, terwijl eerdere door het bedrijf van verdachte vervoerde ladingen bananen telkens zijn gecontroleerd bij [naam bedrijf 3] en niet door een onbekende derde in de loods in Oss.
Gezien het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de loods van meet af aan de beoogde bestemming van de container is geweest en dat de container daar naartoe is gebracht vanwege de ruim 5000 kilo cocaïne die daarin aanvankelijk tussen de bananen verstopt zat.
Ook het door de verdediging geschetste scenario dat de verdachte als ‘afvoerputje’ zou zijn gebruikt, nadat mogelijk bekend zou zijn geworden dat de container door de douane gecontroleerd was en niemand zijn vingers meer wilde branden aan de container, acht de rechtbank niet aannemelijk. Bij dat scenario past immers niet dat [naam medeverdachte] , een uit Colombia afkomstige man, in de loods aanwezig was om de lading van de container te controleren.
d) Onderzoekswensen
Ter terechtzitting heeft de raadsman te kennen gegeven te persisteren in eerder door hem gedane en door de rechtbank op de zitting van 25 augustus 2020 afgewezen onderzoekswensen. De raadsman heeft deze wensen niet (opnieuw) onderbouwd. De rechtbank wijst deze verzoeken dan ook af, omdat haar van de noodzaak daarvan niet is gebleken.