ECLI:NL:RBROT:2021:6176
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een parkeervergunning voor bezoekers in Rotterdam en de rechtmatigheid van de brp-inschrijvingseis
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Duitsland, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor een bezoekersvergunning voor zijn tweede woning in Rotterdam, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat hij niet stond ingeschreven in de basisregistratie personen (brp) op het adres van zijn tweede woning. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld in het licht van de geldende wet- en regelgeving, met name het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020.
De rechtbank oordeelde dat de voorwaarde dat een aanvrager van een bezoekersvergunning ingeschreven moet staan in de brp op het adres binnen het betaald parkeren gebied, gerechtvaardigd is. De eiser voerde aan dat hij ten onrechte niet was gehoord door een hoorcommissie en dat de eis in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank concludeerde echter dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten om de hoorzitting telefonisch te laten plaatsvinden vanwege de COVID-19 maatregelen en dat de eis van brp-inschrijving niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de vergunning.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en handhaafde de afwijzing van de aanvraag voor de bezoekersvergunning. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om beleidskeuzes te maken in het kader van schaarse middelen, zoals parkeerplaatsen, en de rol van de rechter in het toetsen van dergelijke beleidskeuzes aan de wet- en regelgeving.