ECLI:NL:RBROT:2021:6168
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek curator tot starten procedure tegen Belastingdienst in faillissement
In deze zaak heeft de rechter-commissaris, mr. drs. J.C.A.T. Frima, op 29 april 2021 een beschikking gegeven in het faillissement van een besloten vennootschap. De curator had verzocht om een machtiging om de Belastingdienst in rechte te betrekken, met betrekking tot een BTW-teruggaaf van € 44.066,56. De curator betoogde dat de Belastingdienst deze teruggaaf niet mocht verrekenen met een loonbelastingschuld, omdat de BTW-teruggaaf en de aangifte niet uit dezelfde rechtsbetrekking voortvloeiden en de gefailleerde niet de belastingplichtige was voor de aangifte. De Belastingdienst daarentegen stelde dat de teruggaaf voortvloeide uit een rechtsbetrekking met de gefailleerde, aangezien de facturen voor de verleende diensten vóór het faillissement waren verzonden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2021 zijn beide partijen gehoord, maar er werd geen schikking bereikt. De rechter-commissaris heeft de proceskansen en de wenselijkheid van een procedure afgewogen tegen het belang van een voortvarende afwikkeling van het faillissement. Gezien het beperkte financiële belang en de lange duur van het faillissement, dat al sinds 2014 loopt, concludeerde de rechter-commissaris dat het verzoek van de curator moest worden afgewezen. De rechter-commissaris oordeelde dat het belang van een snelle afwikkeling van het faillissement zwaarder woog dan het uitkristalliseren van de rechtsvraag.
Daarom verleende de rechter-commissaris de curator geen machtiging om in rechte op te treden tegen de Belastingdienst, en werd het verzoek tot het starten van de procedure afgewezen. Deze beslissing benadrukt de noodzaak van een efficiënte afhandeling van faillissementen, vooral wanneer de belangen van concurrente schuldeisers in het geding zijn.