ECLI:NL:RBROT:2021:6138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/1671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslist op AVG verzoek; niet-ontvankelijkheid en doorverwijzing naar bezwaar

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvragen op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders, erkende dat hij niet tijdig had beslist op de aanvragen van eiseres en dat de maximale dwangsom was verbeurd. Verweerder heeft op 2 juli 2020 alsnog beslist op de aanvragen van eiseres. De rechtbank oordeelde dat, omdat verweerder inmiddels had beslist, eiseres geen belang meer had bij een beoordeling van haar beroep tegen het uitblijven van een beslissing. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft het beroepschrift van eiseres doorverwezen naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift, op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 178,- dient te vergoeden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

gemachtigde: mr. R. Codrington.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting op 3 juni 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- verwijst het beroepschrift naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.

Overwegingen

1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvragen op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming. Bij brief van
18 juni 2020 heeft verweerder erkend dat hij niet tijdig heeft beslist op de aanvragen en dat eenmaal de maximale dwangsom is verbeurd. Bij brief van 2 juli 2020 heeft verweerder alsnog beslist op de aanvragen van eiseres. Anders dan eiseres aanvoert heeft verweerder vanwege de samenhang tussen de aanvragen slechts één dwangsom verbeurd (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1815). Nu verweerder alsnog heeft beslist op de aanvragen van eiseres, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van haar beroep tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvragen. Het beroep is om die reden niet-ontvankelijk. Op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht verwijst de rechtbank het beroepschrift naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.
2. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 3 juni 2021 in het openbaar gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier
.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.