3.1[eiseres] vordert, na wijzigingen van eis, laatstelijk bij akte van 10 november 2020, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
ten aanzien van [gedaagde 1]:
1. [gedaagde 1] zal veroordelen tot betaling van het achterstallige loon en vakantiegeld van € 44.919,02 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige voldoening;
2 [gedaagde 1] zal veroordelen tot betaling van het loon van € 307,42 over de weken
13-16/2015, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
3 [gedaagde 1] zal veroordelen tot betaling van het achterstallige ziektegeld van € 23.097,21 betreffende de periode van 22 maart 2015 tot en met 11 december 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
4 eerst een beslissing te geven over de vraag of [eiseres] door [gedaagde 1] aan [gedaagde 2] ter beschikking werd gesteld om bij die laatste arbeid te verrichten anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst bij [gedaagde 1], voordat zij zal reageren op het verweer van
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] en daarna te beslissen in de verzoekschriftprocedure;
5 [gedaagde 1] zal veroordelen tot naleving van de pensioenverplichtingen conform artikel 42 en bijlage III van de CAO ABU;
6 [gedaagde 1] zal veroordelen tot betaling van € 321,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige voldoening;
7 [gedaagde 1] zal veroordelen tot overlegging van de loonstrook betreffende de betaling van het bedrag van € 44.919,02, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 2.000,- indien dit document niet binnen zeven dagen na de beschikking van de rechtbank aan haar advocaat wordt toegezonden;
8 zal verklaren voor recht dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] lijdt en heeft geleden als gevolg van de handelwijze van [gedaagde 1], namelijk handelen in strijd met de artikelen 7:611 en 7:658 BW, de artikelen 3, 4, 5, 17 en 18 van de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 4:3, 5:3 lid 2, 5:5, 5:6, 5:7 lid 2a; 5:8 leden 4, 5, 6, 7 en 8 van de Arbeidstijdenwet en 11-14 van de CAO AGF;
9 [gedaagde 1] zal veroordelen tot vergoeding van alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het feit dat zij handelde in strijd met de artikelen 7:611 en 7:658 BW, de artikelen 3, 4, 5, 17 en 18 van de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 4:3, 5:3 lid 2, 5:5, 5:6, 5:7 lid 2a; 5:8 leden 4, 5, 6, 7 en 8 van de Arbeidstijdenwet en 11-14 van de CAO AGF, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, onder vermeerdering van de wettelijke rente en kosten;
10 [gedaagde 1] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, of een ander bedrag naar het oordeel van de rechtbank;
11 zal verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de vordering van [eiseres];
12 [gedaagde 1] zal veroordelen in de proceskosten;
ten aanzien van [gedaagde 2]:
13 [gedaagde 2] zal veroordelen tot betaling van het achterstallige loon en het vakantiegeld van € 44.919,02 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot die van algehele voldoening;
14 [gedaagde 2] zal veroordelen tot betaling van € 321,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot die van algehele voldoening;
15 [gedaagde 2] zal veroordelen tot overlegging van de loonstrook betreffende de betaling van het bedrag van € 44.919,02, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 2.000,- indien dit document niet binnen zeven dagen na de beschikking van de rechtbank aan haar advocaat wordt toegezonden;
16 [gedaagde 2] zal veroordelen tot betaling van het achterstallige ziektegeld van € 23.097,21 betreffende de periode van 22 maart 2015 tot en met 11 december 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
17 eerst een beslissing te geven over de vraag of [eiseres] door [gedaagde 1] aan [gedaagde 2] ter beschikking werd gesteld om bij die laatste arbeid te verrichten anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst bij [gedaagde 1] voordat zij zal reageren op de conclusies van dupliek en voordat de kantonrechter zal beslissen in de verzoekschriftprocedure;
18 zal verklaren voor recht dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] lijdt en geeft geleden als gevolg van de handelwijze van [gedaagde 2], namelijk handelen in strijd met de artikelen 7:611 en 7:658 BW, 3, 4, 5, 17 en 18 van de Arbeidsomstandighedenwet, 4:3, 5:3 lid 2, 5:5, 5:6, 5:7 lid 2a; 5:8 leden 4, 5, 6, 7 en 8 van de Arbeidstijdenwet en 11-14 van de CAO AGF;
19 [gedaagde 2] zal veroordelen tot vergoeding van alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het feit dat zij handelde in strijd met de artikelen 6:162 en 7:658 lid 4 BW, 3, 4, 5, 17 en 18 van de Arbeidsomstandighedenwet, 4:3, 5:3 lid 2, 5:5, 5:6, 5:7 lid 2a; 5:8 leden 4, 5, 6, 7 en 8 van de Arbeidstijdenwet en 11-14 van de CAO AGF, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, onder vermeerdering van de wettelijke rente en kosten;
20 [gedaagde 2] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, of een ander bedrag naar het oordeel van de rechtbank;
21 zal verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de vordering van [eiseres];
22 [gedaagde 2] zal veroordelen in de proceskosten.