In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juni 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de GI en [naam kind] aanwezig waren. De vader was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders en dat [naam kind] onder toezicht is gesteld. Op 5 april 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld en op 7 juni 2021 is er met spoed een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor vier weken. De GI heeft verzocht om de machtiging voor drie maanden te verlengen, maar heeft dit verzoek later ingetrokken.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de noodzaak van de gesloten jeugdhulp en de instemming van een gedragswetenschapper. De gedragswetenschapper heeft slechts ingestemd met de spoedmachtiging voor vier weken en niet met de verlenging voor drie maanden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat alle belanghebbenden instemmen met de onmiddellijke terugkeer van [naam kind] naar huis, onder voorwaarde van gemaakte afspraken. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en de machtiging gesloten jeugdhulp opgeheven, met de hoop dat [naam kind] de rust en ruimte behoudt om haar diploma te halen en behandeling te volgen. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat een nieuwe plaatsing in gesloten jeugdhulp niet nodig zal zijn, mits [naam kind] zich aan de afspraken houdt.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2021 door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.