ECLI:NL:RBROT:2021:5675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
ROT 21/651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding kosten aanpassing trappen voor PTSS Buddyhond

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS), en de korpschef van politie. Eiseres had verzocht om vergoeding van de kosten voor het aanpassen van twee trappen in haar woning, zodat een PTSS Buddyhond kon worden geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat eiseres niet kon aantonen dat haar situatie een bijzonder geval was in de zin van artikel 53 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De rechtbank stelde vast dat er een pilotregeling bestaat voor de vergoeding van bepaalde kosten van een PTSS Buddyhond, maar dat de kosten voor de aanpassing van de trappen daar niet onder vallen. Eiseres had aangevoerd dat haar situatie bijzonder was, omdat zij volledig arbeidsongeschikt was door haar werkgerelateerde ziekte en dat de PTSS Buddyhond haar laatste hoop was. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende onderscheidend waren om als bijzonder geval te kwalificeren. Bovendien was er nog geen medisch wetenschappelijk onderzoek afgerond naar de effectiviteit van een PTSS Buddyhond, waardoor de kosten in verband met de buddyhond niet als noodzakelijk te maken kosten konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/651

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. V.R. Dekker,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Stommels.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres, om vergoeding van de kosten in verband met het aanpassen van twee trappen voor de komst van een buddyhond, afgewezen.
Bij besluit van 22 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam]
.

Overwegingen

1.1
Eiseres was bij verweerder werkzaam.
1.2
Eiseres lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Verweerder heeft dit als een beroepsziekte aangemerkt.
1.3
Het Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds (KNGF) heeft eiseres een PTSS Buddyhond toegewezen. Deze buddyhond kan worden geplaatst als eiseres de trappen in haar woning heeft aangepast. Eiseres heeft verweerder verzocht om de kosten voor het aanpassen van deze trappen te vergoeden.
2
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Bezwaaradviescommissie Beroepsziekten, het primaire besluit onder verbetering van de motivering gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het primaire besluit voldoende is gemotiveerd, omdat daarin op alle vereisten van artikel 53 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) wordt ingegaan. Aan deze vereisten is volgens verweerder niet voldaan, omdat er geen sprake is van een bijzonder geval en van noodzakelijk gemaakte kosten en omdat eiseres voldoende daadkrachtig is om de eenmalige aanpassingskosten te kunnen dragen.
3
3.1
Eiseres betoogt dat haar situatie een bijzonder geval in de zin van artikel 53 van het Barp is, omdat zij met een werkgerelateerde ziekte een beroep op een artikel doet waarop ook ambtenaren zonder een werkgerelateerde ziekte een beroep kunnen doen. Ook heeft zij alle behandelmethode zonder positief resultaat doorlopen en is een PTSS Buddyhond haar laatste hoop. Verder heeft verweerder impliciet erkend dat er sprake van bijzonder geval is, omdat verweerder een vaste gedragslijn hanteert om met toepassing van artikel 53 van het Barp kosten voor de verzorging en onderhoud van een PTSS Buddyhond te vergoeden en dit artikel alleen bij bijzondere gevallen wordt toegepast. Dat zij om vergoeding van andere kosten dan voor de verzorging en onderhoud van de PTSS Buddyhond heeft verzocht, doet daar volgens eiseres niet aan af.
3.2
Artikel 53 van het Barp bepaalt dat verweerder in bijzondere gevallen een tegemoetkoming aan een ambtenaar kan verlenen. Hierbij moet het gaan om noodzakelijk gemaakte kosten die met ziekte verband houden en die de ambtenaar voor zichzelf en zijn medebelanghebbenden heeft gemaakt. Deze tegemoetkoming kan worden verleend als de kosten redelijkerwijs niet ten laste van de ambtenaar kunnen blijven en een andere regeling niet in de vergoeding van de kosten voorziet.
3.3
Voor de vergoeding van bepaalde kosten van een PTSS Buddyhond heeft verweerder in een andere regeling voorzien. Verweerder heeft een pilot opgetuigd bestaande uit een jaarlijkse vaste maximumvergoeding voor de kosten van voeding, de verplichte verzekering vergoeding medische kosten, de verplichte vaccinaties en aanverwante gebruiks- en speelartikelen en extraatjes. Deze maximumvergoeding wordt op basis van artikel 53 van het Barp toegekend. Heeft de ambtenaar hogere kosten dan deze vergoeding, dan komen die kosten voor rekening van de ambtenaar. Dit is anders bij medische kosten voor de buddyhond die de maximumvergoeding overstijgen. Ook deze kosten kunnen via artikel 53 van het Barp voor vergoeding in aanmerking komen.
3.4
Gelet op de pilot stelt de rechtbank vast dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de kosten van een PTSS Buddyhond die onder de pilot vallen en de kosten die daar niet onder vallen. Dit onderscheid zou echter geen betekenis hebben als het enkele feit dat bepaalde kosten op basis van de pilot voor vergoeding in aanmerking komen, zou impliceren dat ook kosten die niet onder de pilot vallen voor vergoeding in aanmerking komen. Dit deel van eisers betoog slaagt dan ook niet.
3.5
Eiseres verzoekt om vergoeding van de kosten die behoren bij de aanpassing van twee trappen. De pilot ziet niet op de vergoeding van die kosten. Er dient dan ook, los van de pilot, te worden bekeken of die kosten op basis van artikel 53 van het Barp voor vergoeding in aanmerking komen.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft ingenomen dat de door eiseres aangevoerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat eiseres door een werkgerelateerde ziekte volledig arbeidsongeschikt is geworden, dat geen enkele andere behandeling een positief resultaat heeft gehad en dat voor haar de PTSS Buddyhond een laatste hoop is, maakt niet dat haar situatie een bijzonder geval in de zin van artikel 53 van het Barp is. Deze omstandigheden zijn onvoldoende onderscheidend van aard. Een beroep op artikel 53 van het Barp staat immers open ongeacht of er sprake is van een werkgerelateerde ziekte zoals het PTSS van eiseres of van een niet-werkgerelateerde ziekte en ongeacht de status van de medische behandeling.
3.7
Nu er geen sprake van een bijzonder geval is komt de rechtbank niet toe aan de standpunten die zien op de vraag of de kosten van het aanpassen van de twee trappen noodzakelijk te maken kosten zijn en op de vraag of de kosten redelijkerwijs niet ten laten van eiseres kunnen blijven. Wel merkt de rechtbank op dat er nog geen medisch wetenschappelijk onderzoek naar de werking en de effectiviteit van een PTSS Buddyhond is afgerond. Hierdoor geldt dat kosten in verband met een PTSS Buddyhond op dit moment op zich niet als noodzakelijk te maken kosten in de zin van artikel 53 van het Barp kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2785) waarin de Raad tot eenzelfde conclusie komt. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in het geheel niet staat is om de kosten zelf te kunnen dragen en dat die kosten dus niet redelijkerwijs ten laste van haar kunnen blijven.
4
4.1
Het beroep is ongegrond.
4.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 22 juni 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.