Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/248324-19.
4..Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan schuldhulpverlening;
- meewerken aan dagbesteding.
8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel
- [naam benadeelde 1] , met een vordering tot vergoeding van € 1.590,44 aan materiële schade;
- [naam benadeelde 2] namens [naam winkel] , met een vordering tot vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade en € 252,40 aan materiële schade;
- [naam benadeelde 3] , met een vordering tot vergoeding van € 1.576,91 aan materiële schade;
- [naam benadeelde 4] , met een vordering tot vergoeding van € 3.671,51 aan materiële schade.
In deze procedure wordt, gelet op de vrijspraak voor het feit 2 op de dagvaarding, over de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] namens [naam winkel] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] geen inhoudelijke beslissing genomen.
9..Vordering tenuitvoerlegging
10..Toepasselijke wettelijke voorschriften
11..Bijlagen
12..Beslissing
onder 2ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
1 primairten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden (achtendertig);
€ 6.200,00 (zegge: zesduizend tweehonderd euro),bestaande uit € 200,00 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 6.200,00(hoofdsom, zegge: zesduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
67 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 4 maanden, van de bij vonnis van 11 februari 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.