ECLI:NL:RBROT:2021:5599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
10/680294-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van druggerelateerde feiten en het veroorzaken van brand

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 14 juni 2018 te Dordrecht samen met een medeverdachte betrokken was bij het vervaardigen van synthetische drugs. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk vervaardigen van MDMA en het bezit van chemicaliën en apparatuur die gebruikt werden voor de productie van deze drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van zijn bekennende verklaring en het procesdossier, waaronder een NFI-rapport, schuldig was aan het medeplegen van een feit als bedoeld in artikel 10 lid vier van de Opiumwet. De verdachte werd echter vrijgesproken van het ongeoorloofd bezit van PMK-glycidaat, omdat deze stof op de tenlastegelegde datum niet op de lijst van geregistreerde stoffen stond. Ook werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van brandstichting, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat hij opzet had op het stichten van brand of het teweegbrengen van een ontploffing.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar, waarbij bijzondere voorwaarden werden gesteld. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de lange tijd die sinds het delict was verstreken, de ernstige gevolgen voor de verdachte en zijn bekentenis van betrokkenheid. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zijn leven inmiddels had verbeterd en dat het risico op recidive laag werd ingeschat. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de rechtbank de verdachte als strafbaar heeft verklaard voor de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680294-18
Datum uitspraak: 17 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden geacht dat het onder 2 ten laste gelegde feit door verdachte in vereniging is gepleegd.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ongeoorloofde bezit van PMK
-glycidaat.Deze stof kwam op de in de tenlastelegging genoemde datum, 14 juni 2018, niet voor op de als bijlage 1 bij Verordening 273/2004 (geconsolideerde versie van 21 september 2016) gevoegde lijst met geregistreerde stoffen.
Voor het overige acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft immers ter zitting verklaard dat hij op de in de tenlastelegging genoemde datum samen met de medeverdachte aanwezig was in de ruimte waar de PMK werd geproduceerd en dat hij daar hand- en spandiensten heeft verricht bij het vervoeren en verwerken van de in die ruimte aanwezige chemicaliën. Uit het NFI-rapport van 19 juni 2018 blijkt dat zich onder die chemicaliën onder andere de stoffen piperonal en PMK bevonden. Hieruit volgt dat de verdachte deze stoffen als gebruiker in zijn bezit heeft gehad, zonder een daartoe door de bevoegde instanties afgegeven vergunning.
4.3.
Vrijspraak feit 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing dan wel het stichten van brand, met gemeen gevaar voor goederen tot gevolg. Van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen – anders dan de verdachte en zijn medeverdachte – is in de ogen van de officier geen sprake. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de officier aangevoerd dat de verdachte en medeverdachte zich hebben beziggehouden met het mengen en verwarmen van chemicaliën en dat zij door zo te handelen welbewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat er brand zou ontstaan.
4.3.2.
Beoordeling
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet bewust was van enig brand- of explosiegevaar als gevolg van het vermengen en verwarmen van de in de ruimte aanwezige stoffen. De rechtbank is van oordeel dat die verklaring steun vindt in de feitelijke omstandigheden waaronder de werkzaamheden zijn verricht waaronder het feit dat de verdachte en de medeverdachte zich in een afgesloten loods bevonden die zij maar ternauwernood hebben kunnen verlaten en het feit dat de medeverdachte aan het werk was met beschermingsmiddelen die in het geval van brand juist tot ernstigere verwondingen zouden leiden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte opzet hebben gehad (ook geen voorwaardelijk opzet) op het stichten van brand of het teweegbrengen van een ontploffing.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 14 juni 2018 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en/of verstrekken, van MDMA en/of MDA , zijnde MDMA en/of MDA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
¸voor te bereiden en/of te bevorderen,
een hoeveelheid PMK en piperonal en PMK glycidaat en zoutzuur en tolueen en (productie)apparatuur geschikt voor en gebruikt bij het (grootschalig) produceren van PMK voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
hij op 14 juni 2018 te Dordrecht, als marktdeelnemer of als gebruiker
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een of meer geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten piperonal en PMK , waaruit, voor wat betreft de stof piperonal, gemakkelijk met eenvoudige en/of met economisch rendabele middelen
3,4-methyleendioxyfenlypropan-2-on (PMK) is te extraheren en/of die gemakkelijk en/of met economisch rendabele middelen is om te zetten in 3,4-methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK) zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van:
1.
Medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
2.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2 onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 14 juni 2018 samen met de medeverdachte een aanzienlijke hoeveelheid PMK voorhanden gehad, evenals apparatuur en een aantal andere chemicaliën – piperonal, PMK-glycidaat, zoutzuur en tolueen – waarmee PMK kan worden geproduceerd of waaruit PMK kan worden geëxtraheerd. PMK is, kort gezegd, een chemische stof die essentieel is bij de productie van MDMA, en wordt daarom aangeduid als (een) precursor.
De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de productie van synthetische harddrugs. Het is algemeen bekend dat deze drugs ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor gebruikers en dat de productie daarvan en handel daarin gepaard gaan met diverse vormen van criminaliteit. Voorbereidingshandelingen zoals die van verdachte staan aan het begin van deze keten en dragen daarmee bij aan de grote maatschappelijke schade die door de productie van, de handel in en het uiteindelijke gebruik van harddrugs worden veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor drugsgerelateerde strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is ongeveer vijftien jaar dakloos geweest en kende diverse aanverwante sociale en emotionele problemen ten tijde van de delicten. Inmiddels heeft hij met gerichte ondersteuning van de hulpverlening op meerdere leefgebieden goede stappen gezet. Zo heeft hij inmiddels werk en een woning. Verdachte is duidelijk (blijvend) op een vorm van hulpverlening aangewezen.
Reclassering Nederland heeft daarnaast een voortgangsverslag opgesteld, gedateerd 4 september 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft zich open en coöperatief opgesteld bij meldgesprekken, heeft meegewerkt aan het opstellen van een reclasseringsadvies. Ook heeft hij tussen maart 2019 en april 2020 behandeling gevolgd bij De Waag. Hij wordt nog altijd begeleid door ‘Altijd iemand in de buurt’.
Het risico op recidive voor een soortgelijk delict wordt laag ingeschat. De verdachte is momenteel goed ingebed in zorg en de factoren die eerder een rol zouden hebben gespeeld in het delict zijn reeds verholpen of hersteld.
De rechtbank heeft de inhoud van deze rapportages in het voordeel van verdachte meegewogen bij de afdoening van zijn strafzaak.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten vraagt in beginsel om het opleggen van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Desondanks ziet de rechtbank in de bijzondere omstandigheden van dit geval, die zij hierna zal noemen, aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan zal aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur worden opgelegd.
Daarbij weegt de rechtbank ten eerste mee dat de bewezen verklaarde feiten inmiddels lang geleden zijn gepleegd, ten tijde van dit vonnis circa drie jaar. Daarnaast heeft de rechtbank in strafmatigende zin de ernstige en blijvende lichamelijke en psychische gevolgen betrokken die deze gebeurtenissen voor de verdachte en zijn medeverdachte hebben gehad: in de ruimte in de loods waar de PMK werd geproduceerd is brand uitgebroken, waardoor de verdachte en de medeverdachte hebben moeten vrezen voor hun leven en daarbij ernstige verwondingen hebben opgelopen. Tot slot weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij zijn betrokkenheid heeft bekend.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden verbonden die zijn voorgesteld door de reclassering. De proeftijd zal worden bepaald op twee jaar. Dit voorwaardelijk strafdeel is ook bedoeld om ervoor te zorgen de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, en 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet, artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en artikel 1 van de Wet op de economische delicten.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderdtweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
de veroordeelde zal zich op uitnodiging van de reclassering te Amersfoort melden, zo vaak en zolang als de reclassering dat nodig vindt, ook als dat inhoudt het opvolgen van aanwijzingen in het kader van een ambulante behandeling en/of begeleiding door een instelling van maatschappelijke zorg en/of hulpverlening, zoals de onder voorwaarde 2. genoemde instelling/instantie;
2.
de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en afspraken met de begeleiders van
‘Altijd iemand in de buurt’;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, van MDMA en/of MDA en/of (een) andere stof(fen) genoemd op de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of een andere stof(fen) genoemd op de Opiumwet behorende lijst I, zijnde MDMA en/of MDA en/of die andere stof(fen) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
een (grote) hoeveelheid PMK en/of piperonal en/of PMK glydicaat en/of zoutzuur en/of tolueen en/of (een grote hoeveelheid) (andere) chemicaliën en/of (productie)apparatuur geschikt voor en/of gebruikt bij het (grootschalig) produceren van PMK voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
art. 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 10 lid 4 Opiumwet
art. 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Dordrecht,
als marktdeelnemer of als gebruiker
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
een of meer geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad,
te weten piperonal en/of PMK en/of PMK Glycidaat, waaruit gemakkelijk met eenvoudige en/of met economisch rendabele middelen
3, 4-methyleendioxyfenlypropan-2-on (PMK) is te extraheren en/of die gemakkelijk en/of met economisch rendabele middelen is om te zetten in
3, 4-methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK)
zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning,
in zijn bezit heeft gehad en/of in de handel heeft gebracht;
art. 3 lid 2 Verordening (EG) nr. 273/2004
art. 2 ahf/ond a Wet voorkoming misbruik chemicaliën
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht en/of
veroorzaakt in een loods/ bedrijfspand aan de [adres delict] ,
immers heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
opzettelijk (een) pan(nen) met daarin (onder andere) brokken PMK glydicaat
en/of een caustic soda oplossing op (een) brandende gasbrander(s) gezet en/of
(aldus) die stoffen verwarmd,
ten gevolge waarvan een zeer brandbare en explosieve stof, te weten tolueen, is
vrijgekomen waarna deze tolueen boven opengesneden IBC's (vloeistoftanks) die
zich boven die pan(nen) bevonden, is blijven hangen en/of deels door de
daarboven hangende luchtafzuiging is opgezogen en/of daarin terecht is
gekomen, ten gevolge waarvan in of ter hoogte van één van die IBC's een brand
en/of explosie is ontstaan en/of de in de luchtafzuiging aanwezige tolueen
damp is ontbrand en/of één of meer luchtafzuigslagen (voor een groot deel)
zijn verbrand en/of er brand is ontstaan rondom de opengesneden IBC's
althans een productieproces/lijn heeft opgezet voor het vervaardigen van
(grondstoffen voor) drugs, tijdens welke productieproces voornoemde brand
en/of explosie is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemd pand en/of de in dat pand aanwezige
inventaris, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
en/of levensgevaar voor en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (de)
zich in dat/die die pand bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, te duchten was;
art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht