ECLI:NL:RBROT:2021:5504

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
C/10/618386 / FA RK 21-3689
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel ex artikel 7:6 Wvggz ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Schiedam was opgelegd op 9 mei 2021. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Moghni, stelde dat hij niet was gehoord voordat de crisismaatregel werd genomen, wat volgens hem onrechtmatig was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de burgemeester de crisismaatregel rechtmatig had genomen, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en een ernstig vermoeden van een psychische stoornis. De onafhankelijk psychiater had in een medische verklaring bevestigd dat verzoeker niet in staat was om te worden gehoord. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet nalatig was geweest in zijn besluitvorming en dat de crisismaatregel proportioneel en doelmatig was. Het beroep tegen de crisismaatregel werd ongegrond verklaard, en het verzoek tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen onrechtmatige daad was vastgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/618386 / FA RK 21-3689
Beschikking van 28 mei 2021 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:12 van de Wvggz
ten aanzien van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum verzoeker],
hierna: verzoeker,
Z.V.W.O.V.P.
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam.
tegen
de burgemeester van de gemeente Schiedam,hierna: de burgemeester,
gemachtigde: mr. C. Smith.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlage, ingekomen op 11 mei 2021.
Bij het verzoekschrift is de volgende bijlage gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel van 9 mei 2021.
Het verweerschrift namens de burgemeester is ingekomen op 25 mei 2021.
Bij het verweerschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring, getekend door [naam], psychiater, van 9 mei 2021;
  • het episodejournaal van 9 mei 2021;
  • de intrekking van de beschikking van 11 mei 2021;
  • de e-mail van de burgemeester van 11 mei 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding) gehoord:
  • de hiervoor genoemde advocaat van verzoeker;
  • mr. C. Smith, gemachtigde, namens de burgemeester.

2..Beoordeling

2.1.
Ontvankelijkheid
2.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een verzoeker door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.1.2.
De burgemeester heeft op 9 mei 2021 een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 11 mei 2021 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het verzoek is derhalve tijdig ingesteld.
2.2.
Rechtmatigheid van crisismaatregel
2.2.1.
Namens verzoeker is betoogd dat de crisismaatregel onrechtmatig is genomen.
Ten eerste is niet gebleken dat voorafgaand aan de oplegging van de crisismaatregel een belangenafweging heeft plaatsgevonden, wat redelijkerwijs wel op de weg van de burgemeester had gelegen. Verzoeker is niet gehoord, omdat hij daartoe niet in staat zou zijn geweest, terwijl niet is onderbouwd waarom verzoeker niet in staat was om te worden gehoord en waarom verzoeker niet op een later moment kon worden gehoord. De constateringen dat verzoeker enerzijds slechts kort aanspreekbaar was en Engels sprak, maar een tolk geen uitkomst zou bieden, omdat hij niet aanspreekbaar was, weerspreken elkaar.
Ten tweede was er geen sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Verzoeker zou verward zijn geweest, maar daarover kan men van inzicht verschillen. Op basis van de medische verklaring kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van het risico op ernstig lichamelijk letsel, levensgevaar en algemeen gevaar voor de veiligheid van personen en goederen. Verzoeker heeft weliswaar met zijn hoofd tegen de Wc-pot geslagen waardoor hij een hoofdwond heeft opgelopen, maar dat was naar aanleiding van het onrechtmatig fixeren.
Ten derde was de situatie niet dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
Ten vierde was er geen sprake van een vermoeden van een psychische stoornis.
Ten vijfde is niet gebleken dat de burgemeester de mogelijkheid van minder ingrijpende middelen, heeft onderzocht.
Ten zesde heeft de burgemeester niet onderbouwd dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis waren.
2.2.2.
Namens de burgemeester is betoogd dat de crisismaatregel rechtmatig is genomen.
Ten eerste is wel onderbouwd waarom verzoeker niet in staat was om te worden gehoord. In het episodejournaal van 9 mei 2021 staat het volgende:
‘Pt heeft een verlaagd bewustzijn. Hij is maar kort wekbaar en geeft dan nauwelijks adequaat antwoord. Hij begrijpt de hem gegeven informatie niet. Bovendien spreekt hij alleen rudimentair Engels.’Verzoeker heeft in het kader van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel zoals bedoeld in artikel 7:3 Wvggz bij de Spoedeisende Hulp sederende medicatie gekregen, zodat zijn hoofdwond gehecht kon worden. Hierdoor was hij niet aanspreekbaar en bood een tolk geen uitkomst.
Ten tweede was er wel sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Betrokkene was dusdanig angstig en verward, dat omstanders 112 hebben gebeld. Betrokkene reageerde met hevig geagiteerd verzet en agressie, zodat hij gefixeerd moest worden. Betrokkene is naar de OVP gebracht, waar hij opstandig en agressief was, zodat hij gesepareerd is. Vervolgens heeft betrokkene in de separeerruimte meermaals met zijn hoofd op de metalen Wc-pot geslagen. Hierbij heeft betrokkene een hoofdwond opgelopen, die bij de Spoedeisende Hulp is gehecht. Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestond uit het risico op zelfbeschadiging, eventueel suïcide, en ernstig lichamelijk letsel voor omstanders en hulpverleners.
Ten derde was de situatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht, zoals blijkt uit het voorgaande.
Ten vierde bestond er wel een ernstig vermoeden van een psychische stoornis, namelijk dat er mogelijk sprake was van gebruik van een onbekend middel en een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Omdat verzoeker op 10 mei 2021 goed aanspreekbaar was en er geen sprake meer was van een psychiatrisch toestandsbeeld, is de crisismaatregel beëindigd. De middelen waren inmiddels uitgewerkt, waardoor verzoeker snel was opgeknapt. Het ernstige vermoeden dat er sprake was van een psychische stoornis door het gebruik van middelen lijkt hiermee juist te zijn.
Ten vijfde en ten zesde was betrokkene dusdanig ernstig verward, dat het bespreken van minder ingrijpende middelen of alternatieven op basis van vrijwilligheid niet mogelijk was. Bovendien heeft de crisismaatregel niet langer geduurd dan strikt noodzakelijk was.
2.2.3.
De rechtbank overweegt dat het voldoende aannemelijk is dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, het ernstige vermoeden van een psychische stoornis, dat de situatie dermate ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht en dat de crisismaatregel proportioneel, subsidiair en doelmatig was.
In geschil is de vraag of het feit dat verzoeker niet is gehoord, onrechtmatig is geweest. Artikel 7:1 lid 3 sub b Wvggz bepaalt dat de burgemeester niet eerder een crisismaatregel neemt dan nadat hij betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1808, geoordeeld dat aan de onafhankelijk psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, kan worden toevertrouwd dat hij vaststelt of de betrokkene over de beoogde crisismaatregel kan en wil worden gehoord. Wel kan van de burgemeester worden verlangd dat hij, ingeval bij de aanvraag van de crisismaatregel uitsluitend is vermeld dat de betrokkene niet kan of wil worden gehoord en daarvoor in het bij de aanvraag behorende dossier geen aanknopingspunt te vinden is, nagaat op welke omstandigheden de desbetreffende vermelding berust en dat hij daarvan verantwoording aflegt in zijn besluit. Indien hij heeft nagelaten van zijn bevindingen in het besluit melding te maken, kan dat verzuim ingeval van een beroep tegen de crisismaatregel bij de rechter worden hersteld.
De onafhankelijk psychiater heeft in de medische verklaring van 9 mei 2021 het volgende opgenomen: ‘
Pt wordt onderzocht in de EBK ruimte. Hij ligt slapende op het matras op de grond. Hij heeft een grote wond op zijn voorhoofd, die gehecht is. Rondom de wond is een aanzienlijke zwelling. Hij wordt met moeite wakker bij aanspreken. Hij reageert kort maar zakt snel weer weg in slaap. Deze slaperigheid is veroorzaakt door de medicatie (lorazepam 4 mg parenteraal) die hem gegeven is in het algemeen ziekenhuis omdat hij zeer geagiteerd en agressief was. Hij kan slechts aangeven dat hij uit de Oekraïne komt en Igor heet. Hij kan zijn geboortedatum niet geven. Hij zegt niet te weten waar hij is. Hij zakt daarna weer in slaap, is daarna nog maar kort wekbaar.’ Hieruit blijkt dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. De onafhankelijk psychiater heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat was om te worden gehoord, wat hem kan worden toevertrouwd. In de medische verklaring zijn voor de vermelding dat betrokkene niet in staat was om te worden gehoord voldoende aanknopingspunten te vinden, zodat de burgemeester niet nalatig is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de crisismaatregel rechtmatig is genomen. De rechtbank zal het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond verklaren.
2.3.
Verzoek tot schadevergoeding
2.3.1.
Namens verzoeker is gesteld dat verzoeker als gevolg van de onrechtmatig genomen crisismaatregel immateriële schade heeft geleden, omdat hij gedurende één dag, te weten van 9 mei 2021 tot 10 mei 2021, ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd en ten onrechte en tegen zijn wil is onderworpen aan de toediening van onder andere medicatie en vocht. Namens verzoeker wordt verzocht dat de gemeente dan wel de zorgverlener wordt veroordeeld tot betaling van een billijke schadevergoeding aan hem, door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
2.3.2.
Namens de burgemeester wordt gesteld dat er geen sprake is van een onrechtmatig opgelegde crisismaatregel, zodat er geen recht bestaat op toekenning van een schadevergoeding. Namens de burgemeester wordt verzocht het beroep tegen de crisismaatregel van 9 mei 2021 ongegrond te verklaren althans af te wijzen.
2.3.3.
De rechtbank zal het verzoek tot schadevergoeding afwijzen, omdat het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond zal worden verklaard.

3..Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 9 mei 2021 ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beschikking is op 28 mei 2021 gegeven door mr. W.J. van den Bergh, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van ‘t Zelfde, griffier.
Tegen deze beschikking staat, voor zover het betreft het beroep tegen de crisismaatregel, het rechtsmiddel van cassatie open. Voor zover het betreft het verzoek tot schadevergoeding kan tegen deze beschikking door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.