ECLI:NL:RBROT:2021:5088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617428 / JE RK 21-1095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, te weten [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2], [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 23 april 2021 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van deze kinderen voor de duur van zes maanden. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Shahbazi, heeft zich verzet tegen dit verzoek en ontkent dat er sprake is van mishandeling van de kinderen. De vader is niet verschenen op de zitting.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen onder de zorg van de moeder staan, die in het verleden te maken heeft gehad met huiselijk geweld en problematische relaties. De Raad heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen, die ondermaats presteren op school en hebben aangegeven mishandeld te zijn door de moeder. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de situatie van de moeder, zoals het beëindigen van de problematische relatie en het starten van een behandeling, is de kinderrechter van mening dat de bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen nog niet volledig is weggenomen.

De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek van de Raad aan te houden voor de duur van zes maanden, met de opdracht aan de Raad om voor die tijd een rapportage op te stellen over de huidige stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 mei 2021, met een pro forma behandeling gepland op 1 oktober 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/617428 / JE RK 21-1095
datum uitspraak: 21 mei 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2006 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2010 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,
[naam minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2015 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 23 april 2021, ingekomen bij de griffie op 23 april 2021.
Op 21 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Shahbazi,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
[voornaam minderjarige 1] is in de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] voor de duur van zes maanden.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek. Er zijn veel positieve punten ten aanzien van de opvoedsituatie van de kinderen. Desondanks bestaan er een aantal zorgen over hun ontwikkeling. Met name [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben in hun jonge leven veel onrust ervaren. Alle kinderen presteren op school onder de maat. De kern van de problematiek lijkt te zitten in de relaties van de moeder. In de relaties van de moeder is sprake geweest van ernstig huiselijk geweld. De laatste relatie van de moeder is dusdanig uit de hand gelopen dat er sprake is van contact- en gebiedsverboden, een alarmsysteem voor haar ex-vriend en de moeder heeft zich moeten verantwoorden bij de strafrechter voor haar gedragingen. Desondanks staat moeder ambivalent ten opzichte van deze relatie. Uit de politiemutaties komt het beeld naar voren van een moeder die zeer regelmatig escalerende conflicten heeft met andere volwassenen waarbij de politie betrokken raakt. Of de escalaties te maken hebben met trauma’s van moeder is niet onderzocht, de moeder heeft het er wel over dat ze haar oude ik wil onderdrukken. Voorts hebben de kinderen aangegeven te zijn mishandeld door de moeder en de moeder doet belastende en afwijzende uitspraken tegen de kinderen. De hulpverlening binnen het vrijwillig kader is niet van de grond gekomen omdat de moeder op basis van eerder ervaringen hulpverleners op afstand houdt en geen openheid van zaken geeft. Daarnaast dreigt er voor het gezin een uithuiszetting, moeder blijkt financiële problemen te hebben en een problematische huurachterstand.

De standpunten

De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. Er is getracht de situatie te verbeteren binnen het drangtraject. Dit is echter ontoereikend gebleken. Er bestaan nog altijd grote zorgen omtrent de kinderen. Zij hebben aangegeven te worden mishandeld door de moeder. Daar dient zicht op te komen en tevens op de zorgelijke financiële situatie van de moeder en de ontwikkelingen met betrekking tot de ex-vriend van de moeder. BB+ is afgerond. Er wordt gezien dat de persoonlijke problematiek van de moeder invloed heeft op de kinderen. Zij lijkt hierdoor verminderd emotioneel beschikbaar te zijn voor de kinderen. Er is vooralsnog geen concreet behandelplan opgesteld. De komende periode zullen de adviezen van BB+ worden besproken en dient in overleg met de Waag passende hulpverlening te worden ingezet.
De moeder verzet zich ter zitting, mede bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de Raad. De moeder ontkent de kinderen te hebben mishandeld. Bovendien kunnen de kinderen de mishandelingen niet duidelijk aangeven waardoor deze verklaringen in twijfel kunnen worden getrokken. De moeder erkent dat er sprake is geweest van een problematische relatiebreuk en dat zij onjuist heeft gehandeld. Inmiddels is deze relatie verbroken en is er geen contact meer tussen de moeder en haar ex-vriend. Vanuit het strafrechtelijk kader werkt de moeder mee met een behandeling bij de Waag. Ook heeft de moeder meegewerkt met de hulpverlening vanuit het drangkader en zal zij binnenkort starten met de cursus “omgaan met pubers”. Verder blijkt uit de afsluitrapportage van BB+ dat niks anders wordt geadviseerd. Ook is er geen sprake meer van een uithuiszetting nu de moeder bewindvoering heeft en er een betalingsregeling is getroffen. Omdat de moeder heeft meegewerkt met de hulpverlening binnen het vrijwillig kader wordt niet voldaan aan het wettelijk criterium van een ondertoezichtstelling en dient het verzoek te worden afgewezen. Daarnaast is er nog altijd geen behandelplan opgesteld.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De moeder maakt impulsieve keuzes waarbij zij acties uitvoert die haar veiligheid en die van de kinderen in gevaar brengen. De moeder handelt hierdoor niet in het belang van de kinderen. De moeder overziet niet de gevolgen van haar handelen voor haar en haar kinderen en heeft tevens onvoldoende probleeminzicht. De moeder heeft meerdere relaties gehad waarbij sprake was van fors geweld. De moeder is hiervoor tevens veroordeeld door de strafrechter. Vanuit het strafrechtelijk kader is een behandeling bij de Waag opgelegd en reclasseringstoezicht. De moeder werkt hier goed aan mee. Voorts heeft de moeder meegewerkt met hulpverlening van BB+, is bewindvoering opgestart en heeft zij het contact met haar ex-vriend verbroken. Hierdoor is er rust in het gezin gekomen en is er sprake van een positieve ontwikkeling.
Uit voorgaande volgt dat weliswaar is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat de positieve ontwikkeling ertoe kan leiden dat de bedreigde ontwikkeling van de kinderen wordt weggenomen. De positieve ontwikkeling is nog te pril om hier definitief over te oordelen. De komende periode dient dan ook te worden bezien of de moeder de positieve ontwikkeling vasthoudt. De moeder dient zich te onthouden van contact met haar ex-vriend. Bezien moet worden of de therapie van de moeder haar helpt de rust die nu in het gezin heerst vast te houden. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad aanhouden voor de duur van zes maanden.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 oktober 2021 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbende, de informant en [voornaam minderjarige 1] op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad om
uiterlijk twee wekenvóór de hiervoor genoemde pro forma-datum aan de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Arduin als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.