In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2006, verblijft momenteel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft eerder op 12 mei 2021 een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, die loopt tot 12 augustus 2021, en een machtiging verleend voor een tijdelijke uithuisplaatsing van vier weken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om voortzetting van de uithuisplaatsing, gezien de onveilige thuissituatie voor [voornaam minderjarige].
De ouders van [voornaam minderjarige] zijn orthodox religieus en hebben moeite met haar homoseksualiteit, wat heeft geleid tot een beklemmende en onveilige omgeving voor haar. De minderjarige heeft verontrustende signalen vertoond, zoals automutilatie en suïcidale gedachten, en heeft aangegeven absoluut niet terug naar huis te willen. De kinderrechter heeft de ouders gehoord, die zich verzetten tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] voorop staat. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 augustus 2021, met de mogelijkheid tot contactherstel in de toekomst, afhankelijk van de veiligheid en het welzijn van [voornaam minderjarige].
De beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.