Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,
wonende te [woonplaats C] , gemeente [gemeente C] ,
[persoon D],
gemachtigde: mr. H.M. Hueting.
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 25 juni 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 14 september 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aantekening dat op 19 oktober 2020 de mondelinge behandeling is gehouden.
2..De vaststaande feiten
Verhuurder neemt voor zijn rekening het onderhoud en herstel buitenshuis, terwijl huurder te allen tijde deze noodzakelijke reparaties zal toelaten, zonder dat hij deswege enige schadeloosstelling of vermindering van de huurprijs kan verlangen.
Zoals al meermaals aan u aangegeven, vertoont het gehuurde ernstige gebreken. Deze zijn met name gelegen in het achterstallig onderhoud van het pand en de gevel. Immers, de plantenbakken aan de gevel vallen letterlijk naar beneden en binnen in het pand zijn vele verkleuringen zichtbaar wegens lekkage.
binnen twee wekenna ontvangst van deze brief een plan van aanpak te verstrekken en de gebreken binnen
een uiterste termijn van vier wekenna ontvangst van deze brief te herstellen. Mocht uin gebreke blijven de gebreken binnen de gestelde termijn te herstellen, dan behoud ik mij namens cliënte alle rechten en weren voor.
Mij is inderdaad door cliënte in het voorbijgaan aangegeven dat er wel eens wat aan onderhoud van het gehuurde gedaan kan worden. Het gaat wat ver om dit alles nu onder ernstige gebreken te scharen.
Echter wil cliënt op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen.
Voorts bestaat deze niet (meer) uit lekkage, doch zijn de diverse waterschade vlekken nog steeds zichtbaar. Ook deze schade zal hersteld moeten worden.
binnen twee weken na hedende herstelwerkzaamheden voor de gebreken te laten aanvangen, bij gebreke waarvan cliënt betaling van de huurpenningen zal opschorten tot het moment dat de gebreken daadwerkelijk zijn hersteld.
Derhalve constateert cliënt dat er uwerzijds sprake is van een tekortkoming in de nakoming van uw wettelijke plicht, dan wel voortvloeiend uit de huurovereenkomst. Hierbij zeg ik u, indien u niet akkoord gaat met eerder genoemd voorstel, aan dat de thans tussen partijen bestaande huurovereenkomst per 29 februari 2020 wordt ontbonden, e.e.a. op grond van artikel 6:265 BW.
31 oktober 2019of u instemt met een beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden. Gaat u niet akkoord met bovenstaande, dan dient de huurovereenkomst geacht te worden ontbonden op 29 februari 2019.
Wederzijds goedvindenIk ga niet akkoord met wederzijds goedvinden per 23 februari 2020 de huurovereenkomst te beëindigen.
Buitengerechtelijke ontbindingDe wet bepaalt in sommige gevallen (zoals in het huurrecht) dat de ontbinding slechts door de rechter kan geschieden. Voor ontbinding is het noodzakelijk dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt en, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de schuldenaar in verzuim is. Het in verzuim zijn brengt echter niet automatisch met zich mee dat een buitengerechtelijke ontbinding rechtskracht heeft.
3..De vordering, de grondslag en het verweerin conventie
4..De beoordeling van het geschilin reconventie
huurder.maar in dit geval voert [bedrijf B] als huurder echter aan dat de
verhuurderis tekortgeschoten. Daarvoor geldt een dergelijke verplichting niet. Artikel 7:231 is een uitzondering op de algemene verbintenisrechtelijke regels van artikel 6:265 e.v. BW en ziet op bescherming van de huurder. Eenzijdige buitengerechtelijke ontbinding door de huurder is in beginsel dus mogelijk, zo volgt ook uit artikel 6:267 BW.
bovenwoning niet tot het gehuurde behoort en dat [bedrijf B] daarvan geen herstel kan vorderen. Op basis van de door [bedrijf B] overgelegde foto’s van het gehuurde stelt de kantonrechter echter vast dat ook aan ten aanzien van
het gehuurdeaan de buitenzijde sprake is van achterstallig onderhoud en dat dit als een gebrek moet worden gekwalificeerd. Dit is door [persoon A] ook niet betwist in haar brief van 6 juli 2019. Zij heeft weliswaar aangegeven dat geen sprake is van ernstige gebreken, maar door haar is erkend dat het herstellen en schilderen van de huidige gevelbekleding technisch en financieel niet haalbaar is en dat de gevelbekleding vervangen dient te worden door kunststof. Uit haar door [bedrijf B] geaccepteerde voorstel van 6 juli 2019 blijkt dat [persoon A] voorbereidingen zou treffen om deze werkzaamheden uit te voeren en dat zij [bedrijf B] hiervan op de hoogte zou houden. In haar brief van 8 november 2019 heeft [persoon A] bericht dat zij bezig was met het plan van aanpak en de benodigde omgevingsvergunning inmiddels binnen had, maar dat de selectie van de aannemer nog niet was afgerond. Deze brief dateert echter van na de (tweede) ingebrekestellingsbrief van 4 oktober 2019 gegeven termijn van twee weken voor het (doen) aanvangen van de herstelwerkzaamheden voor de gebreken. Ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [persoon A] nog geen begin had gemaakt met de werkzaamheden. Dat [bedrijf B] , zoals [persoon A] heeft aangevoerd, op grond van het bepaalde in artikel 7:206 lid 3 BW er ook voor had kunnen kiezen de gebreken zelf voor rekening van [persoon A] te
herstellen, maakt dit nog geen op haar rustende verplichting. Bovendien was het herstel aan de buitengevel van het gehuurde reeds door [persoon A] toegezegd in haar brief van 6 juli 2019. [persoon A] is, ook nadat zij door [bedrijf B] bij brief van 4 oktober 2019 nogmaals in gebreke was gesteld, in gebreke gebleven met het herstel binnen de gestelde redelijke termijn van twee weken. Gelet op deze tekortkoming en het verzuim van [persoon A] heeft [bedrijf B] op grond van het bepaalde in artikel 6:265 BW de huurovereenkomst dan ook buitengerechtelijk mogen ontbinden per 29 februari 2020, waarbij [bedrijf B] dus een termijn van vier maanden heeft gehanteerd, welke termijn niet onaanvaardbaar kort is.. De gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 29 februari 2020 zal daarom worden toegewezen.