ECLI:NL:RBROT:2021:499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
C/10/608753 / JE RK 20-3291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij de stiefmoeder in het kader van Brussel II-bis

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen, geboren in respectievelijk 2009 en 2013, wonen bij hun vader en stiefmoeder in Spanje. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 24 april 2019 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing bij de stiefmoeder te verlengen voor een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, vader, stiefmoeder, bijzondere curator en vertegenwoordigers van het LET-Jb aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, vooral gezien de achtergrond van huiselijk geweld en de recente verhuizing naar Spanje. De kinderen hebben geen hulpverlening ontvangen sinds hun vertrek naar Spanje, wat hun ontwikkeling in gevaar brengt. De moeder en stiefmoeder zijn van mening dat de kinderen in Spanje moeten blijven, terwijl de GI en LET-Jb zich zorgen maken over de situatie en de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd om de continuïteit van de zorg te waarborgen, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de stiefmoeder ook verlengd tot 15 juli 2021. De benoeming van de bijzondere curator is niet verlengd.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er snel duidelijkheid komt over de toekomst van de kinderen, en dat de GI moet beslissen of zij de uitvoering van de ondertoezichtstelling aan de Spaanse autoriteiten overdragen of aangifte tegen de vader doen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/608753 / JE RK 20-3291
datum uitspraak: 12 januari 2021

beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
vertegenwoordigd door

het Landelijke Expertise Team Jeugdbescherming,

hierna te noemen het LET-Jb, gevestigd te Utrecht,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2009 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1]
,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

[naam curator] ,

hierna te noemen de bijzondere curator, gevestigd te [vestigingsplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 november 2020, ingekomen bij de griffie op 30 november 2020,
- de fax van de GI van 4 januari 2021, met als bijlagen het verslag van de Sociale Dienst van de gemeente Xàbia, Spanje, van 23 november 2020, en een brief van [naam school] van 11 december 2020, ingekomen bij de griffie op 23 december 2020,
- de e-mail van [naam school] , ter zitting door de bijzondere curator overlegd.
Op 5 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Bos,
- de advocaat van de vader, mr. A.C. van ’t Hek,
- de advocaat van de stiefmoeder, mr. M. Nentjes,
- de bijzondere curator,
- een tweetal vertegenwoordigsters van het LET-Jb, [naam 1] en [naam 2] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn de vader en de stiefmoeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de vader en de stiefmoeder in Spanje.
Bij beschikking van 24 april 2019 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd tot 15 januari 2021. Bij de beschikking zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] met een machtiging uit huis geplaatst in het netwerk. De machtiging is nadien steeds verlengd tot 15 januari 2021. Achtereenvolgend zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] uit huis geplaatst bij de stiefmoeder, de grootmoeder van vaderszijde en wederom bij de stiefmoeder.
Bij beschikking van 30 juni 2020 is [naam curator] benoemd tot bijzondere curator tot 15 januari 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de stiefmoeder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van LET-Jb

Het LET-Jb heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Er zijn zorgen over de achterstanden en de sociaal emotionele ontwikkeling van [naam kind 2] . [naam kind 2] heeft ADHD. De kinderen ontvangen op dit moment geen hulpverlening. [naam kind 1] had in Nederland gesprekken met een schoolmaatschappelijk werkster, maar zij krijgt geen contact meer met [naam kind 1] . Vanwege het vertrek van de kinderen naar Spanje staan [naam kind 1] en [naam kind 2] nog altijd niet onder behandeling van een therapeut. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn halverwege november gestart op hun Spaanse school. [naam kind 1] vertoont teruggetrokken en stil gedrag op school. Hij vindt geen aansluiting bij andere kinderen. De school merkt op dat [naam kind 2] een didactische achterstand heeft die zal groeien door de taalbarrière. Het is, mede gelet op zijn verleden met huiselijk geweld, zorgelijk dat wanneer docenten naar [naam kind 2] gebaren, hij angstig reageert en hij met zijn handen zijn hoofd bedekt. Zowel [naam kind 1] als [naam kind 2] vertonen gedrag dat passend is bij trauma.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2020 heeft de kinderrechter aan het LET-Jb de opdracht gegeven om alles in het werk te stellen om [naam kind 1] en [naam kind 2] met hun stiefmoeder terug te doen keren naar Nederland. De stiefmoeder heeft nog altijd de wens om met [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam 3] , de dochter van de stiefmoeder en de vader, terug te keren naar Nederland. Zij is hiertoe echter niet in staat omdat zij financieel afhankelijk is van de vader. Daarnaast verbergt de vader belangrijke documenten en de paspoorten van de kinderen.
Het LET-Jb hoopt dat wanneer de coronamaatregelen toelaten dat [naam kind 1] en [naam kind 2] weer naar school gaan, er meer duidelijkheid komt over hoe het met de kinderen gaat. Ook is het LET-Jb nog op zoek naar een Nederlandstalige therapeut in Spanje die met de kinderen in gesprek kan gaan. Wanneer de behoeften van de kinderen en de mogelijkheden tot therapie in Spanje duidelijk zijn wenst het LET-Jb het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] vast te stellen. Het LET-Jb zal een keuze maken tussen het opstarten van de passende hulpverlening in Spanje en het overdragen van de maatregel aan de Spaanse autoriteiten of het teruggeleiden van [naam kind 1] en [naam kind 2] naar Nederland en het doen van aangifte tegen de vader wegens onttrekking.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de GI. [naam kind 1] en [naam kind 2] willen in Spanje blijven. De moeder is de stiefmoeder dankbaar dat zij goed voor [naam kind 1] en [naam kind 2] zorgt en wil dat zij voor [naam kind 1] en [naam kind 2] blijft zorgen. Het is zorgelijk dat LET-Jb werkt aan een terugplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] naar Nederland. De betrokkenheid van de GI levert onrust en spanningen voor de kinderen op. Op dit moment kunnen [naam kind 1] en [naam kind 2] niet naar Nederland reizen omdat de moeder en de stiefmoeder vrezen dat wanneer [naam kind 1] en [naam kind 2] in Nederland zijn, zij uit huis geplaatst worden. Het is van belang dat [naam kind 1] en [naam kind 2] zonder betrokkenheid van de GI aan hun toekomst in Spanje kunnen werken. Daarnaast is het van belang dat, conform HR 18 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:2102, de Jeugdwet niet van toepassing is op minderjarigen die de woonplaats in het buitenland hebben en de GI dus geen jeugdhulp aldaar kan inzetten. [naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij een gezaghebbende ouder in Spanje. Het is dan ook niet mogelijk dat de GI jeugdhulp inzet vanuit Nederland. De moeder verzoekt primair om afwijzing van het verzoek en subsidiair om toewijzing van het verzoek voor een kortere duur.

Het standpunt namens de vader

Namens de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Uit de brief van de nieuwe school van [naam kind 1] en [naam kind 2] en het verslag van het kernteam Sociale Dienst van de gemeente Xàbia blijkt niet dat er geen zorgen zijn rondom de kinderen, maar blijkt onvoldoende dat er sprake zou zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Het is logisch dat het matig gaat met de kinderen doordat zij in een andere omgeving zijn, zij een taalachterstand hebben in het Spaans en het Engels en nog geen vriendjes hebben in Spanje. Daarnaast is de vader een gezaghebbende ouder die aan de slag gaat met de zorgen rondom de kinderen. Het is bezwaarlijk dat de GI dreigt met het doen van aangifte tegen de vader omdat dit veel spanning in het gezin oplevert. De vader wil dat het verzoek wordt afgewezen.

Het standpunt namens de stiefmoeder

Namens de stiefmoeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Op grond van Verordening Brussel II-bis, gelden in Nederland uitgesproken kinderbeschermings-maatregelen automatisch in Spanje. De Spaanse autoriteiten en de school zijn reeds geïnformeerd en alert op de zorgen rondom [naam kind 1] en [naam kind 2] . Zij zien de noodzaak voor hulpverlening en zijn daarom op zoek naar een Nederlands sprekende therapeut voor [naam kind 1] en [naam kind 2] . Het LET-Jb heeft tot op heden geen verzoek tot omzetting van de Nederlandse maatregel naar Spanje ingediend. Tegelijkertijd zorgt de constante dreiging van het LET-Jb met de aangifte tegen de vader voor spanningen in het gezin. De GI dient de maatregelen over te dragen aan de Spaanse autoriteiten. Tevens is het in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] om bij de stiefmoeder te blijven wonen. Ondanks de wens van de stiefmoeder om met [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam 3] terug te keren naar Nederland, is dit voor de stiefmoeder niet mogelijk. De woning waarin de vader, de stiefmoeder en de kinderen verblijven is 1,5 jaar vooruitbetaald, de stiefmoeder is financieel afhankelijk van de vader en zij draagt de zorg voor drie jonge kinderen. De stiefmoeder kiest er daarom voor om een toekomst in Spanje op te bouwen. Indien de ondertoezichtstelling wordt toegewezen dient de machtiging uithuisplaatsing bij de stiefmoeder voor dezelfde duur te worden toegewezen. De maatregelen dienen voor een kortere duur te worden toegewezen dan verzocht.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator stemt niet in met het verzoek van de GI en brengt namens [naam kind 1] en [naam kind 2] naar voren dat het gezin voornemens is om in Spanje te blijven. Beide gezaghebbende ouders zijn van mening dat dit in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is. De betrokkenheid van het LET-Jb maakt dat het gezin dreiging voelt en zich niet vrij voelen om naar Nederland te komen om bij familie op bezoek te gaan. Het is van belang dat er spoedig duidelijkheid komt over of [naam kind 1] en [naam kind 2] een toekomst in Spanje of in Nederland gaan opbouwen. De vader en de stiefmoeder aanvaarden de noodzakelijke hulp. Het is van belang dat de ouders de vrijheid krijgen om de zorgen weg te nemen. Mocht dit niet goed gaan, dan kunnen de Spaanse autoriteiten hen hierin begeleiden.

De beoordeling

De kinderrechter moet ambtshalve beoordelen of hij bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. Op grond van Verordening Brussel II-bis is de rechter bevoegd van het land waar de kinderen ten tijde van het indienen van het verzoek hun gewone verblijfplaats hebben. Voor de bepaling van de gewone verblijfplaats is niet slechts de feitelijke verblijfplaats van belang, maar dienen volgens vaste rechtspraak vele aspecten te worden meegewogen. In dit geval zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] enkele maanden voor de indiening van het onderhavige verzoek vertrokken naar Spanje onder het mom van een vakantie. Zij hadden daar op dat moment geen sociale of familiale binding. De moeder van [naam kind 1] en [naam kind 2] en de beide oma’s wonen in Nederland. Pas enkele weken voor de indiening van het verzoek zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] in Spanje voor het eerst naar school gegaan. Gezien deze omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ten tijde van de indiening van het verzoek nog een zodanige binding met Nederland hadden dat Nederland nog als gewone verblijfplaats kan worden aangemerkt. Daarmee is de Nederlandse rechter bevoegd.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben een belast verleden waarin hun opvoedomgeving vaak is gewisseld. Daarnaast is er lange tijd sprake geweest van een onveilige opvoedsituatie door de verslaving van de vader. Reeds in eerdere beschikkingen is geoordeeld dat er onderzocht dient te worden bij welke hulpverlening het gezin baat heeft. In de zomer is het gezin naar Spanje geëmigreerd zonder toestemming van de moeder en buiten de wens van de stiefmoeder. Hierdoor heeft er nog altijd geen onderzoek plaats kunnen vinden en blijft het onduidelijk welke behandeling er voor de aanwezige problematiek in het gezin noodzakelijk is. Dat de gezaghebbende moeder inmiddels van mening is dat het in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is om in Spanje bij de stiefmoeder te verblijven, neemt de zorgen rondom [naam kind 1] en [naam kind 2] niet weg. Er zijn nog altijd zorgen rondom de sociaal-emotionele ontwikkeling en didactische achterstand van beide kinderen. Beide kinderen hebben een belast verleden en er zijn signalen van trauma. [naam kind 2] heeft ADHD en staat nog altijd op een wachtlijst bij het KSCD voor een persoonlijkheidsonderzoek om zo zicht te krijgen op zijn problematiek. Ondanks de beperkte contacten tussen de nieuwe school en [naam kind 1] en [naam kind 2] worden de zorgen door de school wel onderschreven. Het is zorgelijk dat het gezin ondanks deze zorgen nog altijd geen hulpverlening ontvangt en dat de kinderen nog altijd geen begeleiding van een therapeut krijgen. De helpende gesprekken die [naam kind 1] in Nederland had met de schoolmaatschappelijk werkster zijn kort na het vertrek van het gezin naar Spanje gestopt, doordat de schoolmaatschappelijk werkster geen contact meer krijgt met [naam kind 1] . De ernstige ontwikkelingsbedreiging zoals die eerder al is vastgesteld niet is weggenomen. Sterker nog, door de plotselinge, onaangekondigde emigratie van [naam kind 1] en [naam kind 2] naar een onbekende omgeving zijn de zorgen om hun welbevinden en ontwikkeling alleen maar vergroot. Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat de ondertoezichtstelling kan worden verlengd.
Gezien het vertrek naar Spanje en de intentie van de vader om zich daar met zijn gezin ook voor langere termijn te vestigen, is het uitgangspunt echter dat de kinderbeschermings-maatregel ook in Spanje moet worden uitgevoerd door de daar bevoegde instanties. Daar komt bij dat door de territoriale werking van de Jeugdwet LET-Jb in Spanje geen jeugdhulp, waaronder therapie, kan inzetten. LET-Jb zal dan ook op korte termijn de knoop moeten doorhakken of hij de uitvoering van de ondertoezichtstelling overdraagt aan de in Spanje bevoegde autoriteiten, of dat hij overgaat tot het doen van aangifte tegen de vader en de teruggeleiding van [naam kind 1] en [naam kind 2] in gang zet. De kinderrechter benadrukt dat het in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is dat hier op korte termijn duidelijkheid over komt. Ongeacht de keuze van LET-Jb is een verlenging van de maatregel noodzakelijk om de continuïteit daarvan te waarborgen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden verlengen. Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek om de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de stiefmoeder te verlengen overweegt de kinderrechter het volgende. Uit het dossier en wat er ter zitting besproken is, blijkt dat de stiefmoeder de belangrijkste stabiele factor in het leven van [naam kind 1] en [naam kind 2] is. Alle betrokkenen zijn het eens dat zij bij haar moeten blijven wonen. Een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is daarmee, mede gezien de nog bestaande onzekerheid over de toekomstige woonplaats, in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] . Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
De benoeming van de bijzondere curator loopt af per 15 januari 2021. Deze benoeming zal niet verder worden verlengd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 15 juli 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de stiefmoeder tot 15 juli 2021;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.