ECLI:NL:RBROT:2021:4936

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
10/750077-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak van (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne na inbeslagname

In de zaak met parketnummer 10/750077-20 heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne. De zaak, die bekendstaat als het onderzoek 'Darwina', betreft een container die in Brazilië was geladen, in Marokko was overgeladen en uiteindelijk in Rotterdam was gelost. De douane ontdekte de cocaïne op 12 februari 2020 tijdens een scan van de container. De verdachte werd aangehouden in een loods waar de container was afgeleverd, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij de invoer van de cocaïne, aangezien de cocaïne al in beslag was genomen voordat de verdachte handelingen verrichtte.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdediging terecht had gewezen op de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat handelingen na inbeslagname van verdovende middelen niet meer kunnen worden aangemerkt als invoer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar oordeelde dat de inbeslagname van de cocaïne geen belemmering vormde voor het subsidiair ten laste gelegde, namelijk voorbereidingshandelingen. Echter, ook voor dit subsidiaire verwijt kon het opzet van de verdachte niet worden bewezen, waardoor de rechtbank ook dit verwijt niet bewezen achtte.

De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden en sprak de verdachte integraal vrij. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs van opzet en betrokkenheid bij de invoer van verdovende middelen, vooral in situaties waarin de middelen al in beslag zijn genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750077-20
Datum uitspraak: 3 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2021, 11 mei 2021 en 3 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Inleiding
In het onderzoek met de naam “Darwina” draait het om de container met nummer
[containernummer] . Uit het dossier blijkt dat die container, gevuld met schroot, is geladen in Brazilië, is overgeladen in Marokko en is gelost in Rotterdam. De douaneautoriteiten hebben de container op 12 februari 2020 gescand. Tijdens de scan zijn in de container voorwerpen waargenomen met een van de rest van de lading afwijkende vorm. De container is daarop gelost door de douane om onderzoek mogelijk te maken en daarin zijn negen kisten met ruim 268 kilogram cocaïne aangetroffen. Die kisten met cocaïne zijn uit de container gehaald, de container is vervolgens verzegeld en ter beschikking gesteld van de rederij om zijn oorspronkelijk geplande route te vervolgen.
De container was bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 1] in Dordrecht en deze had transportbedrijf ‘ [naam transportbedrijf] ’ ingeschakeld om de container op te halen op de terminal om deze vervolgens af te leveren in Dordrecht. Toen dat bedrijf de container op
17 februari 2020 wilde ophalen, bleek deze echter al te zijn opgehaald. Na onderzoek bleek de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ), werkzaam bij de onderneming [naam onderneming] , de container op 14 februari 2020 te hebben opgehaald. Uit observatieverslagen van de politie blijkt dat [naam medeverdachte 1] na vertrek van de terminal met de container naar de parkeerplaats bij tankstation Den Andel aan de rijksweg A12 is gereden. Daar is de vrachtwagencombinatie overgenomen door de medeverdachte
[naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ). Deze is eerst naar een parkeerterrein aan de Pasteurstraat in Reeuwijk gereden om de vrachtwagencombinatie vervolgens via tussenstops bij het tankstation Sandelingen aan de rijksweg A16 ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht en Truckeasy in Roosendaal, naar de Potendreef in Roosendaal te rijden. De vrachtwagencombinatie is daar omstreeks 15:45 uur geparkeerd.
Medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) is tijdens de observatie gezien op de parkeerplaats bij tankstation Den Andel waar hij kort contact had met [naam medeverdachte 2] . Hij heeft die parkeerplaats verlaten in de personenauto van [naam medeverdachte 2] waarmee hij ook naar het parkeerterrein aan de Pasteurstraat in Reeuwijk is gereden. Ongeveer negen minuten nadat [naam medeverdachte 2] met de vrachtwagencombinatie van het parkeerterrein aan de Pasteurstraat reed, vertrok [naam medeverdachte 3] in een Citroën Jumper. Zes minuten nadat [naam medeverdachte 2] aankwam bij het tankstation aan de A16, arriveerde ook [naam medeverdachte 3] ter plaatse. Toen [naam medeverdachte 2] wegreed bij Truckeasy is gezien dat [naam medeverdachte 3] achter hem aanreed. Zeven minuten nadat de vrachtwagencombinatie parkeerde aan de Potendreef in Roosendaal is gezien dat [naam medeverdachte 3] daar ook geparkeerd stond met zijn Citroën Jumper.
Tussen ongeveer 16:30 uur en 18:10 uur is gezien dat [naam medeverdachte 3] meerdere malen wegreed bij de vrachtwagencombinatie, telkens weer terugkwam en soms kort contact had met [naam medeverdachte 2] . In het genoemde tijdvak is ook gezien dat er een tweede Citroën Jumper geparkeerd stond aan de Potendreef in de nabijheid van de vrachtwagencombinatie. Medeverdachten [naam medeverdachte 4] (hierna: [naam medeverdachte 4] ) en [naam medeverdachte 5] (hierna: [naam medeverdachte 5] ) waren de inzittenden van die auto.
Omstreeks 18:11 uur is gezien dat de vrachtwagencombinatie en de tweede Citroën Jumper achter een Peugeot zijn aangereden. De vrachtwagencombinatie reed om 18:14 uur een openstaande loods in van het bedrijf [naam bedrijf 2] aan de [naam locatie] in Roosendaal. De (tweede) Citroën Jumper parkeerde schuin tegenover de loods. Om 18:13 uur is gezien dat de Citroën Jumper van [naam medeverdachte 3] wegreed vanaf de Potendreef.
Om 18:20 uur heeft de politie de loods betreden. Zij trof een deel van de lading schroot uit de container op de grond aan. In de loods zijn de verdachte, [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] en medeverdachte [naam medeverdachte 6] aangehouden. Tevens is [naam medeverdachte 2] als de bestuurder van de vrachtwagencombinatie aangehouden.
In de laadruimte van de tweede Citroën Jumper zijn acht blokken samengeperst metaal aangetroffen. De officier van justitie heeft het vermoeden geuit dat die blokken bedoeld waren om het ontbrekende gewicht – dat zou ontstaan in de container na het verwijderen van de negen kisten met cocaïne – te compenseren. Met het aangevulde gewicht zou de container, volgens de officier van justitie, vervolgens alsnog bij [naam bedrijf 1] in Dordrecht bezorgd kunnen worden.
De verdachte wordt primair de (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne verweten. Subsidiair zijn hem voorbereidingshandelingen met betrekking tot die invoer verweten.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde is onder meer verwezen naar arresten van de Hoge Raad van 17 maart 1998 en 15 december 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZD0975 en ECLI:NL:HR:1998:ZD1300, bekend als het zogenoemde kokosnootarrest) waarin is bepaald dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen. De verdediging heeft erop gewezen dat de handelingen van de verdachte zijn verricht nadat de cocaïne door de douane in beslag was genomen. De officier van justitie heeft op een vraag van de rechtbank bevestigd dat er geen cocaïne in de container is teruggeplaatst, zodat de verdachte alleen om die reden vrijgesproken moet worden.
Voorts is er op gewezen dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd over de reden van zijn aanwezigheid. Hij had een afspraak gemaakt met [naam persoon 1] (hierna: [naam persoon 1] ), de eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf 2] , om daar schroot te lossen. Hij had geen enkele reden om gealarmeerd te zijn toen er een vrachtwagencombinatie bij het bedrijf arriveerde terwijl hij wachtte op de persoon die zijn schroot kwam brengen. Nu er geen bewijs is dat dat de verdachte wist of had behoren te weten dat er mogelijk cocaïne in de container zou zitten, dient de verdachte ook voor het subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken te worden.
4.1.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Zij heeft in dat kader gewezen op de omstandigheden waaronder de verweten handelingen zijn verricht, te weten een container met 268 kilogram cocaïne, die door middel van pincodefraude is uitgehaald en vervolgens naar een daarvoor gehuurde loods in Roosendaal is gebracht terwijl deze bestemd was voor een bedrijf in Dordrecht. Toen de politie binnentrad in de loods lag een deel van de lading uit de container al op de grond. De vier personen die zich in de loods bevonden, waaronder de verdachte, moeten betrokken zijn geweest bij het lossen van die container. Het kan daarom niet anders zijn dan dat de verdachte ook wetenschap had van de cocaïne die in de container had gezeten.
De verklaring van de verdachte dat hij de loods slechts heeft geregeld zodat er schroot kon worden afgeleverd door een andere onbekend gebleven persoon, acht zij volslagen ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de jurisprudentie waarop de verdediging heeft gewezen, heeft zij opgemerkt dat het gaat om gedateerde arresten en dat er sedertdien veel is veranderd; er worden veel meer verdovende middelen ingevoerd en de zaken zijn complexer geworden. Om die reden heeft de officier van justitie bepleit dat de rechtbank zal oordelen in afwijking van de jurisprudentie van de Hoge Raad en voorbij zal gaan aan het feit dat de aan de verdachte verweten gedragingen zijn verricht nadat de cocaïne in beslag was genomen. In dat verband heeft zij gewezen op een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 april 2021, waarin ook zonder het aantreffen van cocaïne een veroordeling voor de (verlengde) invoer van cocaïne is uitgesproken (ECLI:NL:RBROT:2021:3767).
4.1.4.
Beoordeling
Primair ten laste gelegde
De verdediging heeft terecht gewezen op de nog steeds geldende jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is uitgemaakt dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen. Van belang is dat de volledige hoeveelheid cocaïne die in de container zat, op 12 februari 2020 in beslag is genomen en dat er geen verdovende middelen zijn terug geplaatst. Door [naam persoon 1] is op 14 februari 2020 verklaard dat hij eerder die week was benaderd door ene [naam persoon 2] en dat zij hadden afgesproken dat deze [naam persoon 2] schroot zou komen lossen. [naam persoon 2] maakte daarbij gebruik van een telefoonnummer uit Marokko. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dat bewuste telefoonnummer en de naam [naam persoon 2] inderdaad heeft gebruikt in zijn contact met [naam persoon 1] en dat hij de loods zou gebruiken om schroot te lossen. Uit het dossier blijkt echter niet wanneer het contact tussen de verdachte en [naam persoon 1] heeft plaatsgevonden. Er zijn geen bewijsmiddelen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het transport van de container vóór de inbeslagname van de cocaïne.
De rechtbank ziet in hetgeen door de officier van justitie is gesteld geen aanleiding om af te wijken van de vaste rechtspraak van de Hoge Raad. De door haar aangehaalde uitspraak van deze rechtbank is onvergelijkbaar. In die zaak was de cocaïne immers niet in beslag genomen door opsporingsdiensten, maar werd bewezen geacht dat de verdovende middelen inmiddels door de verdachte uit de container waren gehaald. De verdachte zal van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair ten laste gelegde
Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0494) volgt dat de inbeslagname van de cocaïne niet in de weg staat aan het zelfstandig strafbare karakter van voorbereidings- of bevorderingshandelingen, ook niet als met die handelingen pas een begin is gemaakt na de inbeslagneming van die concrete hoeveelheid verdovende middelen. De inbeslagname van de cocaïne op 12 februari 2020 staat dus niet in de weg aan een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde.
Voor het medeplegen van het voorbereiden van cocaïnehandel of de invoer van cocaïne is vereist dat het opzet van de verdachte – ten minste in voorwaardelijke zin – hierop gericht is geweest.
De verdachte heeft geregeld dat de loods in Roosendaal beschikbaar was door met de eigenaar van de loods, [naam persoon 1] , een afspraak te maken voor het lossen van schroot. Hij heeft verklaard dat hij een Sprinter [de rechtbank begrijpt: een type bestelwagen van het merk Mercedes-Benz] verwachtte met schroot. De vrachtwagencombinatie zou hij pas na zijn arrestatie hebben gezien. Over de bijzonderheden of achtergrond van de door de verdachte gemaakte afspraak is weinig bekend geworden. Zo heeft de verdachte niet duidelijk gemaakt of hij die afspraak in opdracht van een ander heeft gemaakt, wie het schroot zou komen brengen, waar dat vandaan kwam of hoe hij hierbij betrokken is geraakt. Zijn verklaring is om die reden niet te verifiëren. Dat levert met de overige informatie uit het dossier minst genomen een verdachte situatie op. Dat is echter niet voldoende om vast te stellen dat de verdachte wist of had moeten weten dat de container cocaïne had moeten bevatten. Het genoemde opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, kan dan ook niet worden bewezen verklaard.
4.1.5.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan integraal worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan integraal vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 268 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 268 kilogram cocaïne, in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken van die container en/of die (pakketten) cocaïne, en/of
- met een vrachtwagen (Scania G420, [kentekennummer 1] ) en oplegger ( [kentekennummer 2] ) een container met containernummer [containernummer] (geladen met negen, althans één of meerdere kisten schroot), opgehaald/ (laten) ophalen bij de containerterminal APM1 Terminal en/of
- ( vervolgens) die container naar een loods aan de [naam locatie] te Roosendaal (laten) brengen en/of
- ( vervolgens) die vrachtwagen en/of container begeleid/ (laten) begeleiden en/of
- ( vervolgens) die container uitgehaald/ (laten) uithalen.