ECLI:NL:RBROT:2021:3767

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
10/750193-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het samen met anderen invoeren van cocaïne met bewijswaardering en opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het samen met anderen invoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De verdachte werd verweten dat hij in de periode van 14 tot en met 15 mei 2019 in vereniging 150 kilogram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 15 mei 2019 betrokken was bij de invoer van cocaïne, waarbij hij samenwerkte met medeverdachten. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij onder andere de omstandigheden rondom de container, de rol van de verdachte en de communicatie met medeverdachten aan bod kwamen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de container en opzet had op de verlengde invoer daarvan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons beoordeeld en beslist dat de BQ X2 telefoon onttrokken wordt aan het verkeer, terwijl andere telefoons aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de impact op de samenleving in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750193-19
Datum uitspraak: 21 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 14 tot en met 15 mei 2019 in vereniging 150 kilogram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. Als dat niet kan worden bewezen wordt hem verweten dat hij op 15 mei in vereniging voorbereidingshandelingen heeft verricht ten aanzien van die invoer. Als ook dat niet kan worden bewezen, wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij op 15 mei 2019 in vereniging een container heeft gestolen door middel van een valse sleutel.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van de bij de verdachte in beslag genomen BQ telefoon.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde (verlengde) invoer van drugs. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat:
niet kan worden vastgesteld dat er cocaïne in de betreffende container zat. Er is niet daadwerkelijk cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. Daarnaast zijn er geen andere omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat er cocaïne in de container zat;
de verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de invoer van cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de container, terwijl deze wetenschap ook niet uit het dossier kan worden afgeleid.
4.1.2.
Beoordeling
Op 23 mei 2019 is namens het bedrijf [naam bedrijf 1] aangifte gedaan van de diefstal van container [containernummer] (hierna: de container). Deze container, een zogenaamde reefer container gevuld met avocado’s, zou op 15 mei 2019 door de vervoerder worden opgehaald vanaf de ECT Delta terminal in Rotterdam, maar bleek de voorgaande nacht al te zijn weggehaald door een andere vrachtwagen. Aan de hand van de
track and trace-gegevens werd de container op 15 mei 2019 getraceerd op een erf in Sleeuwijk. Op dit erf zijn meerdere personen aangehouden, waaronder de verdachte.
De verdachte wordt door het Openbaar Ministerie onder meer beschuldigd van de invoer van 150 kilo cocaïne die verstopt zou hebben gezeten in de betreffende container. In of bij de container zijn geen verdovende middelen aangetroffen. Voor een bewezenverklaring is dan ook allereerst van belang of de container cocaïne bevatte. Als dat het geval is, volgt de vraag of de verdachte ook wetenschap had daarvan en vervolgens ook opzet had op de (verlengde) invoer van die cocaïne. De rechtbank staat hierna bij deze vragen stil.
Kan worden vastgesteld dat de container cocaïne bevatte?
De in Sleeuwijk aangetroffen container was afkomstig uit Colombia in Zuid-Amerika. Het is een algemene ervaringsregel dat met uit Zuid-Amerika afkomstige containers cocaïne wordt ingevoerd via de haven van Rotterdam. Op 15 mei 2019 is op de plaats van het aantreffen van de container een drugshond ingezet. Deze vertoonde een positieve reactie bij de deuren van de container. Vervolgens is de container op 20 mei 2019 door drie andere drugshonden onderzocht. De honden sloegen aan bij de deur en de vloer van de container.
De container is daarna gescand. Beeldschermanalisten zagen een lichte afwijking in de bodem van de betreffende container. Uit onderzoek in de container is gebleken dat de container zich op een aantal onderdelen niet in een “normale” staat bevond. Het gaat om de volgende omstandigheden:
  • de vloer van de container was los;
  • aan weerzijden van de containervloer waren lasnaden zichtbaar;
  • deze lasnaden waren deels weggeslepen;
  • er was een laag kit aangebracht op de lasnaden;
  • deze laag kit was nog vochtig tijdens het onderzoek;
  • de ruimte onder de vloer bestond uit meerdere compartimenten;
  • deze compartimenten zijn normaal gesproken gevuld met isolatiemateriaal;
  • vier van die compartimenten waren opgevuld met purschuim;
  • het purschuim was vermoedelijk recent aangebracht.
Op het erf in Sleeuwijk zijn diverse goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een bodemplaat van een reefer container open te slijpen, omhoog te liften en weer terug te plaatsen (spanbanden, betonscharen en breekijzers en een lier). Verder werden onder meer haakse slijpers, slijpschrijven, pur montageschuim en tubes siliconenkit op het terrein aangetroffen.
De rechtbank concludeert op basis van voorgaande vaststellingen in onderling verband en
samenhang bezien dat de container cocaïne bevatte en dat deze cocaïne op het erf in Sleeuwijk is verwijderd uit de container. Gelet op de bevindingen van de politie gaat de rechtbank uit van een hoeveelheid van maximaal 150 kilo cocaïne.
Heeft verdachte wetenschap gehad van de cocaïne in de container en heeft hij opzet gehad op de verlengde invoer daarvan?
Nu de rechtbank van oordeel is dat zich in de container cocaïne bevond, is de vervolgvraag of de verdachte wetenschap had hiervan en of zijn opzet ook op de (verlengde) invoer gericht was. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden die uit de inhoud van de bewijsmiddelen en het verhandelde op de terechtzitting zijn gebleken. Deze feiten en omstandigheden hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de onderhavige vraag.
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft op of omstreeks 9 mei 2019 afgesproken met een Turkse man, genaamd [naam medeverdachte 1] (ook wel bekend onder diens bijnaam [bijnaam medeverdachte 1] ). [naam medeverdachte 1] vroeg de verdachte een transport te regelen dat op 15 mei 2019 zou plaatsvinden. Een dag later kreeg de verdachte een (versleutelde) BQ-telefoon van [naam medeverdachte 1] . De communicatie tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] liep vervolgens enkel via die versleutelde telefoon. Afgesproken werd dat de verdachte een vrachtwagen zou regelen, waarvan de huur door [naam medeverdachte 1] zou worden betaald. De verdachte zette vervolgens het huurcontract van de vrachtwagen op naam van [naam] .
De verdachte ontmoette [naam medeverdachte 1] daarna nogmaals, waarbij [naam medeverdachte 1] aan de verdachte vroeg of hij een chauffeur kon regelen. De verdachte zou hiervoor € 5.000,- of € 6.000,- krijgen en de chauffeur zou € 60.000,- krijgen voor de rit. De verdachte nam vervolgens contact op met medeverdachte [naam medeverdachte 2] om hem te vragen als chauffeur de vrachtwagen op te halen bij de haven. De verdachte belde kort voorafgaand aan 15 mei 2019 – de dag van het transport – een aantal keer naar [naam medeverdachte 2] . In opdracht van [naam medeverdachte 1] belde hij niet met zijn eigen telefoon.
De verdachte is op 14 mei 2019 met [naam medeverdachte 2] naar het vrachtwagenverhuurbedrijf gegaan. Het huurcontract is door [naam medeverdachte 2] ondertekend. Daarna sprak de verdachte nogmaals af met [naam medeverdachte 1] en ontving hij een envelop met geld bestemd voor de chauffeur en een transportorder.
Op 15 mei 2019 zette de verdachte [naam medeverdachte 2] af bij de gehuurde vrachtwagen. [naam medeverdachte 2] haalde op 15 mei 2019 de vrachtwagen op en maakte op verzoek van de verdachte een foto van de container met daarbij de tekst “hebbes”. De verdachte en [naam medeverdachte 2] stonden voortdurend met elkaar in contact. De verdachte stuurde daarbij berichten door aan [naam medeverdachte 2] die de verdachte van [naam medeverdachte 1] ontvangen had op zijn BQ-telefoon. De berichten hadden onder meer als inhoud:
hij staat er, top, zeg als die buiten is, mijn jongens zien hem dan(…)
Sleeuwijk, geen Spijkenisse(…)
chauffeur moet zo naar werk, laat hem rijden het is zo klaar(…)
deze bak netjes terug brengen als die slims is, is alleen in zijn nadeel als die te laat terug brengt want ze gaan die bal zoeken dan komt onderzoek(…)
beter nu want die bedrijf gaat melding maken da krijgt die probleem.
Laat hem ziek melden. Op 15 mei 2019 stuurde de verdachte een bericht aan [naam medeverdachte 2] met de tekst:
maak is foto. Op 15 mei 2019 stuurde [naam medeverdachte 2] , op verzoek van de verdachte, een filmpje naar de verdachte. Op dat filmpje is te zien dat de container wordt opgehaald van het ECT-terrein. Op een later filmpje is te zien dat de vrachtwagen van het ECT-terrein afrijdt.
De verdachte reed vervolgens achter [naam medeverdachte 2] aan naar het terrein in Sleeuwijk. De container werd afgekoppeld, waarna de verdachte achter [naam medeverdachte 2] aanreed naar Hardinxveld-Giesendam alwaar de trekker werd geparkeerd. De verdachte brengt [naam medeverdachte 2] vervolgens met de auto naar diens eigen vrachtwagen in Rotterdam.
[naam medeverdachte 1] berichtte de verdachte later die dag dat er iets niet goed is gegaan. De verdachte is vervolgens naar het terrein in Sleeuwijk gegaan alwaar een aantal personen de container aan het herladen was. De verdachte is kort na aankomst op het terrein aangehouden samen met vier andere verdachten, waaronder [naam medeverdachte 2] . In de betreffende trekker zijn twee ingevulde CMR’s (vrachtbrieven) voor de container aangetroffen met nagenoeg dezelfde gegevens. Alleen verschillen de daarin opgeschreven zegelnummers.
Beoordeling van de feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte van [naam medeverdachte 1] de opdracht heeft gekregen om het transport van de container vanuit de haven in Rotterdam naar elders te regelen. De verdachte wist voorafgaand aan het daadwerkelijke vervoer dat zowel hij als de chauffeur hiervoor een hoog geldbedrag zou krijgen. De verdachte heeft van zijn opdrachtgever vernomen dat de chauffeur een zeer riante vergoeding van € 60.000,00 zou krijgen. Na het verkrijgen van de opdracht heeft de verdachte:
een chauffeur geregeld,
een vrachtwagen gehuurd op de naam van iemand anders ( [naam] ) en dit huurcontract vervolgens laten ondertekenen door weer een ander persoon ( [naam medeverdachte 2] ),
aan [naam medeverdachte 2] een transportorder gegeven die hij van [naam medeverdachte 1] had gekregen,
op de dag van het transport, 15 mei 2019, [naam medeverdachte 2] in de vroege ochtend opgehaald en hem naar zijn vrachtwagen toegebracht,
continu in contact gestaan met [naam medeverdachte 2] en hem om foto’s en filmpjes verzocht van het ophalen van de container van het haventerrein,
zich tijdens het verplaatsen van de container voortdurend in nabijheid van die container bevonden door erachteraan te rijden,
een bericht via de versleutelde telefoon ontvangen dat de container naar een ander adres moest,
dit doorgegeven aan [naam medeverdachte 2] ,
berichten ontvangen dat de chauffeur hoe dan ook die container moest gaan ophalen omdat er iets mis was gegaan en
ervoor gezorgd dat [naam medeverdachte 2] de container ging ophalen.
De rechtbank acht het opmerkelijk dat de verdachte geen vragen heeft gesteld waarom hij een versleutelde telefoon kreeg waarmee hij moest communiceren met zijn opdrachtgever [naam medeverdachte 1] als het de container betrof. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke toestellen veelvuldig en in het bijzonder worden gebruikt in het criminele circuit om onderschepping van belastende informatie/berichten voor de opsporingsdiensten onmogelijk te maken. Een aannemelijke verklaring waarom hij in het bezit was van een dergelijk toestel is door de verdachte niet gegeven.
De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat er cocaïne in de container heeft gezeten. Van een transport met een hoeveelheid cocaïne en dus een transport met een grote waarde, moet over het algemeen worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt vervoerd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen met een zeer grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van een onwetende vervoerders en ontvangers.
Daarbij komt dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] na het parkeren van de trekker heeft gezegd dat het raar was dat de container afgekoppeld moest worden, omdat het normaal is dat als de deuren opengaan en de tassen er uit worden gehaald. Op de vraag wat er in die tassen zou zitten, antwoordde de verdachte: “Het zou iets met drugs te maken hebben. 100%.”
Verder is het algemeen bekend dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Zuid-Amerika naar Rotterdam te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet blijkt dat onder het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de cocaïne in de container en ook opzet heeft gehad op de verlengde invoer daarvan.
4.1.3.
Conclusie
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 mei 2019 te Rotterdam en Sleeuwijk, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. De rechtbank gaat daarbij uit van een substantiële hoeveelheid van maximaal 150 kilogram. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat de ruimte in de container geschikt was voor 150 kilo cocaïne en, gelet op de hoeveelheid betrokken personen en de inspanningen die zijn verricht om de cocaïne in te voeren in Nederland en vervolgens verder te vervoeren, is het volstrekt onaannemelijk dat de betrokkenen een veel lagere hoeveelheid zouden hebben vervoerd.
De invoer van harddrugs is een ernstig feit. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid, en ze zijn sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Zo is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten te relateren aan de behoefte aan verdovende middelen van gebruikers. Verder zijn veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit en datgene wat hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur hier passend is. Dit heeft enerzijds als doel vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het als doel anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten, zoals is verzocht door de verdediging.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf en maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen BQ X2 telefoon ( [beslagnummer 1] ) te onttrekken aan het verkeer. Daarnaast is gevorderd de Apple Iphone 10 ( [beslagnummer 2] ), de Apple Iphone 6 ( [beslagnummer 3] ) en de gsm zaktelefoon/GPS tracker Emerson ( [beslagnummer 4] ) terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen BQ X2 telefoon ( [beslagnummer 1] ) zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen Apple Iphone 10 ( [beslagnummer 2] ), de Apple Iphone 6 ( [beslagnummer 3] ) en de gsm zaktelefoon/GPS tracker Emerson ( [beslagnummer 4] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de BQ X2 telefoon ( [beslagnummer 1] );
- gelast de teruggave aan verdachte van: de Apple Iphone 10 ( [beslagnummer 2] ), de Apple Iphone 6 ( [beslagnummer 3] ) en de gsm zaktelefoon/GPS tracker Emerson ( [beslagnummer 4] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en E.M. Moerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2021.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 mei 2019 te Rotterdam en/of Sleeuwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 150 kilo, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Rotterdam en/of Sleeuwijk, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (handels)hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en) en/of ontmoetingen gehad met zijn mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van container [containernummer] en/of die cocaïne, en/of
- een trekker en/of een chassis gehuurd/laten huren en/of laten ophalen, en/of
- een papier met daarop het containernummer [containernummer] en de daarbij behorende (valselijk verkregen) pincode verstrekt, en/of
- met die trekker en/of dat chassis de container [containernummer] (geladen met avocado’s) met een (valselijk verkregen) pincode laten ophalen bij de ECT Delt Terminal, en/of
- zich begeven naar het adres [adres] te Sleeuwijk, en/of
- voornoemde container naar een terrein gelegen aan de [adres] in Sleeuwijk laten brengen en/of (vervolgens) het chassis met daarop die container aldaar achter een schuur afgekoppeld, en/of
- de avocado's uit die container aldaar (met een shovel) gelost, en/of
- ( vervolgens) de vloer van die container los geslepen en omhoog gelift (waarna die cocaïne uit de bodem van die container kon worden gehaald), en/of
- een of meer containerzegel(s) en/of gereedschap en/of purschuim en/of een shovel voorhanden gehad, en/of
- ( na het uithalen van die cocaïne) de bodem van die container opgevuld met purschuim en/of (vervolgens) de vloer van die container dicht gelast/gemaakt, en/of
- de lading avocado's weer (met die shovel) terug geplaatst in die container;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een container met nummer [containernummer] (inhoudende avocado's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (met avocado's) van de ECT Delta Terminal op te halen en/of weg te voeren.