In de zaak met parketnummer 10/751016-20 heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in het kader van het onderzoek Darwina. De verdachte werd beschuldigd van de (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken. De zaak draaide om een container die op 12 februari 2020 door de douane was gescand en waarin cocaïne werd aangetroffen. De verdachte was pas op 14 februari 2020 betrokken bij de container, toen deze al in beslag was genomen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet konden worden aangemerkt als invoer, omdat de cocaïne al in beslag was genomen. De verdediging verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat handelingen na inbeslagname niet meer kunnen strekken tot invoer of vervoer van verdovende middelen. De rechtbank volgde deze lijn en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne. De verdachte werd integraal vrijgesproken van het ten laste gelegde.