In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de invoer van 268 kilogram cocaïne, heeft de rechtbank Rotterdam op 3 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de (verlengde) invoer van cocaïne, omdat de rechtbank oordeelde dat de handelingen die de verdachte verrichtte, plaatsvonden nadat de cocaïne al door de douane in beslag was genomen. De zaak, die bekendstaat als het onderzoek Darwina, betrof een container die in Brazilië was geladen, in Marokko was overgeladen en uiteindelijk in Rotterdam was gelost. De douane had de container op 12 februari 2020 gescand en daarin cocaïne aangetroffen. De verdachte was op 14 februari 2020 in de loods aanwezig waar de container werd gelost, maar er was geen bewijs dat hij eerder betrokken was bij het transport van de container of dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank volgde deze eis niet. De verdediging had vrijspraak bepleit, verwijzend naar eerdere arresten van de Hoge Raad die stelden dat handelingen na inbeslagname van verdovende middelen niet meer kunnen strekken tot invoer of vervoer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het primair ten laste gelegde en sprak hem integraal vrij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist of had moeten weten dat er cocaïne in de container zat, en dat de verdachte slechts aanwezig was in de loods om een andere reden.