In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en Nautic Services & Consultancy B.V. [persoon A] was in dienst bij Nautic en werd op staande voet ontslagen na een periode van ziekte. Nautic stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege disfunctioneren van [persoon A]. [persoon A] betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht om een billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was en het ontslag niet onverwijld was gegeven. De kantonrechter kende [persoon A] een billijke vergoeding van € 7.500,- toe, evenals een transitievergoeding van € 2.484,- en een gefixeerde schadevergoeding van € 3.247,56. Daarnaast werd het relatiebeding vervallen verklaard per 1 december 2020. Nautic werd veroordeeld in de proceskosten.