In deze zaak heeft de vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs te Rotterdam (CVO) een ontbindingsverzoek ingediend tegen een docente, hierna aangeduid als [verweerster], die sinds 1 augustus 2013 in dienst is. De arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd en de docente is sinds 20 juli 2020 volledig arbeidsongeschikt. CVO heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gebaseerd op een verstoorde arbeidsverhouding, die volgens hen al sinds het schooljaar 2016/2017 bestaat. De kantonrechter heeft de procedure op 9 februari 2021 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. CVO heeft aangevoerd dat de verstoorde arbeidsverhouding en het frequent ziekteverzuim van [verweerster] de reden zijn voor het ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek afstuit op het opzegverbod tijdens ziekte, zoals vastgelegd in artikel 7:670 lid 1 BW. Dit verbod is bedoeld om werknemers te beschermen tegen ontslag tijdens ziekte, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat de omstandigheden van de zaak niet voldoen aan de uitzonderingen die in artikel 7:671b lid 6 BW zijn opgenomen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verstoorde arbeidsverhouding en de ziekmelding van [verweerster] met elkaar verband houden, waardoor het ontbindingsverzoek niet kan worden toegewezen. De kantonrechter heeft het verzoek van CVO afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure.