ECLI:NL:RBROT:2021:461

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
10/681048-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en diefstal in vereniging met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met een ander de aangever heeft mishandeld en diens fiets heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever heeft geslagen en geschopt, en dat hij samen met de medeverdachte de fiets van de aangever heeft weggenomen. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid vanwege een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 25 uur voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door Jeugdbescherming West en behandeling bij een GGZ-instelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van eerdere traumatische ervaringen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de mishandeling in vereniging en diefstal in vereniging vastgesteld. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een besloten zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681048-20
Datum uitspraak: 21 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Zwijndrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 7 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uur, met aftrek van voorarrest, zodat resteert een werkstraf van 72 uur, subsidiair 36 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich laat begeleiden door Jeugdbescherming West, een adequate dagbesteding heeft en zich onder behandeling van GGZ-instelling Boba laat stellen, in combinatie met MST/MDFT begeleiding.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 primair - vrijspraak
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de verklaring van de aangever en de ondersteunende verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte] ten aanzien van de 20 euro onvoldoende concreet en te wisselend zijn om daarvan uit te kunnen gaan. Zij heeft niet gezien dat er daadwerkelijk geld is afgegeven en zij heeft niet verklaard dat ze de verdachte om geld heeft horen vragen. Omdat de aangifte van de aangever omtrent de 20 euro zonder de verklaring van [naam medeverdachte] niet verder wordt ondersteund, acht de rechtbank dit niet bewezen en zal de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Feit 1 subsidiair - bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Feit 2 primair - bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet blijkt dat het geweld dat de verdachte en de medeverdachte hebben gebruikt gericht was op het verkrijgen van de fiets van de aangever. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat behalve uit de verklaring van de aangever niet uit het dossier blijkt dat zijn pet door de verdachte of diens medeverdachte is weggenomen. De verdachte zal ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 (impliciet) primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 (impliciet) primair ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 1.
hij op 06 juni 2020 te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een ander,
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- te slaan en
- te schoppen.
Feit 2 (impliciet) primair.
hij op 06 juni 2020 te Papendrecht tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een fiets, geheel toebehorende aan [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..subsidiair mishandeling, in vereniging gepleegd

2..(impliciet) primair diefstal, in vereniging gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een mishandeling, waarbij zij het slachtoffer hebben geschopt en geslagen. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte geen respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer laten zien. Bovendien is door de mishandeling een inbreuk op de rechtsorde gemaakt, omdat het feit op de openbare weg in een park is begaan en waar op dat moment dan ook meerdere mensen aan het wandelen waren en het voorval hebben zien gebeuren.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Deze fiets hebben zij na de bovenstaande mishandeling meegenomen en is uiteindelijk in een sloot terecht gekomen. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en de medeverdachte geen respect voor andermans eigendommen laten zien en hebben zij bij het slachtoffer hinder veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van de deskundige op de terechtzitting
GZ-psycholoog drs. [naam GZ-psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 september 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Toerekenbaarheid
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in de zin van een autismespectrumstoornis) en een ziekelijke stoornis (met name een posttraumatische stressstoornis). Omdat de verdachte ontkent het tenlastegelegde te hebben gepleegd, is het niet mogelijk om een antwoord te geven op de vraag of er een verband is tussen de persoonlijkheid van de verdachte en het feit waarvan hij wordt verdacht. Als de rechtbank het aandeel van de verdachte bewezen acht, dient bij de inschatting van de gedragskeuzes rekening te worden gehouden met de gebrekkige ontwikkeling en de ziekelijke stoornis. Het is denkbaar dat de gebrekkige ontwikkeling gezien het chronische karakter van de autistische stoornis en de ziekelijke stoornis hebben doorgewerkt bij de gedragskeuzes.
De beperkingen in de inschatting van het gedrag van anderen, de informatieverwerkingsproblemen en met name de fragmentarische waarneming (die de autismespectrumstoornis met zich meebrengt) en het ontbreken aan handelingsvaardigheden om zijn irritatie hierover op een geschikte wijze te kanaliseren, hebben de verdachte onvoldoende in staat gesteld om op een adequate wijze met de spanning die een langlopende conflict oproept om te gaan en hiernaar te handelen. Op het moment dat de situatie escaleert, spelen de herinneringen aan het (hem in januari 2020 overkomen) steekincident een rol bij de reactie hierop. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Risico- en beschermende factoren
Het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag wordt als matig beoordeeld (op een schaal van laag-matig-hoog).
Interventieadvies
Er wordt ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling geadviseerd een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd op te leggen, met als bijzondere voorwaarden voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering.
Er wordt aanbevolen om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte wordt aangemeld voor behandeling en begeleiding bij de Specialistische Geestelijke Gezondheidszorg (SGGz) door Boba (die biedt behandeling aan mensen met autisme en een normale of hoge intelligentie). Boba GGZ heeft een uitgebreid aanbod met onder andere systeemtherapie, cognitieve gedragstherapie, verschillende groepsbehandelingen en EMDR. Het is van belang dat ouders hierin worden betrokken, zodat ondersteuning in de gezinssituatie, systeembehandeling en psycho-educatie kan worden geboden. Indien bij deze behandeling blijkt dat een andere vorm van begeleiding geïndiceerd is, dient de verdachte zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in dezen te houden.
Verder wordt een taakstraf in de vorm van een werkstraf geadviseerd.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 oktober 2020. De rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een gemiddelde score op zijn dynamisch risico profiel, maar de Raad acht de kans op herhaling hoog. De belangrijkste domeinen waar hij progressie op kan maken is agressie, vrije tijd, vaardigheden en gezin.
De verdachte is een jongen in de puberleeftijd waar sinds een langere periode zorgen om zijn en die nu sterk af lijkt te glijden en te stagneren in zijn ontwikkeling. Zijn ouders hebben geen grip op zijn doen en laten, maken zich zorgen en zijn overbelast. Op school zijn de ontwikkelingen relatief positief, maar nog pril. Hierbij is het relevant dat de verdachte de onderliggende emoties betrokken bij het steekincident op 31 januari 2020 dat hij heeft meegemaakt verwerkt. De Raad ziet dat dit een enorme impact heeft gehad op de verdachte en het gezin. Hij dient zich weer veilig te leren voelen zonder het gebruik van geweld en zonder een mes bij zich te dragen. De Raad kan zich vinden in de bevindingen van de GZ-psycholoog en acht het noodzakelijk dat de verdachte zijn emoties en gedachtes omtrent het steekincident een plaats kan geven en dat hij hiervoor passende begeleiding krijgt. De Raad acht het van belang dat gespecialiseerde hulp een inschatting maakt in hoeverre zijn autisme op de voorgrond staat dan wel de problemen gerelateerd aan de post-traumatische stressstoornis (PTSS) of de onderlinge relaties in het gezin systeem. Op dit moment loopt de hulpverlening van Jeugdbescherming west in de vorm van jeugdreclassering. De verdachte werkt mee, maar heeft zijn schorsingsvoorwaarde, te weten het contactverbod met de medeverdachte, verbroken.
De Raad adviseert een onvoorwaardelijk taakstraf, in de vorm van een werkstraf op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- een adequate dagbesteding bijvoorbeeld met het volgen van onderwijs dan wel in de vorm van een werk-leren traject;
- verplicht zich onder behandeling in combinatie met MST/MDFT begeleiding van GGZ-instelling Boba of een soortgelijke instelling te stellen;
- zich gedurende door de gecertificeerde instelling te bepalen periode (die loopt tot maximaal einde proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling noodzakelijk acht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming west te Dordrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Mevrouw [naam persoon] van Jeugdbescherming west te Dordrechtheeft op de terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
De verdachte is aangemeld bij Boba, maar is daar afgewezen omdat zijn problematiek te zwaar zou zijn. Omdat wij van mening zijn dat Boba wel de juiste plek is voor de verdachte, gaan we het daar nogmaals proberen. De verdachte heeft de extra hulp nodig en daarom verzoek ik u in de voorwaarden naast Boba ook ‘een soortgelijke instelling’ op te nemen. Ik sta achter het advies van de Raad om een systeemtherapie aan de verdachte en zijn gezin op te leggen, maar omdat dit niet bij iedere instelling onder dezelfde naam wordt aangeboden en we niet weten waar de verdachte terecht gaat komen, verzoek ik u de systeemtherapie als aparte voorwaarde op te nemen, naast de behandeling bij Boba of een soortgelijke instelling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de GZ-psycholoog wordt gedragen door de bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde, acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van de hierna te noemen duur opleggen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de werkstraf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank is anders dan de verdediging niet van oordeel dat de verdachte een kleinere rol dan zijn medeverdachte heeft gespeeld en zal dit dan ook niet meenemen in het bepalen van de hoogte van de straf.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet gezien de blanco documentatie van de verdachte geen aanleiding om aan hem een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 (impliciet) primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
52 (tweeënvijftig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 26 (zesentwintig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf groot
25 (vijfentwintig) uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- een adequate dagbesteding heeft, bijvoorbeeld met het volgen van onderwijs dan wel in de vorm van een werk- en leertraject;
- zich onder behandeling van Boba GGZ of een soortgelijke instelling laat stellen;
- meewerkt aan systeemtherapie, indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.J. van den Herik en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht op de openbare weg, [plaats delict]
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- lokken van die [naam slachtoffer] naar de plaats van het delict en/of
- bij de keel pakken van die [naam slachtoffer] en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden: "heb je wat bij je? heb je wat bij?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- slaan en/of schoppen van die [naam slachtoffer] .
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- bij de keel te pakken en/of
- te slaan en/of
- te schoppen.
2.
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een pet en/of een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- lokken van die [naam slachtoffer] naar de plaats van het delict en/of
- bij de keel pakken van die [naam slachtoffer] en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden: "heb je wat bij je? heb je wat bij?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- slaan en/of schoppen van die [naam slachtoffer] .
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- bij de keel te pakken en/of
- te slaan en/of
- te schoppen.