ECLI:NL:RBROT:2021:460

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
10/681049-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en diefstal in vereniging met een ander

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die samen met een ander de aangever heeft mishandeld en diens fiets heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever heeft geslagen en geschopt, waarna de fiets van de aangever is weggenomen. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit deel. De rechtbank heeft echter het subsidiair ten laste gelegde, namelijk mishandeling in vereniging, en de diefstal van de fiets bewezen verklaard. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de mishandeling, maar heeft ontkend de fiets te hebben weggenomen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en de verklaring van de aangever geoordeeld dat de verdachte wel degelijk de fiets heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte een leerstraf van 35 uur en een werkstraf van 45 uur opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de straffen, waaronder begeleiding door jeugdreclassering en deelname aan een leerproject. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681049-20
Datum uitspraak: 21 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 7 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit de leerstraf TACt Plus van 35 uur, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 uur met aftrek van het voorarrest, zodat resteert een werkstraf van 22 uur, subsidiair 11 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte naar zijn dagbesteding gaat en meewerkt aan de begeleiding van een coach.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 primair - vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 1 subsidiair - bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Feit 2 primair - bewijswaardering
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat hij niet het opzet heeft gehad om de fiets weg te nemen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte de fiets van de aangever heeft gepakt en daarmee is weggefietst. De verdachte is alleen maar bij de verdachte achterop gesprongen. Dat levert geen nauwe en bewuste samenwerking op.
Beoordeling door de rechtbank
Anders dan door de verdachte is aangevoerd, blijkt uit de bewijsmiddelen dat het de verdachte is geweest die de fiets van de aangever heeft gepakt. De aangever verklaart dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] herkende en dat de andere jongen met de gezichtsbedekking hem niet bekend voor kwam. De aangever heeft gezien dat deze (andere) jongen zijn (aangevers) fiets pakte. Ook getuige [naam getuige 1] beschrijft in zijn verklaring dat de jongen met de gezichtsbedekking de fiets pakte. Getuige [naam getuige 2] verklaart dat de twee daders de fiets pakten en daarop wegreden. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat de verdachte, de jongen met de gezichtsbedekking, de fiets samen met medeverdachte heeft weggenomen. Dit is een gezamenlijke actie geweest en daarmee een gezamenlijke uitvoering van de diefstal. De nauwe en bewuste samenwerking volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat niet blijkt dat het geweld dat de verdachte en zijn medeverdachte hebben gebruikt, was gericht op het verkrijgen van de fiets van de aangever. De verdachte zal van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat behalve uit de verklaring van de aangever niet uit het dossier blijkt dat zijn pet door de verdachte of diens medeverdachte is weggenomen. De verdachte zal ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 (impliciet) primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 (impliciet) primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 1 subsidiair.
hij op 06 juni 2020 te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een ander
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- te slaan en
- te schoppen.
Feit 2 (impliciet) primair.
hij op 06 juni 2020 te Papendrecht tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een fiets,
geheel toebehorende aan [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..subsidiairmishandeling, in vereniging gepleegd

2..(impliciet) primairdiefstal, in vereniging gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering van de straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een mishandeling, waarbij zij het slachtoffer hebben geschopt en geslagen. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte geen respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer laten zien. Bovendien is door de mishandeling een inbreuk op de rechtsorde gemaakt, omdat het feit op de openbare weg in een park is begaan en waar op dat moment dan ook meerdere mensen aan het wandelen waren en het voorval hebben zien gebeuren.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Deze fiets hebben zij na de bovenstaande mishandeling meegenomen en is uiteindelijk in een sloot gegooid. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en de medeverdachte geen respect voor andermans eigendommen laten zien en hebben zij bij het slachtoffer hinder veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 december 2020 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Hiermee wordt niet ten nadele van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 september 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad heeft grote zorgen over domeinen attitude, vaardigheden, school en agressie. Op gebied van attitude lijkt de verdachte slechts deels zijn betrokkenheid bij het delict te erkennen. Daarnaast heeft hij weinig reflectief vermogen over zijn mogelijke rol in het delict en kan hij een agressieve recalcitrante houding hebben naar autoriteitsfiguren. Indien de verdachte een groter aandeel in het strafbare feit heeft dan hij aangeeft, vindt de Raad dit zorgelijk gelet op de gewetensontwikkeling van de verdachte. Daarnaast lijkt de verdachte over onvoldoende vaardigheden te beschikken om zijn agressie in toom te houden en zich afzijdig op te stellen tijdens een conflict.
De verdachte heeft het huidige schooljaar door gebrek aan inzet en negatief gedrag niet gehaald. Hij spijbelde niet maar haalde slechte cijfers en liet zich niet corrigeren door docenten (binnen en buiten de les). De verdachte heeft geen zinvolle vrije tijdsbesteding.
De Raad acht op basis van de huidige informatie toezicht en begeleiding van jeugdreclassering in een verplicht kader het meest passend voor de verdachte. Gezien de besproken zorgen lijkt jeugdreclassering het meest passend om de verdachte voldoende te kunnen ondersteunen. De Raad acht het van belang dat er een plan wordt opgesteld om de genoemde zorgen aan te pakken de verdachte te verplichten hieraan zijn medewerking te verlenen.
Daarnaast wordt een leerstraf geschikt bevonden voor de verdachte, gezien de hoge scores op agressie en de houding. Deze leerstraf ondersteunt hem om te werken aan zijn vaardigheden. Mogelijkerwijs kan de leerstraf (TACt PLUS) worden ingezet op gebied van impulscontrole, de persoonlijke en sociale vaardigheden van de verdachte. Om te voorkomen dat hij weer in aanraking komt met de politie, wordt het van belang geacht dat de verdachte zijn gedrag verandert en anders leert om te gaan met moeilijke situaties.
De Raad adviseert een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een leerstraf op te leggen, te weten de gedragsinterventie TACt PLUS en een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- naar een dagbesteding gaat (een werk- en leerplek vanuit school met een toekomstperspectief);
- meewerkt aan begeleiding van een coach die hem kan ondersteunen met een positieve schoolgang indien nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De heer [naam persoon] van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West te Dordrechtheeft op de terechtzitting verklaard zich aan te sluiten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten en de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering, zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit de leerstraf TACt Plus opleggen.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf bestaande uit een werkstraf van de hierna te noemen duur opleggen. Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen werkstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet gelet op de blanco documentatie van de verdachte geen aanleiding om aan hem een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 (impliciet) primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) uur, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject TACt Plus van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
37 (zevenendertig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 18 (achttien) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf groot
25 (vijfentwintig) uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- naar een dagbesteding gaat (zijnde een werk- en leerplek vanuit school met een toekomstperspectief);
- meewerkt aan begeleiding van een coach van Coachpoint, of soortgelijk.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.J. van den Herik en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht op de openbare weg, [plaats delict]
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- lokken van die [naam slachtoffer] naar de plaats van het delict en/of
- bij de keel pakken van die [naam slachtoffer] en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden: "heb je wat bij je? heb je wat bij?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- slaan en/of schoppen van die [naam slachtoffer] .
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- bij de keel te pakken en/of
- te slaan en/of
- te schoppen.
2.
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een pet en/of een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- lokken van die [naam slachtoffer] naar de plaats van het delict en/of
- bij de keel pakken van die [naam slachtoffer] en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden: "heb je wat bij je? heb je wat bij?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- slaan en/of schoppen van die [naam slachtoffer] .
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 juni 2020 te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- bij de keel te pakken en/of
- te slaan en/of
- te schoppen.