ECLI:NL:RBROT:2021:4226
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Bakker, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, dat de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2020 had vastgesteld op € 244.000,-. Eiseres betwist deze waarde en stelt dat de juiste waarde € 191.000,- bedraagt. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 28 april 2021 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de onroerende zaak moet worden vastgesteld op basis van de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiseres heeft aangevoerd dat de eigen aankoopprijs van de onroerende zaak, die in 2016 is gekocht, leidend zou moeten zijn voor de WOZ-waarde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze aankoopprijs niet bruikbaar is, omdat deze transactie te ver van de waardepeildatum ligt. De rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 235.000,-, omdat beide partijen hun voorgestelde waarden niet aannemelijk hebben gemaakt.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de WOZ-beschikking gewijzigd. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.598,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.