ECLI:NL:RBROT:2021:3984

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 mei 2021
Publicatiedatum
5 mei 2021
Zaaknummer
8536809 CV EXPL 20-16544
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 mei 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Infomedics B.V. en een gedaagde. Infomedics, vertegenwoordigd door Yards Deurwaardersdiensten BV, vorderde betaling van een bedrag van € 644,79, dat verband hield met zorgkosten, alsook vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L. van der Wijngaart, betwistte aanvankelijk de hoogte van de gevorderde hoofdsom, maar gaf later toestemming voor het overleggen van haar patiëntendossier, waaruit bleek dat zij meerdere keren bij de zorgverlener was geweest. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het bedrag van € 644,79 verschuldigd was, en wees ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 96,72 toe. De wettelijke rente over het verschuldigde bedrag werd eveneens toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat de kantonrechter oordeelde dat de zorgverlener eerder duidelijkheid had moeten geven over de facturering. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8536809 CV EXPL 20-16544
uitspraak: 2 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Infomedics B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten BV te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. van der Wijngaart te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Infomedics’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2020;
  • de akte uitlating aan de zijde van [gedaagde] van 12 november 2020;
  • de akte uitlating aan de zijde van Infomedics van 10 december 2020;
  • de rolbeslissing van 5 februari 2021;
  • de antwoord akte aan de zijde van [gedaagde] van 4 maart 2021.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Verwezen wordt naar hetgeen in het vonnis van 16 oktober 2020 is overwogen en beslist. Dit wordt hier als overgenomen beschouwd.
2.2
Dat [gedaagde] enig bedrag verschuldigd is aan Infomedics is het vonnis van 16 oktober 2020 reeds geoordeeld. Tussen partijen is nog in geschil de hoogte van de gevorderde hoofdsom. Om dit te kunnen vaststellen heeft Infomedics aangeboden het patiëntendossier in het geding te brengen zodat afgeleid kan worden welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en hoe deze zijn terug te lezen in de gedeclareerde factuur.
2.3
Bij vonnis van 16 oktober 2020 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om zich op de rolzitting van 12 november 2020 uit te laten over het wel of niet verstrekken van toestemming aan Infomedics voor het overleggen van haar patiëntendossier.
2.4
Bij akte van 12 november 2020 heeft [gedaagde] toestemming gegeven voor het overleggen van haar patiëntendossier aan de rechtbank, doch uitsluitend voor zover het gaat om gegevens met betrekking tot het onderhavige geschil.
2.5
Op de rolzitting van 10 december 2020 heeft Infomedics bij akte het patiëntendossier van [gedaagde] in het geding gebracht en gesteld dat de behandeling, zoals deze is gedeclareerd en in onderhavige vordering is gevorderd, is uitgevoerd. Indien [gedaagde] blijft volharden dat de behandeling nooit zou zijn uitgevoerd, biedt Infomedics uitdrukkelijk bewijs aan en verzoekt zij de rechtbank om een deskundige te benoemen.
2.6
In de antwoordakte van 4 maart 2021, na een gesprek met de zorgverlener, stelt [gedaagde] zich niet langer op het standpunt dat de vullingen niet correct zijn aangebracht. Ze is bereid de factuur van de zorgverlener uit de onderhavige procedure alsnog te voldoen en de originele nota zelf te declareren bij haar zorgverzekeraar, waar zij deze dan deels vergoed zou moeten krijgen. Wel beroept [gedaagde] zich op verrekening van een bedrag van € 66,73 met de hoofdsom uit deze procedure. [gedaagde] stelt dat zij in 2019 maar één keer bij de zorgverlener is geweest, waarbij direct de behandeling waar de factuur van € 644,79 betrekking op heeft, is uitgevoerd. Of dit op 19 juni 2019 of 4 juli 2019 was weet [gedaagde] niet meer precies. Doordat er nu extra kosten zijn gedeclareerd bij de zorgverzekeraar is er voor [gedaagde] minder ruimte op haar polis voor de kosten van de onderhavige factuur van € 644,79. Verder betwist [gedaagde] dat zij de overige kosten uit deze procedure verschuldigd is. Het kennelijke misverstand had ook zonder een gerechtelijke procedure kunnen worden opgelost.
2.7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, nu [gedaagde] de hoogte van de gevorderde hoofdsom niet langer betwist, een bedrag van € 644,79 in beginsel toewijsbaar is. Het beroep van [gedaagde] om dit bedrag met enig in rekening gebracht bedrag uit 2019 te verrekenen omdat zij slechts eenmaal in 2019 voor een behandeling bij de zorgverlener zou zijn geweest, wordt verworpen. Uit het patiëntendossier van [gedaagde] blijkt volgens de kantonrechter afdoende dat [gedaagde] zowel op 19 juni 2019 als op 4 juli 2019 een behandeling heeft gehad bij de zorgverlener zodat zij naast de gevorderde hoofdsom het eerder in rekening gebrachte bedrag eveneens verschuldigd is en terecht heeft voldaan. Terzake van de openstaande factuur uit de onderhavige procedure zal dan ook worden toegewezen € 644,79.
2.8
Infomedics maakt aanspraak op en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Infomedics, althans haar gemachtigde, heeft aan [gedaagde] een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Aangezien [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, wordt van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 96,72 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen.
2.9
De gevorderde wettelijke rente waaronder een bedrag van € 7,98 aan verschenen rente berekend tot 1 april 2020 wordt, als onbetwist en op de wet gegrond, toegewezen.
2.1
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, omdat aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat nu zorgverlener klaarblijkelijk de factuur van 19 juni 2019 wel rechtstreeks heeft gedeclareerd het voor haar niet duidelijk was waarom zij de hele factuur nu rechtstreeks moest betalen aan de zorgverlener. Het was aan Infomedics c.q. de zorgverlener om dit eerder dan in het kader van deze procedure toe te lichten.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 749,49, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 644,79 vanaf 1 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485