ECLI:NL:RBROT:2021:3873
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling van energiekosten wegens gebrek aan bewijs van overeenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een energieleverancier, aangeduid als [eiseres], en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 415,43, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, op grond van een door hen gestelde overeenkomst voor de levering van energie. De eiseres stelde dat de overeenkomst op 4 april 2019 tot stand was gekomen bij een vestiging van de Mediamarkt, waar [gedaagde] een digitaal aanmeldformulier had ingevuld. Echter, [gedaagde] betwistte de totstandkoming van de overeenkomst en stelde dat de handtekening op het contract niet van hem was. Hij beweerde nooit bij de Mediamarkt te zijn geweest en vermoedde dat het opgegeven e-mailadres van zijn ex-vrouw was.
De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om de overeenkomst te onderbouwen. De bewijslast lag bij de eiseres, maar zij had geen bewijsaanbod gedaan en de enkele stelling dat de handtekening van [gedaagde] afkomstig was, was onvoldoende. Ook de verwijzing naar betalingen en IBAN-nummers leidde niet tot de conclusie dat de eiseres het bestaan van de overeenkomst had bewezen. De kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was dat tussen partijen een overeenkomst tot stand was gekomen, waardoor de vordering van de eiseres werd afgewezen. Tevens werd [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil werden vastgesteld, aangezien hij in persoon procedeerde.