ECLI:NL:RBROT:2021:3813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/10/614423 / FA RK 21-1794
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met ernstige gedragsstoornissen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 maart 2021, wordt een zorgmachtiging verleend op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene die lijdt aan ernstige gedragsstoornissen en psychische problemen. De officier van justitie heeft op 4 maart 2021 een verzoekschrift ingediend, waarbij diverse medische en justitiële documenten zijn overgelegd ter onderbouwing van de noodzaak voor verplichte zorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2021 zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de advocaat van de betrokkene en een GGZ-agoog. De betrokkene zelf is niet verschenen, wat te wijten is aan zijn zorgmijdend gedrag en het feit dat hij op straat leeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met ernstige gedragsstoornissen en psychotische decompensaties door middelengebruik. Het gedrag van de betrokkene vormt een ernstig risico voor zijn eigen veiligheid en die van anderen. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden zijn voor vrijwillige zorg, gezien de zorgmijdende houding van de betrokkene. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het opnemen in een forensische accommodatie. De beslissing is genomen met inachtneming van de veiligheid van de betrokkene en de noodzaak voor behandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/614423 / FA RK 21-1794
Betrokkenenummer: [nummer]
Beschikking van 25 maart 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [land betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
Z.V.W.O.V.P.
verblijvende te Rotterdam ,
advocaat mr. I. Saey te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 4 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van
22 januari 2021;
  • de zorgkaart van 20 januari 2021;
  • het zorgplan van 20 januari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
19 maart 2021 in het gebouw van de rechtbank te Rotterdam.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene;
  • [naam GGZ-agoog] , GGZ-agoog, maatschappelijk werker en behandelaar van betrokkene, verbonden aan Antes;
  • [naam vader betrokkene] , de vader van betrokkene.
1.3.
Op 22 maart 2021 is een aanvullend verzoekschrift van de officier ingekomen.
1.4.
Betrokkene is niet verschenen. De advocaat van betrokkene verklaart dat betrokkene op straat leeft en erg zorgmijdend is. Hierdoor is betrokkene eerder ook niet verschenen (tijdens de mondelinge behandelingen van 9 september 2020 en 14 januari 2021), en valt niet te verwachten dat betrokkene wel zal verschijnen als de zaak wordt aangehouden. De GGZ-agoog sluit zich daarbij aan. De rechtbank besluit daarom om het verzoek buiten de aanwezigheid van betrokkene te behandelen.
1.5.
De officier is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten ernstige gedragsstoornissen en oordeels- en kritiekstoornissen. Daarnaast is er sprake van psychotische decompensaties onder invloed van middelen door een ernstige mate van cannabisgebruik.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is bekend met paranoïde wanen, betrekkingswanen en akoestische hallucinaties (stemmen en geluiden). Mogelijk is er sprake geweest van een psychotische decompensatie door ernstig middelengebruik. Vermoedelijk gebruikt betrokkene cannabis en andere middelen en is er sprake van
craving, maar betrokkene is hier vooralsnog niet open over geweest. Betrokkene is fysiek agressief geweest ter verkrijging van financiële middelen. Betrokkene heeft geen werk of dagbesteding en verkeert in financiële nood. Betrokkene is zijn woning kwijtgeraakt door achterstallige huurbetalingen, waardoor hij op straat leeft en soms bij zijn vader verblijft. Betrokkene heeft bij een vechtpartij in februari 2020 een dubbele kaakfractuur opgelopen, maar is hiervoor niet naar de controles in het ziekenhuis geweest. In mei 2020 heeft betrokkene na een overdosis een hartstilstand gekregen. Betrokkene is op de Intensive Care gereanimeerd en heeft daarna het ziekenhuis op blote voeten en zonder spullen verlaten. Tot op heden is het niet gelukt om betrokkene (al dan niet gedwongen) in zorg te krijgen.
Tijdens de mondelinge behandeling van 9 september 2020 is gebleken dat betrokkene naar onbekende bestemming was vertrokken en door zijn vader als vermist was opgegeven. De rechtbank heeft de zorgmachtiging toen voor de duur van één maand verleend. Betrokkene is één dag opgenomen geweest met deze machtiging; hij heeft de accommodatie tijdens toegekende vrijheden verlaten en de resterende looptijd van de machtiging in Spanje uitgezeten. Betrokkene is eind oktober 2020 naar Nederland teruggekeerd, maar heeft het contact met het behandelteam afgehouden en is vaak onvindbaar geweest. Hierop is een zorgmachtiging aangevraagd, die op 14 januari 2021 opnieuw voor de duur van één maand is verleend en voor het overige is aangehouden. Vervolgens is betrokkene opgenomen geweest, maar tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2021 is het aangehouden verzoek tot een zorgmachtiging afgewezen, omdat toen onvoldoende vaststond dat er sprake was van een psychische stoornis.
Inmiddels is de vader van betrokkene ten einde raad; hij doet wat hij kan om betrokkene te steunen, maar het gaat helemaal niet goed. Betrokkene is nu bijna drie jaar in zorg bij Antes, maar de behandelaar maakt zich grote zorgen. Het wordt noodzakelijk geacht dat betrokkene voor zorg en behandeling in een forensische accommodatie wordt opgenomen om te voorkomen dat hij vlucht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de zorgen om betrokkene zodanig groot zijn, dat er sprake is van ernstig nadeel.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, omdat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is bekend met zorgmijding en medicatie-ontrouw; hij is ook weleens uit de accommodatie gevlucht (naar het buitenland) en periodes onvindbaar geweest. Dit hangt samen met de ernst van de problematiek en onvoldoende ziektebesef en -inzicht.
Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. De behandelaar van betrokkene verklaart dat ook het onderzoek van de woon- en verblijfruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen nodig is, omdat betrokkene tijdens de vorige opname in de accommodatie drugs heeft gebruikt. De officier heeft deze vorm van verplichte zorg niet verzocht. De Hoge Raad heeft op 29 januari 2021 geoordeeld dat het de rechter op grond van artikel 23 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet vrijstaat om in de zorgmachtiging een vorm van verplichte zorg op te nemen die niet door de officier is verzocht. De rechtbank heeft daarom het verzoek op dit punt aangehouden en de officier na afloop van deze mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om deze vorm van verplichte zorg op te nemen in het verzoek. De officier heeft de rechtbank op 22 maart 2021 het met deze vorm van verplichte zorg aangevulde verzoekschrift doen toekomen. Omdat de aanvullend verzochte vorm van zorg al tijdens de mondelinge behandeling met de advocaat en de GGZ-agoog is besproken, zal de rechtbank – met instemming van hen beiden – zonder nadere mondelinge behandeling op het gewijzigde verzoek beslissen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles en andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van de psychische stoornis;
  • het opnemen in een accommodatie, zo lang het ernstig nadeel niet buiten de forensische accommodatie kan worden afgewend, en tijdens de opname ook:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten van betrokkene, alleen in het geval dat betrokkene een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving vormt;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene, alleen in het geval van insluiten;
- het onderzoek aan kleding of lichaam, alleen indien het bezit van contrabande wordt vermoed;
- het onderzoek van de woon- en verblijfsruimte van betrokkene op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, alleen indien het bezit van contrabande wordt vermoed;
- het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen, alleen indien het bezit van contrabande wordt vermoed.
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Dit ziet op het nakomen van de ambulante behandelafspraken en het onderhouden van contact met het ambulant behandelteam.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De advocaat verzoekt de zorgmachtiging te verlenen voor maximaal twee of drie maanden, omdat een maand te kort is om betrokkene te vinden en te behandelen en zes maanden te lang is voor een betrokkene die niet is gehoord. De behandelaar verzoekt de zorgmachtiging voor zes maanden te verlenen.
Omdat betrokkene niet is gehoord, zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de duur van twee maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 mei 2021.
Deze beschikking is op 25 maart 2021 gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.