ECLI:NL:RBROT:2021:3766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
10/750191-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het samen met anderen invoeren van cocaïne en bewijswaardering van wetenschap en opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen werd beschuldigd van het invoeren van 150 kilogram cocaïne in Nederland. De tenlastelegging omvatte ook voorbereidingshandelingen en diefstal van een container. De rechtbank heeft vastgesteld dat de container cocaïne bevatte en dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne en opzet had op de invoer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij onder andere de verklaringen van medeverdachten en de omstandigheden rondom de container zijn meegenomen. De rechtbank concludeert dat de verdachte betrokken was bij een georganiseerde drugshandel, wat een ernstige inbreuk op de samenleving vormt. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelt dat de ernst van het feit een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750191-19
Datum uitspraak: 21 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 14 tot en met 15 mei 2019 in vereniging 150 kilogram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. Als dat niet kan worden bewezen wordt hem verweten dat hij op 15 mei in vereniging voorbereidingshandelingen heeft verricht ten aanzien van die invoer. Als ook dat niet kan worden bewezen wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij op 15 mei 2019 in vereniging een container heeft gestolen door middel van een valse sleutel.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Ten eerste kan, met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2020, [1] niet worden vastgesteld dat in de betreffende container cocaïne heeft gezeten. Het enkele feit dat de narcoticahonden aansloegen op de container is daartoe onvoldoende. Dat het een feit van algemene bekendheid is dat er in de haven van Rotterdam cocaïne wordt gesmokkeld is ook niet voldoende om te kunnen concluderen dat er cocaïne in de container moet hebben gezeten.
Ten tweede kan op basis van het dossier – als er al cocaïne in de container zou hebben gezeten – niet worden vastgesteld dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. De verdachte had dan ook geen (voorwaardelijk) opzet op de invoer.
4.1.2.
Beoordeling
Op 23 mei 2019 is namens het bedrijf [naam bedrijf 1] aangifte gedaan van de diefstal van Container [containernummer] (hierna: de container). Deze container, een zogenaamde reefer container met avocado’s, zou op 15 mei 2019 worden opgehaald vanaf de ECT Delta terminal in Rotterdam, maar bleek de voorgaande nacht al te zijn weggehaald door een andere vrachtwagen. Op basis van de track en trace-gegevens van de container werd deze getraceerd op een erf in Sleeuwijk. Op dit erf zijn meerdere personen aangehouden, waaronder de verdachte.
De verdachte wordt door het Openbaar Ministerie onder meer beschuldigd van de invoer van 150 kilo cocaïne die verstopt zou hebben gezeten in de betreffende container. Voor een bewezenverklaring is allereerst van belang of de betreffende container cocaïne bevatte. Als dat het geval is, volgt de vraag of de verdachte ook wetenschap had daarvan en vervolgens ook opzet had op de (verlengde) invoer van die cocaïne. De rechtbank staat hierna bij deze vragen stil.
Kan worden vastgesteld dat de container cocaïne bevatte?
De in Sleeuwijk aangetroffen container was afkomstig uit Colombia in Zuid-Amerika. Het is een algemene ervaringsregel dat met uit Zuid-Amerika afkomstige containers cocaïne wordt ingevoerd via de haven van Rotterdam.
Op 15 mei 2019 is op de plaats van het aantreffen van de container een drugshond ingezet. Deze vertoonde een positieve reactie bij de deuren van de container. Vervolgens is de container op 20 mei 2019 door drie andere drugshonden onderzocht. De honden gaven een positieve melding bij de deur en de vloer van de container.
De container is daarna gescand. Beeldschermanalisten van de scan zagen een lichte afwijking in de bodem van de betreffende container. Verder is uit onderzoek in de container gebleken dat de container zich op een aantal onderdelen niet in een “normale” staat bevond. Het gaat om de volgende omstandigheden:
- de vloer van de container was los;
- aan weerzijde van de containervloer waren lasnaden zichtbaar;
- deze lasnaden waren deels weggeslepen;
- er was een laag kit aangebracht op de lasnaden;
- deze laag kit was nog vochtig tijdens het onderzoek;
- de ruimte onder de vloer bestond uit meerdere compartimenten;
- deze compartimenten zijn normaal gesproken gevuld met isolatiemateriaal;
- vier van die compartimenten waren opgevuld met purschuim;
- het purschuim was vermoedelijk recent aangebracht.
Op het erf in Sleeuwijk zijn diverse goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een bodemplaat van een reefer container open te slijpen, omhoog te liften en weer terug te plaatsen (spanbanden, betonscharen en breekijzers en een lier). Verder werden onder meer haakse slijpers, slijpschrijven, pur montageschuim en tubes siliconenkit op het terrein aangetroffen.
De rechtbank concludeert op basis van voorgaande vaststellingen in onderling verband en samenhang bezien dat de container cocaïne bevatte en dat deze cocaïne op het erf in Sleeuwijk is verwijderd uit de container. Gelet op de bevindingen van de politie gaat de rechtbank uit van een hoeveelheid van maximaal 150 kilo cocaïne.
Opmerking verdient dat de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan het door de raadsvrouw genoemde vonnis van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7501, afwijken van de voorliggende zaak. In die zaak ging het om uithalers die op het ECT-terrein waren aangetroffen. Een koppeling met een specifieke container kon in die zaak niet worden gelegd, terwijl direct of indirect bewijs ontbrak dat sprake was van cocaïne. Zoals hiervoor uiteen is gezet, is dat in deze zaak anders.
Heeft verdachte wetenschap gehad van de cocaïne in de container en heeft hij opzet gehad op de verlengde invoer daarvan?
Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op verzoek van [naam medeverdachte 2] (ook wel bekend onder diens bijnaam [bijnaam medeverdachte 2] ) het transport van een container zou regelen dat op 15 mei 2019 zou plaatsvinden. Voor dit transport was een chauffeur nodig en daarvoor heeft [naam medeverdachte 1] de verdachte benaderd. Zoals hiervoor besproken, stelt de rechtbank vast dat zich in de container cocaïne bevond. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte hiervan ook wetenschap had en dat zijn opzet op de (verlengde) invoer van de cocaïne was gericht. Hierbij is het volgende van belang:
- [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte voor zijn chauffeursdiensten een vergoeding van € 60.000,- zou krijgen. Dit is een zeer ongebruikelijke, hoge vergoeding voor het vervoeren van een container beladen met avocado’s.
- [naam medeverdachte 1] heeft een vrachtwagen gehuurd op naam van [naam] . De verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn de vrachtwagen op 14 mei 2019 gaan ophalen, waarbij het de verdachte is geweest die het huurcontract heeft ondertekend.
- Op diezelfde dag heeft de verdachte een transportorder en een envelop met geld ontvangen van [naam medeverdachte 1] .
- De verdachte is op 15 mei 2019 door [naam medeverdachte 1] afgezet bij de vrachtwagen. De verdachte is vervolgens naar ECT Delta terminal gereden en heeft de container opgehaald. Het kan niet anders dan dat dit met een vals verkregen pincode is gebeurd, nu de aangever [naam bedrijf 1] de pincode niet aan [naam medeverdachte 1] of de verdachte heeft verstrekt.
- De verdachte heeft in opdracht van [naam medeverdachte 1] het uithalen van de container gefilmd. Ook heeft de verdachte een foto gemaakt van de container, met daarbij de tekst “hebbes”. De verklaring van de verdachte dat hij dit naar [naam medeverdachte 1] stuurde omdat het [naam medeverdachte 1] ’s eerste transport was en [naam medeverdachte 1] erg enthousiast was en wilde zien hoe het er in de haven aan toeging, acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de foto van de container met daarbij de hiervoor genoemde tekst “hebbes”. Bovendien heeft [naam medeverdachte 1] verklaard dat hij van ‘de Turk’ een filmpje moest maken, dat hij dat niet kon doen met zijn telefoon en dat de verdachte daarom een filmpje moest maken. De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte op dit punt dan ook terzijde.
- Tijdens het transport kreeg de verdachte van [naam medeverdachte 1] te horen dat de container naar een ander adres moest worden vervoerd dan aanvankelijk het plan was. Vervolgens heeft de verdachte de container naar dit nieuwe adres in Sleeuwijk vervoerd en de container daar afgekoppeld. De container betrof een reefercontainer. Dit is een gekoelde container en die heeft dus stroom nodig om de bederfelijke waar te conserveren. Het is daarom opvallend dat de koelcontainer is afgekoppeld en van de stroom is afgesloten op een boerenerf zonder enige verder bedrijvigheid.
- [naam medeverdachte 1] was ook aanwezig nabij het terrein in Sleeuwijk. De verdachte heeft de trekker vervolgens naar een nabij gelegen terrein in Hardinxveld-Giesendam vervoerd en daar achtergelaten. De verdachte is vervolgens met [naam medeverdachte 1] meegereden naar Rotterdam. Vervolgens kreeg [naam medeverdachte 1] via ‘ [naam medeverdachte 2] / [bijnaam medeverdachte 2] ’ het bericht dat er iets was misgegaan; de container moest toch naar een andere locatie. [naam medeverdachte 1] stuurde daarbij berichten door aan de verdachte die hij van [naam medeverdachte 2] had ontvangen. De berichten hadden onder meer als inhoud:
hij staat er, top, zeg als die buiten is, mijn jongens zien hem dan(…)
Sleeuwijk, geen Spijkenisse(…)
chauffeur moet zo naar werk, laat hem rijden het is zo klaar(…)
deze bak netjes terug brengen als die slims is, is alleen in zijn nadeel als die te laat terug brengt want ze gaan die bal zoeken dan komt onderzoek(…)
beter nu want die bedrijf gaat melding maken dan krijgt die probleem.
Laat hem ziek melden. Uit het dossier blijkt dat de verdachte zich daadwerkelijk ziek heeft gemeld bij zijn werkgever omdat hij hoofdpijn had, maar hij laat zich vervolgens wel door [naam medeverdachte 1] afzetten bij de trekker en rijdt daarmee naar de container in Sleeuwijk om deze te gaan verplaatsen.
- De verdachte heeft tegenover [naam medeverdachte 1] verklaard dat “normaal gesproken de deuren open gaan en dat de tassen er dan uit worden gehaald”. Die tassen zouden volgens [naam medeverdachte 1] iets met drugs te maken hebben. De verdachte merkte dus op dat het een ongebruikelijke gang van zaken was.
- De oorspronkelijke zegel van de container is verbroken en op het terrein in Sleeuwijk vervangen door een andere zegel. In de cabine van de trekker zijn twee identieke vrachtbrieven aangetroffen. Slechts het daarop vermelde zegelnummer is anders. Een CMR (vrachtbrief) voor een container wordt door de chauffeur opgemaakt wanneer hij de container ophaalt bij de containerterminal. De CMR wordt bij aflevering bij de ontvanger van de goederen afgetekend door de ontvanger. Het is dus ongebruikelijk dat er twee CMR’s werden geschreven door de chauffeur voor dezelfde container. Wat ook ongebruikelijk is, is dat er een CMR werd gebruikt welke was voorbedrukt met de bedrijfsgegevens van het bedrijf VEPCO Transport BV. Dit bedrijf had niets met dit transport te maken. Het is ongebruikelijk dat de verdachte niemand voor ontvangst heeft laten tekenen op het moment dat hij de container in Sleeuwijk afkoppelde. Juist de verdachte, die al jaren werkzaam is vrachtwagenchauffeur, weet dat dit wel gebruikelijk is.
- De overdreven aandacht – bestaande uit bemoeienis van veel personen, veelvuldig contact, het maken van foto’s en filmpjes de continue aanwezigheid van [naam medeverdachte 1] op momenten dat het niet nodig was voor de container – is ongebruikelijk voor het transport van avocado’s.
- De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat er cocaïne in de container heeft gezeten. Van een transport met een hoeveelheid cocaïne en dus een transport met een grote waarde, moet over het algemeen worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt vervoerd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen met een zeer grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van onwetende vervoerders en ontvangers.
- Verder is het algemeen bekend dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, en daarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Zuid-Amerika naar Rotterdam te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet blijkt dat onder het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
De geschetste feiten en omstandigheden en de gevolgtrekkingen en conclusies die op grond daarvan zijn gemaakt, zijn met name ook in hun onderlinge samenhang en in het licht van de overige bewijsmiddelen redengevend voor het bewijs voor de wetenschap van de verdachte van de cocaïne in de container en het opzet van de verdachte op het verder vervoeren van die cocaïne.
4.1.3.
Voorwaardelijk verzoek [naam medeverdachte 1] als getuige te doen horen
De raadsvrouw heeft verzocht om [naam medeverdachte 1] als getuige te doen horen, indien zijn verklaring voor het bewijs wordt gebruikt. Zijn verklaring dat de verdachte € 60.000,- zou krijgen voor het ophalen van de container wordt betwist. Hij zou er € 500,- voor krijgen.
De rechtbank gebruikt twee tegenover de politie afgelegde verklaringen van [naam medeverdachte 1] voor het bewijs. Dit betekent dat de aan het verzoek verbonden voorwaarde is vervuld.
Medeverdachte [naam medeverdachte 1] is op verzoek van de verdediging gehoord door de rechter-commissaris. [naam medeverdachte 1] heeft zich toen op zijn verschoningsrecht beroepen en te kennen gegeven dat hij al verklaringen heeft afgelegd en geen nadere vragen zal beantwoorden. Ook heeft hij te kennen gegeven dat hij niet bereid is om als getuige ter zitting vragen te beantwoorden. De rechtbank ziet – gelet op de volharding van [naam medeverdachte 1] om geen vragen als getuige te beantwoorden – geen aanleiding om [naam medeverdachte 1] nogmaals door de rechter-commissaris te doen horen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] in belangrijke mate steun vindt in de overige gebruikte bewijsmiddelen, zodat niet kan worden gesproken van een bewezenverklaring die in beslissende mate (
sole or decisive) steunt op één getuigenverklaring.
De rechtbank concludeert dat van een schending van artikel 6, derde lid en onder d van het EVRM, geen sprake is. De rechtbank wijst het voorwaardelijk getuigenverzoek af.
4.1.4.
Conclusie
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 mei 2019 te Rotterdam en Sleeuwijk, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. De rechtbank gaat daarbij uit van een substantiële hoeveelheid van maximaal 150 kilogram. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat de ruimte in de container geschikt was voor 150 kilo cocaïne en, gelet op de hoeveelheid betrokken personen en de inspanningen die zijn verricht om de cocaïne in te voeren in Nederland en vervolgens verder te vervoeren, is het volstrekt onaannemelijk dat de betrokkenen een veel lagere hoeveelheid zouden hebben vervoerd.
De invoer van harddrugs is een ernstig feit. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en ze zijn sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Zo is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten te relateren aan de behoefte aan verdovende middelen van gebruikers. Verder zijn veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en datgene wat hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur hier passend is. Dit heeft enerzijds als doel vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het als doel anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf en maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld, € 740,- ( [beslagnummer 1] ), het in beslag genomen telefoontoestel Samsung S8 ( [beslagnummer 2] ) en de in beslag genomen GSM zaktelefoon Samsung S8 ( [beslagnummer 2] ) terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geld, € 740,- ( [beslagnummer 1] ), het in beslag genomen telefoontoestel Samsung S8 ( [beslagnummer 2] ) en de in beslag genomen GSM-zaktelefoon Samsung S8 ( [beslagnummer 2] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De rechtbank merkt daarbij op dat beide telefoons hetzelfde goednummer hebben en uit het dossier niet blijkt dat er twee Samsungs onder de verdachte in beslag zijn genomen. Waarschijnlijk staan de telefoons dan ook abusievelijk dubbel op de beslaglijst vermeld. Gelet op het standpunt van de officier van justitie, zal de rechtbank echter de teruggave van beide telefoons gelasten.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier jaar);
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: € 740,- ( [beslagnummer 1] ), telefoontoestel Samsung S8 ( [beslagnummer 2] ) en GSM zaktelefoon Samsung S8 ( [beslagnummer 2] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en E.M. Moerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2021.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 mei 2019 te Rotterdam en/of Sleeuwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 150 kilo, althans een (handels/hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Rotterdam en/of Sleeuwijk, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (handels)hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en) en/of ontmoetingen gehad met zijn mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van container [containernummer] en/of die cocaïne, en/of
- een trekker en/of een chassis gehuurd en/of opgehaald, en/of
- een papier met daarop het containernummer [containernummer] en de daarbij behorende (valselijk verkregen) pincode overhandigd gekregen, en/of
- 500 euro ontvangen, en/of
- met die trekker en/of dat chassis de container [containernummer] (geladen met avocado's) met een (valselijk verkregen) pincode opgehaald bij de ECT Delta Terminal, en/of
- voornoemde container naar een terrein gelegen aan de [adres] in Sleeuwijk gebracht en/of (vervolgens) het chassis met daarop die container op dat terrein achter een schuur afgekoppeld, en/of
- de avocado's uit die container aldaar (met een shovel) gelost en/of
laten lossen, en/of
- ( vervolgens) de vloer van die container los geslepen en omhoog gelift (waarna die cocaïne uit de bodem van die container kon worden gehaald), en/o
- een of meer containerzegel(s) en/of gereedschap en/of purschuim en/of een shovel voorhanden gehad, en/of
- ( na het uithalen van die cocaïne) de bodem van die container opgevuld met purschuim en/of (vervolgens) de vloer van die container dicht gelast/gemaakt, en/of
- de lading avocado's weer (met een shovel) terug geplaatst in die container;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een container met nummer [containernummer] (inhoudende avocado’s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 1] , in eik geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (met avocado's) van de ECT Delta Terminal op te halen en/of weg te voeren.