ECLI:NL:RBROT:2021:3626

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
C/10/611840 / JE RK 21-143 en C/10/613171 / JE RK 21-363
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en gedeeltelijke toewijzing van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing

Op 6 april 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie kinderen, geboren in 2013, 2017 en 2020. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin, terwijl het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de gehechtheidsrelatie tussen de kinderen en de moeder, die hen niet de veiligheid kan bieden die zij nodig hebben. De moeder heeft eerder toezeggingen gedaan die zij niet is nagekomen, wat heeft geleid tot wantrouwen en een moeizame samenwerking met de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen tot 18 oktober 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 juli 2021. Het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder is doorverwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/611840 / JE RK 21-143 en C/10/613171 / JE RK 21-363
datum uitspraak: 6 april 2021

beschikking

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2017 te [geboortedatum kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2020 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 februari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. M.A. van de Weerd, advocaat van de moeder, van 1 april 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 6 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. van de Weerd, voornoemd,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ,
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna: de GI, [naam 2] en [naam 3] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 februari 2021 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld tot 18 april 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 18 april 2021. Het overige verzochte is aangehouden.
De GI heeft zich bij brief van 10 februari 2021 bereid verklaard om de voogdij van de kinderen te aanvaarden.

De aangehouden verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/611840
De Raad heeft op 20 januari 2021 een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verzocht voor de duur van twaalf manden. Tevens is door de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van twaalf maanden. Hiervan resteert de periode tot 18 oktober 2021.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/613171
De Raad heeft op 11 februari 2021 het verzoek gewijzigd.
Primair wordt verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder over [naam kind 1] , [naam kind 2] en
[naam kind 3] te beëindigen en de GI tot voogdes te benoemen.
Subsidiair wordt verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot
uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg voor de
duur van twee maanden, ter overbrugging van de verweertermijn en met het oog op de nieuw
in te plannen zitting.
Meer subsidiair, indien een gezagsbeëindigende maatregel (nog) niet aan de orde is, wordt
verzocht om een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] voor de duur van
twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in
een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen hebben een onveilige gehechtheidsrelatie met de moeder opgebouwd. Zij zijn lange tijd verwaarloosd en in hun ontwikkeling bedreigd. De moeder kan de veiligheid die de kinderen nodig hebben niet bieden. Zo is zichtbaar dat [naam kind 2] de leefstijl die de moeder het gezin oplegt niet aankan. Zij heeft ernstig astmatische klachten die afnemen wanneer zij bij het pleeggezin verblijft. Ook wordt gezien dat [naam kind 1] ontspant binnen het pleeggezin. Er is geen goed contact tussen de moeder en de kinderen. Dit komt omdat de moeder toezeggingen doet die zij vervolgens niet nakomt. Er is geen zicht op de geestelijke gezondheid van de moeder en de samenwerking met de moeder verloopt moeizaam. De moeder stelt zich op alsof er sprake is van een strafrechtelijk onderzoek, feiten worden door haar betwist en er ontstaat veel discussie. De indruk bestaat dat de moeder niet in staat is om met behulp van intensieve hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing de situatie verbeteren. Hierom verzoekt de Raad primair het ouderlijk gezag van de moeder over de kinderen te beëindigen en de GI te benoemen tot voogd. Subsidiair wordt een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing van de kinderen verzocht.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad tot gezagsbeëindiging van de moeder ondersteund en daarbij het volgende aangegeven. De samenwerking met de moeder is de afgelopen vijf maanden zeer moeizaam verlopen. Op veel vragen heeft de GI geen antwoord gekregen. Zo had de GI toestemming nodig om de kinderen op een school in te schrijven. De toestemming van de moeder is een lange periode uitgebleven. Pas op het moment dat de GI het verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank had ingediend, heeft de moeder haar toestemming hiervoor verleend. Vooralsnog bestaat niet het vertrouwen dat de toestemming van de moeder blijft staan daar zij zeer wispelturig is. Ook ten aanzien van haar woonadres geeft de moeder geen duidelijkheid. Zij heeft woonadressen opgegeven waar zij in feite niet woonachtig is en heeft bijvoorbeeld een adres van één van haar juristen opgegeven als haar woonadres. De moeder heeft eerder aangegeven dat zij geen probleem heeft met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Op die manier zou zij aan zichzelf kunnen werken. Inmiddels neemt zij een ander standpunt in. Het is zorgelijk dat verhalen van de moeder steeds blijven verschillen. De GI heeft nog geen opvoed- of perspectiefbesluit kunnen nemen daar het nog niet duidelijk is of de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Eerst moet worden gekeken welke vervolgstappen de kinderen en de moeder nodig hebben voordat wordt overgegaan tot een verzoek tot gezagsbeëindiging. Het verzoek tot gezagsbeëindiging is nog niet aan de orde en daarom wordt door de moeder primair om afwijzing en subsidiair om behandeling door de meervoudige kamer van de rechtbank verzocht. Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing wordt primair verzocht om terugplaatsing van de kinderen bij de moeder, althans binnen een periode van uiterlijk drie maanden. Ten aanzien van [naam kind 3] en gelet op haar jonge leeftijd is het van belang zij zo snel mogelijk bij de moeder wordt teruggeplaatst. De moeder is open en zoekt aansluiting tijdens de bezoeken met de kinderen. De Raad en de GI zijn hierbij niet aanwezig geweest. Het is niet duidelijk hoe zij een beeld hebben geschetst over het verloop van de bezoekmomenten. De moeder wil graag met de GI en de Raad samenwerken, maar bij de moeder is ook een bepaald wantrouwen ontstaan. Op verzoek van de GI heeft de moeder een school geregeld voor de kinderen. Uiteindelijk is dit door de GI gesaboteerd. De vorige jeugdbeschermer heeft de deur dichtgehouden en de samenwerking met de moeder gestopt. Het is fijn dat de nieuwe jeugdbeschermer een positieve mail heeft gestuurd waarin wordt voorgesteld een plan te maken voor een nieuwe start, die nodig is. Inmiddels heeft de moeder een eigen woning in Dongen waar door de GI naar moet worden gekeken.

De beoordelingTen aanzien van zaaknummer C/10/611840

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] veel hebben meegemaakt. In de opvoedsituatie bij de moeder is er sprake geweest van weinig stabiliteit, verwaarlozing en er bestaan zorgen over de gehechtheidsrelatie van de kinderen met de moeder. De samenwerking tussen de GI en de moeder verloopt zeer moeizaam en vast staat dat er onderling sprake is van veel wantrouwen. Het is de afgelopen periode onvoldoende gelukt om hulpverlening voor de (aanwezige) problematiek in te zetten. Daarnaast bestaat er nog veel onduidelijkheid, zoals over de huisvesting van de moeder en over haar geestelijke gezondheid. De kinderen ontwikkelen zich in het pleeggezin positief en komen daar zichtbaar tot rust. Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen, maar zeker gelet op de leeftijd van [naam kind 3] , is het van belang dat het perspectief van de kinderen helder wordt. De partijen zijn het oneens over het toekomstperspectief van de kinderen en verschillen van mening over een aantal andere zaken die direct of indirect verband houden met dat toekomstperspectief. Inmiddels is de situatie dusdanig complex geworden, dat er aanleiding is voor verdere behandeling door de meervoudige kamer. Het verzoek van de Raad zal daarom deels worden doorverwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank op hierna te noemen zittingsdatum. Om die verwijzing mogelijk te maken, zal het verzoek deels, voor een beperkte periode tot 1 juli 2021, worden toegewezen. De beslissing op het verzoek voor het overige zal worden aangehouden. Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] nog noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Gelet op het feit dat er geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] als onweersproken worden verlengd tot 18 oktober 2021.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/613171
De kinderrechter concludeert dat het verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] zich niet leent voor een enkelvoudige zitting en zal om die reden worden aangehouden naar de meervoudige kamer op de hierna te noemen zittingsdatum.

De beslissingDe rechtbank:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] tot 18 oktober 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 juli 2021;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

houdt de verzoeken tot afgifte van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige verzochte en het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder aan en verwijst de behandeling daarvan naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, teneinde deze verzoeken gelijktijdig te doen behandelen op
18 mei 2021 te 09:00 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
bepaalt dat afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, mr. M.A. van de Weerd en de belanghebbende;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2021 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van F.G. Hermans als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.