In deze verzetprocedure heeft de rechtbank Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een zaak waarin [naam eiser] en [naam gedaagde] betrokken zijn. De zaak betreft een verzet tegen een eerder vonnis van 18 januari 2012, waarin [naam gedaagde] en zijn moeder hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [naam eiser]. [naam gedaagde] stelt dat hij niet op de hoogte was van het vonnis en dat het vonnis als verstekvonnis moet worden beschouwd, omdat hij niet in de procedure was verschenen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het vonnis een vonnis op tegenspraak is, omdat de moeder van [naam gedaagde] wel in de procedure was verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding en het herstelexploot op de juiste wijze zijn betekend aan de moeder van [naam gedaagde] en dat er geen reden is om af te wijken van de regel dat een vonnis op tegenspraak geldt voor alle gedaagden. Hierdoor is [naam gedaagde] niet ontvankelijk verklaard in zijn verzet. De rechtbank heeft [naam gedaagde] ook veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die zijn begroot op € 563,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.