3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) [eiseres] en [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) zijn tot 21 oktober 1986 met elkaar gehuwd geweest.
(ii) Credivance is de rechtsopvolgster van Fortis ASR Financieringen N.V. (hierna: Fortis), die op haar beurt de rechtsopvolgster is van AMEV Financieringen N.V. (hierna: AMEV).
(iii) Op 8 februari 2002 heeft AMEV een kredietovereenkomst gesloten met [betrokkene 1]. De overeengekomen kredietsom bedroeg € 31.765,--, te vermeerderen met € 8.326,-- aan kredietvergoeding, terug te betalen in 60 maandelijkse termijnen van € 668,19. Onder de overeenkomst staat ook de naam van [eiseres] vermeld en bij haar naam staat een handtekening.
(iv) AMEV heeft bij aan [betrokkene 1] gerichte brieven van 19 augustus 2002 en 30 september 2002 de kredietovereenkomst opgezegd en het openstaande bedrag van ruim € 37.000,-- gevorderd. Vervolgens is [betrokkene 1] bij brief van 24 maart 2003 nogmaals om betaling verzocht.
( v) Op 11 september 2006 zou de openstaande vordering € 19.628,62 bedragen.
(vi) Fortis heeft [eiseres] bij brief van 29 november 2006 aangeschreven en haar verzocht te betalen.
(vii) Bij brief van eveneens 29 november 2006 aan [betrokkene 1] heeft Fortis vermeld akkoord te gaan met het betalingsvoorstel van [betrokkene 1] (€ 600,-- per drie maanden). De brief is door [betrokkene 1] voor akkoord getekend.
(viii) Bij brieven van 10 januari 2007 en 19 juni 2007 heeft Fortis betalingsverzoeken aan [betrokkene 1] verzonden.
Op 13 juli 2007 heeft Fortis een “Aankondiging dagvaarding” aan [betrokkene 1] gestuurd.
(ix) Fortis heeft [eiseres] bij brief van 11 april 2008 aangeschreven en haar om betaling verzocht. [eiseres] is niet tot betaling overgegaan.
3.2.1Credivance vordert in deze procedure, voor zover in cassatie van belang, [betrokkene 1] en [eiseres] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 31.513,60, te vermeerderen met de contractuele rente van 10% per jaar over € 19.628,62 vanaf 4 april 2013. Aan deze vordering heeft Credivance ten grondslag gelegd dat zij voor € 31.765,-- een krediet aan [eiseres] en [betrokkene 1] heeft verstrekt, in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen, en dat [eiseres] en [betrokkene 1] daarmee in gebreke zijn gebleven.
3.2.2Vóór de aangezegde zittingsdatum heeft [betrokkene 1] een brief aan het kantongerecht gestuurd, waarin hij heeft gesteld, kort weergegeven, dat (i) [eiseres] geen partij is bij de kredietovereenkomst en [betrokkene 1], zonder dat [eiseres] daarvan wist, de lening is aangegaan en haar handtekening onder het contract met AMEV heeft vervalst, (ii) [betrokkene 1] geen contact meer heeft met [eiseres], (iii) [betrokkene 1] verder geen geld heeft en alles aan gokken is opgegaan,
(iv) [betrokkene 1] zal terugbetalen zodra hij weer een normaal leven leidt en geld heeft, en (v) [betrokkene 1] in Turkije verblijft en niet naar Nederland zal komen.
3.3.1De kantonrechter heeft de zaak bij tussenvonnis van 17 oktober 2013 naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door Credivance. In dit vonnis is vermeld dat [betrokkene 1] in persoon is verschenen.
3.3.2Bij eindvonnis van 28 november 2013 heeft de kantonrechter de vorderingen van Credivance toegewezen.
Het eindvonnis vermeldt dat “tegen gedaagde partij” verstek is verleend. Op 24 juni 2014 is het eindvonnis aan [eiseres] betekend, maar niet in persoon.
3.4.1[eiseres] heeft bij dagvaarding van 28 januari 2015 verzet gedaan tegen het vonnis van 28 november 2013.
Zij heeft primair aangevoerd dat de vordering van Credivance ten aanzien van haar is verjaard, en subsidiair dat zij geen overeenkomst met Credivance is aangegaan. Voorts heeft [eiseres] betwist dat ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst [betrokkene 1] haar partner was, zodat zij op die grond evenmin tot betaling kan worden aangesproken. De verzetdagvaarding bevat tevens een voorwaardelijke vordering in reconventie, waarin [eiseres] een verklaring voor recht vordert dat de bevoegdheid om de rentevordering tegen haar te incasseren op grond van
art. 3:324 BW is verjaard.
3.4.2De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 2 juli 2015 onder meer geoordeeld dat [eiseres] terecht het rechtsmiddel van verzet heeft aangewend (rov. 3.2).
In zijn tussenvonnis van 24 september 2015 heeft de kantonrechter onder meer geoordeeld dat [eiseres] ontvankelijk is in het door haar gedane verzet (rov. 2.12).
In zijn eindvonnis van 3 december 2015 heeft de kantonrechter het hiervoor in 3.3.2 genoemde vonnis van 28 november 2013 vernietigd en in conventie de vordering van Credivance jegens [eiseres] afgewezen, op de grond dat het (primaire) beroep van [eiseres] op verjaring slaagt. De kantonrechter is niet toegekomen aan de beoordeling van [eiseres]’s voorwaardelijke vordering in reconventie (rov. 2.6).
3.5.1Credivance heeft hoger beroep ingesteld van de hiervoor in 3.4.2 genoemde vonnissen van 2 juli, 24 september en 3 december 2015.
3.5.2Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, (i) de hiervoor in 3.5.1 genoemde vonnissen vernietigd, (ii) het hiervoor in 3.3.2 genoemde vonnis van 28 november 2013 bekrachtigd en verstaan dat dit vonnis op tegenspraak is gewezen, en (iii) het meer of anders gevorderde afgewezen. Daartoe heeft het hof het volgende overwogen:
“6.3. Credivance heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Credivance heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van Credivance.