Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft Direct Pay Services B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft de informatieverplichtingen in de contractuele en precontractuele fase, zoals vastgelegd in artikel 6:230m BW. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 december 2020, waarin de kantonrechter Direct Pay Services de gelegenheid bood om aan te tonen dat de gedaagde op de wettelijke bedenktermijn was gewezen en of voldaan was aan de informatieverplichtingen. Direct Pay Services heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid en heeft niet gereageerd op de oproepen van de kantonrechter in de daaropvolgende zittingen.
De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding van Direct Pay Services onvoldoende informatie bevatte om aan de eisen van artikel 21 Rv te voldoen en dat er een schending was van artikel 111 lid 2 sub d Rv. Ondanks dat Direct Pay Services als 'repeat player' bekend had moeten zijn met de vereisten voor consumentenovereenkomsten, heeft zij nagelaten om de ontbrekende informatie te verstrekken. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of de vordering gegrond was, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.
In de beslissing werd Direct Pay Services als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot, aangezien de gedaagde in persoon procedeerde. Het vonnis werd uitgesproken door mr. W.J.J. Wetzels op 26 februari 2021.